| |
| |
| |
funkties van de televisie
jaap kruithof
Geboren in 1929 te Berchem (Antwerpen). Licentiaat geschiedenis, licentiaat wijsbegeerte en doktoraat wijsbegeerte, Rijksuniversiteit, Gent. Was van 1954 tot 1959 assistent aan de Rijksuniversiteit te Gent en is thans gewoon hoogleraar aan dezelfde universiteit. Publiceerde: Het uitgangspunt van Hegel's Ontologie (1958), De Zingever (1968), Eticologie (1973).
Adres:
Menegemlei 55, 2100 Deurne.
Klassiek onderscheidt men voor de televisie drie funkties: to inform, to educate en to entertain. Ik wil er twee funkties aan toevoegen die eveneens van groot belang zijn, namelijk het helpen oplossen van maatschappelijke problemen en het bevorderen van wat de participatorische demokratie genoemd wordt.
1. De eerste funktie heeft betrekking op het inwinnen en verspreiden van informatie. Deze informatie kan van politieke, sociale, artistieke, religieuze, enz. aard zijn. Het doel is bij de kijkers een adekwaat wereldbeeld te ontwikkelen.
In verband met de nieuwsproduktie in het journaal en de kommentaren, - de andere informatieve programma's laat ik bij gebrek aan tijd terzijde - wil ik negen kritische opmerkingen naar voren brengen:
a. er wordt zowel in de Nederlandse als in de Vlaamse televisie te weinig nieuws gegeven. In het journaal per dag niet meer dan een tien à twintig topics, terwijl we veilig mogen aannemen dat er op de planeet dagelijks zeker honderd belangrijke feiten zijn aan te geven. Daar dient de krant voor, zegt men, maar veel mensen lezen geen krant of alleen de koppen. De televisie selekteert veel te drastisch;
b. de selektie van het nieuws is waarde-geladen, partijdig. Vijf grote persagentschappen, U.P., A.P., Reuter, A.F.P. en Tass beheersen in onze wereld de nieuwsproduktie. Wij in Nederland en België worden overrompeld door wat de twee Amerikaanse agentschappen en Reuter ons bieden. Deze mastodonten verzamelen en interpreteren niet objektief, maar hebben bij hun werk een westerse bril op. De Amerikaanse socioloog Schramm, die in 1961 een onderzoek deed, beweert dat veel nieuws wordt verspreid over enkele
| |
| |
naties, terwijl er over andere landen weinig of niets gerapporteerd wordt. Brazilië hoort meer over gebeurtenissen in de U.S.A. dan over wat er in het buurland Argentinië gebeurt. 1961 is al dertien jaar geleden maar de macht van de grote nieuwsagentschappen is onaangetast gebleven;
c. in nieuwsuitzendingen wordt de nadruk gelegd op het uitzonderlijke. Het gewone wordt niet vermeld. Er is ook meer belangstelling voor het negatieve dan voor het positieve. Waarom eigenlijk? Ik beweer niet dat hiervoor geen verantwoording is te geven, wél dat een dergelijke verantwoording bijna nooit verstrekt wordt;
d. waarom ontbreekt in de Nederlandse en Vlaamse televisie elke poging om het journaal zo wetenschappelijk mogelijk te maken? Waarom vertelt men ons altijd allerlei over gebeurtenissen, weinig over situaties (konstellaties). Dat hoort in kommentaren, is het antwoord, maar zijn die dan wetenschappelijk verantwoord? In de meeste kommentaren gaat het over het onmiddellijke heden of recente verleden zonder de langdurende maatschappelijke processen te belichten. Verleden en toekomst blijven buiten schot. We worden weinig ingelicht over macro-sociale fenomenen, het micro-sociale krijgt de meeste aandacht. Wat groepen of massa's doen is blijkbaar minder vermeldenswaardig dan het optreden van individu X of Y (Kissinger was gisteren hier, vandaag daar). Ook de verhouding tussen oorzaken en gevolgen wordt vaak scheef getrokken: veel over de gevolgen, weinig over de oorzaken.
