ren eveneens van vreemde oorsprong. Er moeten zo ongeveer 30 à 35.000 vreemde kinderen zijn in de Brusselse scholen tegen ongeveer 20.000 Nederlandstalige op een totale schoolbevolking van 140.000, steeds voor kleuter- en lager onderwijs. Deze cijfers geven dus een zeer belangrijke stijging aan van de vreemde bevolking (+ 2%) en een even belangrijke daling van de ‘inlandse’ bevolking; toch zullen de konkrete gevolgen op onderwijsniveau slechts over enkele jaren merkbaar zijn. Desondanks staat het voor ons vast dat de lichte stijging in de Franstalige schoolbevolking van kleuter- en lager onderwijs - vastgesteld in een van onze vorige bijdragen - geheel en al te verklaren is enerzijds door de stijging van het aantal Franssprekende vreemdelingen in de Brusselse agglomeratie, en anderzijds door het feit dat de daling van de nataliteit van de doorsnee Belg teniet wordt gedaan door de hoge nataliteit bij vreemdelingen. De daling van het geboortecijfer in België heeft tot gevolg de lichte achteruitgang van het Nederlandstalig onderwijs: in de Franstalige sektor zou hetzelfde fenomeen zich moeten voordoen, maar daar wordt het verlies gekompenseerd door de enorme toeloop van vreemde kinderen. In sommige Brusselse scholen zitten niet minder dan 90% vreemde kinderen in de Franstalige afdelingen (Sint-Joost-ten-Node o.a.)! Dat stemt tot nadenken wanneer men de schoolbevolkingscijfers analyseert.
Het is dus zonder meer duidelijk dat politici, kultuurorganisaties, Vlamingen en Walen wel degelijk rekening dienen te houden met die heterogene struktuur van de Brusselse bevolking: een grondig sociologisch onderzoek hiernaar zou de ware draagwijdte van het fenomeen kunnen bepalen.
De taalwetten hebben in de laatste maanden ook heel wat stof doen opwaaien, vooral de wet op de taalpariteit in Brussel. Dit is toch wel verbazingwekkend, als men moet vaststellen, dat de Franstalige gemeenteadministraties tien jaar lang in het geheel geen aandacht hebben geschonken aan een wet waarvan de praktische uitvoering niet de minste praktische moeilijkheden meebracht! De Nederlandstaligen - politici, en ook wij - slagen er dan nog in om niet of op een zeer flauwe wijze te reageren voor een zaak in de hoofdstad van het land, waarbij we eigenlijk niets anders moeten vragen dan de uitvoering van een wet! Onze Fransgezinde spitsbroeders leggen het anders aan: het dekreet van september over de eentaligheid in het bedrijfsleven - laat het ons zo noemen - is nauwelijks aangenomen, of een wijds opgevatte anti-Vlaamse kampagne komt bijzonder snel van de grond! Wat een tegenstelling...
Ondertussen blijft de voor de Vlaamse Brusselaars ondraaglijke toestand in de gemeenteadministratie en in de C.O.O.-ziekenhuizen maar bestaan... onze regeerders reageren amper! Is dat niet de spot drijven met de wet en met de politieke en morele waarde ervan? Is, in dezelfde zin, de hetze van de Brusselse Franstalige pers over het septemberdekreet niet een slag in het gezicht van onze Vlaamse parlementsleden? Neem daarbij het feit dat de kampagne een sterke weerklank vond - wat trouwens de bedoeling was van de Franstalige pers - ver over de grenzen, en men merkt meteen dat men in feite gepoogd heeft de hele Nederlandstalige kultuur en haar politieke instellingen, haar sociale achtergronden in een totaal negatief licht te plaatsen op internationaal gebied.
Onze persoonlijke mening is dat de schuld voor deze voor de Vlaamse gemeenschap toch nadelige kampagne in feite bij de Vlamingen zelf ligt, en speciaal bij onze Vlaamse politici en bij de Nederlandstalige pers. Nadat door het Kultuurparlement de eerste dekreten immers werden aangenomen omtrent vlag en Vlaamse Leeuw - belangrijk maar niet fundamenteel - was het septemberdekreet het allereerste dekreet van groot belang voor de Vlaamse gemeenschap. Het was de bevestiging van de wezenlijke sociale achtergrond van de Vlaamse Beweging en tevens de allereerste grote en verdragende illustratie van de Vlaamse kultuurautonomie. Om deze en nog andere redenen was het septemberdekreet van groot kultureel, politiek, sociaal en historisch belang... Maar wat heeft onze Nederlandstalige pers aan informatie gebracht over het dekreet? Bitter weinig! Was het op dat ogenblik ook niet gepast geweest dat wij door de BRT radio of TV de stem hoorden en het gelaat ontdekten van de voorzitter van ons Kultuurparlement om in een mededeling inlichtingen te horen over het eerste dekreet, de allereerste wet die de Vlaamse politici voor hun eigen volk hadden aangenomen.
Niets van dat alles: weinig informatie in de pers; wij kregen het strikt minimum met het fatale gevolg dat de massa - zowel in Brussel als in Vlaanderen en Wallonië - niet op de hoogte was van de werkelijke draagwijdte van het dekreet. Wij wisten dat er iets gebeurd was, maar niet wat het precies inhield.
Van deze totale of bijna totale