De aannemer door David Storey. V.I.n.r. Herman Coessens, Jef Demedts en Hugo Van den Berghe.
op stang te jagen. Tussendoor komt de brommerige baas kontrole uitoefenen, nemen de familieleden een kijkje en voeren ze een praatje met de arbeiders.
Zo verloopt het eerste deel. In de pauze - onzichtbaar en enkel met suggestieve muziek - viert men de bruiloft. En het tweede deel brengt ons de afbraak van de tent met opnieuw het komen en gaan van de aannemer en zijn gezinsleden.
Dat is alles. Geen ingewikkeld verhaal. Geen tragische gebeurtenissen. Geen ontknoping. Men lacht bij dit plezierig geharrewar en men kijkt naar het verloop dat zo uit het alledaags bestaan is gegrepen. Niettemin zit alles er in: het verdriet van vader en moeder, de teleurstellingen en ontmoedigingen in het arbeidersmilieu en in het familiaal leven, de pijnlijke spanningen tussen de arbeiders onderling, de kloof tussen werknemer en werkgever, de weemoed, de hang naar het verleden, de banaliteit van ons doordeweeks gedrag, de nutteloosheid van onze daden, de onmogelijkheid om innig met elkaar samen te leven, de eenzaamheid, het onbegrip in eenzelfde generatie en in eenzelfde stand en het onbegrip tegenover andere generaties en standen.
Meteen is duidelijk dat het stuk zich op allerlei vlakken beweegt en dat het tevens zowel realistisch als symbolisch geïnterpreteerd kan worden; een kombinatie die enigszins herinnert aan bepaalde werken van Ibsen, maar dan zonder de melodramatische effekten. Het stuk is sober en gaat nooit te ver.
J.-Pierre De Decker heeft dit stuk met fijngevoeligheid, vakmanschap en inzicht geregisseerd. Alles is goed uitgebalanceerd: een hele toer met een werk waarin daadwerkelijk gebouwd en afgebroken wordt, waarin de dialogen samenvallen met handelingen waarbij men improviseren kan. Soms deed deze regie aan de uitvoering van een orkeststuk denken. Elk instrument vervulde zijn funktie om bij te dragen tot een harmonisch geheel. De types waren raak en natuurlijk getekend. Alles vloeide volmaakt in elkaar en de achter- en ondergronden werden suggestief geschetst met stiltes, spanningen en sfeer. Soms eventjes té: een kenmerkend défaut de qualité.
Daarenboven werden de geestige taferelen en de voortdurend voelbare weemoedige onderlaag op een voortreffelijke wijze versmolten: zonder effektbejag en zonder één element speciaal te beklemtonen.
De vertolking was homogeen en dan is het steeds moeilijk en tevens onbillijk bepaalde prestaties afzonderlijk toe te lichten. Bovendien zou een aparte behandeling van de individuele verdiensten mij beslist te ver leiden.
Daarom beperk ik mij tot het noemen van de spelers, met dien verstande dat ik voor één akteur een uitzondering wil maken, nl. Jef Demedts die instond voor de uitbeelding van de titelrol. Hij is erin geslaagd aan deze figuur een onvergetelijke dimensie te geven, een vertolking, waarbij hij getuigde van soberheid, hoewel toch geladen en menselijk, zodat elk facet van de uitgebeelde persoonlijkheid ten volle tot zijn recht kwam.
Verder traden op: Arnold Willems, Herman Coessens, Hugo Van den Berghe, Jo De Meyere, Marc Willems, Els Magerman, Paul Codde, Herman Van der Meulen, Jo Delvaux, Alice De Craene en Suzanne Juchtmans. Ten slotte een woord over de vlotte vertaling van Frans Redant. Net zoals in Claus' Vrijdag werd er gekozen voor een Nederlands dat zo in de mond van de types lag: een mengeling van algemeen beschaafd en volkstaal die er veel toe bijdroeg om de indruk van echtheid en spontaneïteit te verstevigen.
Rik Lanckrock