Och ja, zegt men, dat kan niet anders. De geschreven pers kan de abstrakte kern van een probleem overbrengen, de televisie niet. Met beelden kun je maar een beperkt inzicht doorgeven. Onzin. Televisie hoeft niet noodzakelijkerwijze impressionistisch en oppervlakkig te zijn, ze kan veel meer dan momenteel gedacht wordt.
e. Ik had het al over de waardegeladen nieuwsselektie op internationaal vlak, te wijten aan de machtspositie van enkele persagentschappen. Op nationaal vlak is er daarnaast ook een partijdige nieuwsbehandeling. Eerst iets over het Nederlandse journaal. Voor de buitenlander, die ik ben, zijn de vooroordelen misschien iets gemakkelijker te detekteren. Laat ik een aantal soorten feiten, waarover in het journaal weinig gesproken wordt, opsommen: wilde stakingen, aktiviteiten van ekstreem-linkse groepen, financiële schandalen, korruptie op binnenlands vlak, belastingontduiking, anti-parlementarisme, anti-Israëlische standpunten, anti-militarisme, kritiek op God, godsdienst, dynastie (dat mag alleen in een of andere onbenullige show). De nieuwsmanagers hebben grote eerbied voor het bestaande bestel: voor het parlement, de vakbonden, de regering, de kerken, enz. De repressieve tolerantie werkt gesmeerd: iedereen mag zijn mening kenbaar maken, maar het moet toch duidelijk blijven dat radikale opponenten altijd maar een heel klein groepje vormen.
f. In de Vlaamse televisie (B.R.T.) is de toestand nog erger. Braafheid en onderdanigheid blijven in mijn land geprezen waarden. Het is nog altijd zo dat parlementaire debatten niet uitgezonden mogen worden, omdat een socialistische kamervoorzitter dat niet wil. Op tal van andere punten schiet de berichtgeving te- | |
| |
kort. Over de bevrijdingsstrijd in de Portugese kolonies in Afrika heeft de Vlaamse televisie jarenlang nagenoeg niets gezegd. Na de aanslag te München mocht geen Palestijn op het scherm komen om dit optreden te justificeren. Over het grote financiële schandaal van de R.T.T. (regie van telegraaf en telefoon) werd heel weinig informatie verschaft. Zo kan ik doorgaan. In Vlaanderen is het televisienieuws in handen van leden van de Establishment, die eigenmachtig bepalen wat wél en wat niet uitgezonden wordt en geen tolerantie opbrengen voor radikale tegenstanders van het westers kapitalistisch regime. De aktieve linkse groepering Amada (alle macht aan de arbeiders), maoïstisch gericht, heeft bijna nooit de kans gekregen haar standpunten voor de kijker te verdedigen. Keiharde journalistiek bestaat niet. Als ministers geïnterviewd worden, horen ze allereerbiedigste en allervoorzichtigste vragen die ze naar believen al of niet beantwoorden.
g. Een belangrijk diskussiepunt op het gebied van de informatie is de verhouding tussen feit en kommentaar. In de liberale ideologie worden beiden scherp gescheiden. Er is één journaal met objektief vaststelbare belangrijke feiten en een waaier van interpretaties, die in de kommentaren geuit worden. Daaruit volgt dat er één journaal en meerdere kommentaren nodig zijn. Liberale ideologen zijn vaak geneigd de feiten als primordiaal te beschouwen (het journaal dus te vergoddelijken) terwijl de kommentaren als partijdig, subjektivistisch, irrationeel worden beschouwd. Feiten zijn dan wetenschappelijk terwijl interpretaties onwetenschappelijk, willekeurig zijn, dit betekent dat ze niet voor verdere redelijke argumentering en beoordeling vatbaar zijn.
