lies van D'66 woog de winst van de PPR op. De netto-winst bestond uit de vier ekstra-zetels van de PvdA.
- Uit de uitslag valt verder een zeker fragmentatie af te lezen. Het aantal partijen blijft groot en de gemiddelde grootte neemt af. Slechts één partij heeft meer dan 40 zetels, twee partijen zitten in de groep 20 à 30 zetels, een partij zit tussen de 10 à 20 zetels en de rest (tien partijen) hebben minder dan tien zetels.
- De partijen die het dichtst bij het centrum staan, waren vrijwel allemaal verliezers (KVP, CHU, DS'70, D'66), maar het beeld was rommelig gebleven. Evenals in 1971 illustreerden ook deze verkiezingen vooral de overgangssituatie.
- De verkiezingen leverden geen bijdrage tot de regeringsvorming.
•
De vijf maanden durende kabinetsformatie hoeft hier niet in ekstenso te worden weergegeven. Achteraf bezien kwam het vooral neer op een zeer langdurig touwtrekken onder leiding van een heel rijtje informateurs en formateurs. De voornaamste faktoren in het spel waren:
1. De weigering van vooral de KVP om nog langer met de VVD in zee te gaan. Wiegel had een zeer felle verkiezingskampagne gevoerd, waarin hij de linkervleugel van de KVP nogal fors op de tenen trapte. Na de verkiezingen was binnen de KVP de afkeer van de VVD groter dan die van de PvdA.
2. De geringe samenhang tussen de konfessionele drie. Ze lieten zich met niet al te veel moeite uit elkaar spelen, zodat tenslotte de KVP en de ARP in het kabinet belandden en de CHU er buiten.
3. De weigering van de konfessionelen
Mr. F. Andriessen, fraktieleider van de KVP (foto Vincent Mentzel).
om een minderheidskabinet van de progressieve drie een kans te geven.
4. De eensgezindheid van de progressieve drie, die tot zeer ver in de formatie weigerden koncessies te doen. Ze hielden zich bijna aan hun voornemen om na de verkiezingen niet te onderhandelen.
Daar komen dan nog een paar kleine faktoren bij, zoals het tussentijds aftreden van Biesheuvel als politiek leider van de ARP waardoor Den Uyl op een makkelijke manier van zijn voornaamste tegenspeler afkwam. (Ingevolge grondwettelijk voorschrift kon Biesheuvel drie maanden na de verkiezingen zijn funktie als kamerlid/fraktievoorzitter van de ARP niet meer