Ik verwerp dit dualisme ten stelligste. Het journaal is niet objektief, maar bevat een waardegeladen keuze van feiten, die vaak op een niet objektieve wijze voorgesteld worden. Anderzijds is er in veel kommentaar-uitzendingen objektieve berichtgeving aanwezig. In plaats van het patroon ‘een feit met meerdere interpretaties’ wil ik het patroon ‘meerdere feiten met meerdere interpretaties’ verdedigen. Dit houdt in dat we het monopolie van de éne berichtgeving in de televisie moeten afbreken. Er moeten meerdere, van elkaar onafhankelijke nieuwsuitzendingen komen. Slechts via een pluralistische informatie kan enige objektiviteit bereikt worden.
h. Er is ook zinnige kritiek mogelijk op de organisatie van de berichtgeving in de Nederlandse en Vlaamse televisie. Een serieuze beleidsvisie, een idee of geheel van ideeën over wat men met de nieuwsvoorziening wil bereiken, waar men naar toe wil, ontbreekt. Hierover bestaan nauwelijks rapporten. We ploeteren maar wat verder, van de ene dag in de andere, impressionistisch en tevreden als er niet teveel protesten komen.
i. In de televisie-nieuwsdiensten van Nederland en Vlaanderen zijn de journalisten nauwelijks gespecialiseerd. Iedereen praat over alles zonder goede voorbereiding. De kijkers hebben het recht te luisteren naar sprekers die de onderwerpen, waarover zij spreken, grondig bestudeerd hebben en daardoor ook het inzicht hebben om op de ontvangen informatie kritisch te reageren. Hierbij aansluitend is het gerechtvaardigd te eisen dat in de nieuwsdiensten van de televisie serieuze dokumentatiediensten en archieven worden opgebouwd. Op dit terrein is het gepresteerde amateurswerk.
| |
| |
2. De tweede funktie is van edukatieve aard: de televisie moet de kijkers vormen, opleiden, opvoeden. In dit verband drie kritische opmerkingen:
a. in de Nederlandse en Vlaamse televisie is er nauwelijks sprake van georganiseerde pogingen om het kritische denken bij de kijker te ontwikkelen; de gezonde metode van de auto-kritiek wordt nergens systematisch toegepast; men zoekt niet naar eigen vooroordelen; mensen met een ongewoon onafhankelijk oordeel worden doorgaans niet tot de studio toegelaten;
b. opvoeden betekent menselijke strevingen, gevoelens en gedragingen kanaliseren en oriënteren. Dikwijls gebeurt dit op een bedekte, onrechtstreekse manier. Onze televisie werkt ideologisch, maar doet alsof ze neutraal, on-ideologisch is, tenminste in veel edukatieve uitzendingen. Er bestaan veel soorten verborgen ideologische beïnvloedingen. Het zou beter zijn wat openlijker te werken;
c. wat de sektor opleiding betreft, bestaat er geen georganiseerde, systematische reeks programma's om volwassenen om te scholen. Het onderwijs blijft ondergewaardeerd. Van een ‘university of the air’ is tot dusverre geen sprake.
3. De derde funktie van de televisie is het ‘entertainment’, het vermaak, de verstrooiing of rekreatie. Tot de programma's die aan deze behoefte tegemoet komen behoren de shows, de filmseries, de detektives, de tv-feuilletons, de sportuitzendingen, de spelletjes, enz.
Vooral in de Nederlandse televisie heeft het amusement een overheersende positie verworven. Er zijn veel personaliteiten en deskundigen die dit met allerlei argumenten proberen te rechtvaardigen. Men zegt dan dat verstrooiing voor onze vermoeide bevolking een absolute noodzaak is. Wist u niet dat we jachtig leven, erg hard werken en ontspanning dringend nodig hebben? Waar blijven we anders met onze zenuwen? Wie dit argument gebruikt, overdrijft in hoge mate. Er zijn natuurlijk veel arbeiders die aan de lopende band staan en blij zijn als de werktijd voorbij is, verre van mij hen geen ontspanning te gunnen. Ook bedienden, ambtenaren en zelfstandigen kunnen door de dagelijkse arbeid zo opgezweept worden dat hen 's avonds rekreatie gegeven moet worden. Dat is waar, maar dekt niet de totale sociale werkelijkheid. Er zijn ook tienduizenden Nederlanders en Vlamingen die een kortere werktijd hebben dan vroeger, tijdens de werkuren in de Engelse stijl veel thee of koffie drinken en, vaak zonder het zelf te beseffen, ook nogal wat onnodige praatjes weggeven. In het gebouw waar ik tewerkgesteld ben, zie ik dagelijks mensen praten, drinken, niksdoen, anderen vervelen, enz., terwijl ze het er allen over eens zijn dat het moderne werk de mens neurotisch maakt. Goed, over de neurose wil ik het hier niet hebben, maar de luiheid is evenmin verdwenen. Laten we niet chargeren: veel mensen beweren dat ze erg hard werken, maar verlullen een groot deel van hun tijd.
In het Westen komt er steeds meer vrije tijd, maar we blijven elkaar wijsmaken dat we te weinig ontspanning hebben. Vier uur niksdoen voor de televisie maakt ons dan nog doodmoe. Waarom zoveel vrije tijd? Laten we de planetaire verhoudingen niet uit het oog verliezen. De ene helft van de mensheid beweert wegens overspanning elke avond rekreatie nodig te heb- | |
| |
ben, terwijl de andere helft in veel moeilijker omstandigheden veel minder verstrooiing krijgt. Ik kan, als fundamentele anti-kapitalist, dit patroon niet goedkeuren en daarom met de luie westerling niet meevoelen. Wij liggen een maand per jaar aan zonovergoten stranden te niksen, terwijl anderen op de planeet verkommeren. Heeft onze behoefte aan amusement veel zin? Nee, we worden gemanipuleerd door een kapitalistische winstindustrie. Het argument van de vermaak-noodzakelijkheid is niet au serieux te nemen.
Sommigen brengen meer subtiele argumenten naar voren. Onze mensen hebben ontspanning nodig, omdat ze het recht hebben uit de dagelijkse realiteit te vluchten. Amusement is een middel tot escapisme uit de sociaal bepaalde eenzaamheid, uit de dagelijkse zorgen, de maatschappelijke dwangsituaties, de frustraties, enz. Lichte programma's zijn voor veel kijkers een vorm van sociale terapie.
Ook dit argument is onaanvaardbaar. Er bestaat zeker veel sociale ellende, isolering, vervreemding en vul zelf maar in, maar met luchtige amusementsuitzendingen worden deze frustraties niet opgelost. Integendeel. Als dergelijke verschijnselen ons werkelijk dwarszitten moeten we de kijker geen fopspeen geven, maar de oorzaken van deze kwalen aanpakken. In de V.S. heerst veel psychische ellende en het enige wat men ter verbetering aanbiedt zijn psychiaters op elke hoek van de straat. Volkomen ontoereikend, zoals elke insider weet. Waarom pakken we de oorzaken van de psychische verwarring - de korruptie, de uitbuiting, de manipulatie, enz. - niet aan?
Wat zijn de bestaande funkties van het tventertainment? Het gaat over georganiseerde en systematische pogingen om iets te bereiken.
a. Ten eerste is het doel van het ‘entertainment’ de kijker dom te maken of te houden. Natuurlijk zijn er de verantwoordelijken die roepen dat dit allerminst de bedoeling is, maar zij zijn ongeloofwaardig. Wie nuchter voor zijn toestel zit, moet toegeven dat Mies Bouman haar gasten op een flauwe, lieverige manier als kleuters behandelt.
Dat vooral de Nederlandse televisie via allerlei vormen van entertainment de kijker wil infantiliseren blijkt uit meerdere indikaties. Men produceert steeds meer spelletjes, repetitieve spelletjes, steeds dommere spelletjes om de kostbare tijd onnuttig te doden. Het spel moet onnozel zijn want elke inspanning is voor vermoeide, overspannen mensen teveel. Leve de onbenulligheid.
In veel spelprogramma's wordt het encyklopedisme hoog gewaardeerd. Kennen betekent feiten weten. De specialist geschiedenis wordt gevraagd of hij de geboortedatum van Karel de Kleine kan opgeven, aan de kandidaat deskundige op geografisch vlak wordt de lengte van de grootste bijrivier van de Maas gevraagd. Sommige producers en regisseurs van dergelijke programma's leven in de illusie dat ze ook edukatief verdienstelijk werk verrichten. Ze beseffen niet dat de rush naar feitenkennis het inzichtelijke denken aftakelt, hebben er blijkbaar nooit over nagedacht dat wat zij door hun vragen als wetenswaardig aanprijzen de moeite van het weten niet waard is. Er is in onze kultuur een fundamenteel konflikt tussen twee vormen van kognitieve ontwikkeling, het weten tegenover het kennen. De vertegenwoordigers van het weten, waartoe
| |
| |
veel televisiemensen behoren, denken dat ontwikkelde, geleerde, knappe mensen meer feiten in hun geheugen hebben opgestapeld dan de grijze, domme massa van onontwikkelden. Ik probeer, als voorstander van de ontwikkeling van het kennen, in mijn kolleges de studenten duidelijk te maken dat de kognitieve ontwikkeling meer gebaat is met inzicht - het detekteren van relaties en strukturen - dan met willekeurige feitenkennis, maar dat lukt me vaak niet. Geen wonder als andere lesgevers, gesteund door de massamedia, het verzamelen van ‘weetjes’, die de eerste beste kruidenier kan opzoeken, blijven aanprijzen.
Komt daar nog bij dat, weer meer in Nederland dan in België, de winnaar van een dom spelprogramma, overladen wordt met prijzen, Berend Boudewijn spant op dit vlak misschien de kroon. De eerste de beste zoon van een schoenlapper, die per ongeluk aan de quiz meedoet en boven wonder een grote feitenkennis blijkt te beschikken, gaat, in eigen ogen volkomen verdiend, na een uur inspanning met een halve nieuwe inboedel naar huis. Wie nog enig moreel besef heeft voelt de korruptie. Maar het kan in ons bestel rustig, zonder enig protest.
De infantiliseringsfunktie van het televisieentertainment blijkt niet alleen uit de spelprogramma's. Ook in tal van andere uitzendingen wordt de kijker ingeprent dat hij dom moet blijven: programma's met kwijlende zangers of zangeressen, stereotiepe liefdesfeuilletons, detektives met maksimaal-agressieve ontploffingen, enz. Dat veel kijkers dit slikken is een kwalijke zaak. Dat ook degenen, die televisie produceren, van de ongenaakbare direkteur tot de kleinste eksekutant, dit nemen is me een voortdurende bron van ongenoegen. Zien deze mensen niet dat ze de kijker afstompen?
b. Het ‘entertainment’ is meer dan een tijdverdrijf. Wie er urenlang naar kijkt wordt een bepaalde houding, attitude bijgebracht. Het leven is een spel, niets moet au serieux genomen worden. Wij, arme kijkers zijn niet betrokken bij het wereldgebeuren, wij kunnen de evenementen slechts passief ondergaan. Als de realiteit ongezellig is, zijn er maar twee uitwegen: ofwel probeer je haar te veranderen, ofwel tracht je te vluchten. De televisie adviseert het laatste. Leef elke avond vóór je toestel, buiten de rauwe werkelijkheid, onttrek je aan de ellende van het dagelijkse bestaan.
Er was een tijd dat godsdiensten de mens veel moois beloofden om het leven draaglijk te houden. Opium, zei Marx en hij had gelijk. Nu de godsdienst in verval is, heeft het tv-entertainment haar funktie overgenomen. Ondanks de vormelijke en inhoudelijke veranderingen blijft het opium. Onze wereld kan niet gehumaniseerd worden door tv-rekreatie. De gezellige avond thuis is een egocentrische tijdpassering. Waar blijven de pogingen om de planeet voor allen leefbaar te maken? Ook in zijn ontspanning is de Westerse mens egoïstisch en anti-humanitair.
c. Het entertainment is een wapen om de bestaande machtsverhoudingen te bevestigen en te bestendigen. Cohn-Bendit zei eens dat onze televisie een ontspannend spektakel is om de mensen af te leiden van de ongelijkheden en onrechtvaardigheden in het kapitalistisch bestel, en hij heeft gelijk. De ontspanning heeft een verdovende funktie, zij tracht de mensen tot rust te brengen door hen op te sluiten
| |
| |
in een schijnwereld. Het lukt dikwijls. De kijker wordt verpletterd maar blijft juichen. Hij doet mee aan de anti-demokratische persoonsvergelijking. Mies Bouwman, Willem Duys, Berend Boudewijn worden topfiguren. De meest gewaardeerde idolen zijn vaak de grootste leeghoofden. Ze zijn op een of ander gebied wel bekwaam (Mies is charmant, Willem kent iets van muziek, enz.), maar in ideologisch opzicht volkomen insignifikant.
4. De vierde funktie van de televisie bestaat erin hulp te bieden om belangrijke en dringende sociale problemen op te lossen. Hiertoe is nodig dat grondig wordt nagedacht over de fundamenteel maatschappelijke leemten en frikties en dat de resultaten van deze reflekties gesystematiseerd worden en omgezet in een op de praktijk gericht beleid. Het televisie-medium moet als instrument een bijdrage leveren om het sociale bewustzijn van de doorsnee-burger te aktiveren en te richten en de daaruit voortvloeiende akties te kanaliseren en te oriënteren.
Elke observator, leek of insider, kan konstateren dat in Nederland en België deze funktie nagenoeg volledig genegeerd wordt. Er is wel eens een uitzending ‘open het dorp’ geweest - met vrij veel effekt trouwens -, maar deze kommercieel opgezette uitzondering kan het gebrek aan sociale aktie niet goedmaken. Ook de praatjes van de ombudsman in Nederland, hoe goed bedoeld ook, kunnen het bestaande tekort aan tv-aktie in sociaalprogressieve zin niet opheffen. We leven in landen met konservatieve planners en uitvoerders die geen begin maken met het uitroeien van ontoelaatbare sociale onrechtvaardigheden. Het bestaande onrecht (belastingontduiking, werkloosheid, loonverschillen, mindere ontwikkelingskansen voor het arbeiders- en bediendenproletariaat, enz.) mag op een verloren ogenblik wel geopenbaard worden - we zijn toch voor de vrije meningsuiting? - maar daar blijft het bij. De televisie is tolerant, pluralistisch, vrijblijvend, niet geengageerd, voor het behoud van de geldende diskriminaties. Er is geen harde verontwaardiging, geen wil om met het anti-humane kapitalisme te breken.
5. Blijft de vijfde en belangrijkste funktie: de televisie moet de idee van de participatorische demokratie verspreiden en helpen realiseren. Dit betekent twee dingen:
a. Ten eerste moet zij alle pogingen tot uitbreiding van de demokratie in allerlei maatschappelijke sektoren stimuleren. De basis moet overal inspraak krijgen en haar opvattingen, desnoods tegen de wil van het establishment, kunnen realiseren. In onze samenleving komt de reële participatorische demokratiebeweging slechts langzaam op gang, denk aan de antiatoombommarsen, de konsumers-organisaties, de alternatieve aktiegroepen. De televisie moet deze akties ondersteunen, zij moet partij kiezen voor de belangen van de basis en ons elitair regiem bestrijden.
b. Ten tweede moet de participatorische demokratie binnen het televisiebestel zelf gerealiseerd worden. De massa of basis moet deelnemen aan de konceptie, planning en uitvoering van het beleid. Zoals elders moet ook in het tv-bedrijf de tendens naar elitisme, technokratie en burokratisering gebroken worden.
Onze televisie is in handen van mensen die zichzelf deskundig achten en de buitenstaanders als kijkvee behandelen.
| |
| |
Vreemden worden af en toe wel uitgenodigd mee te werken, maar dan gaat het meestal over mensen met hoge sociale posities. Daar komt nog bij dat deze medewerking aan een tv-programma veel te hoog betaald wordt.
In onze maatschappij, zowel de Nederlandse als de Vlaamse, krijgt de massa praktisch geen kans om op een aktieve wijze te participeren aan het televisiegebeuren. We kennen de argumenten die gebruikt worden om dit elitisme te justificeren. De massa kan geen televisie maken, ze is te dom; ze wil ook niets doen, want ze is lui en passief; ze mag niet meespelen omdat ze niks behoorlijks kan produceren. De cirkel is gesloten: de mensen, die de massa infantiliseren, beroepen zich op de effekten van deze politiek om hun infantilisering te justificeren.
Om mensen tot aktiviteit te brengen moeten drie voorwaarden vervuld zijn: a) ze moeten bewust gemaakt worden; b) bij de problemen betrokken worden; c) potent gemaakt worden, d.i. macht krijgen. Het eerste en het tweede worden hier en daar wel eens geprobeerd. Het derde evenwel niet, ook niet door de zich progressief wanende VPRO. Het belangrijkste is de macht. Alleen door macht over te dragen kunnen we het peil van de basis verhogen, kunnen we een echte inzet, interesse en kreativiteit wekken. Dit weten we o.a. uit de geschiedenis van de onderwijs- en opvoedingsstrijd van de laatste decennia (autoritarisme versus anti-autoritarisme) en uit de bedrijfspsychologie. Wat dit laatste betreft, is o.a. uit eksperimenten bij I.C.I. (International Chemical Industries te Gloucester) gebleken dat werknemers aktiever en kreatiever worden als ze meer macht krijgen.
Onze televisie, elitair van aard, houdt het bij de paternalistische kommunikatie- en interaktiefilosofie. De kritiek van de kijker wordt niet systematisch opgewekt (wat in een demokratisch bestel een absolute noodzaak is). Is er kritiek, dan wordt die niet systematisch ter korrektie gebruikt. En tenslotte het belangrijkste: de gewone man mag geen programma's maken. Te moeilijk en te lastig, beweren sommigen. Een reaktionair standpunt. Buitenstaanders kunnen veel meer dan we paternalistisch denken, als ze, zoals de deskundigen, mogen beschikken over de technische infrastruktuur. Een paar jaar geleden werd bij tv-debatten het publiek geïntroduceerd. Een stap vooruit. We moeten durven verdergaan en programma's delegeren aan de basis.
U kent onze paternalistische architektuur: deskundigen beslissen wat en hoe er gebouwd wordt, de bewoners moeten nemen wat zij uitgekiend hebben. Ik hoorde van projekten waarin groep I, bewoners van het eerste uur, bepalen hoe de bestaande kernwijk zal uitgebreid worden, waar bomen, parken, nieuwe woningen komen, hoe die parken en woningen er moeten uitzien, enz. Dat is een goede vorm van participatorische demokratie, die voor onze tv-beleidslieden als model zou kunnen fungeren.
Deze tekst is een bewerking van de inleiding die prof. Kruithof hield tijdens het symposion ‘Beeldbuisbeleving’, op 16 en 17 november 1973, georganiseerd door het Akademisch Genootschap te Eindhoven. De tekst van prof. Kruithof werd, evenals die van de andere sprekers op het symposion (prof. S.J. Doorman, Tom Pauka, drs. C. Baay en drs. P.M. Hendriksen) gepubliceerd in het kwartaaltijdschrift Massacommunicatie, jrg. 2, nr. 2 (redaktie-adres: Postbus 258, Nijmegen). |
|