heeft de auteur gedwongen de grote krachtlijnen te zoeken en het essentiële van het meer bijkomstige te scheiden. Het is dan ook belangrijk Manu Ruys' vizie op de Vlaamse Beweging en haar toekomst te kennen. Bescheiden intellektuelen zijn erin geslaagd de Vlamingen weer een besef van eigen waarde te schenken. Onze tijd die zich van de 19e eeuw onderscheidt door een zo veel meer omvattende overheidszorg, is biezonder gunstig voor het behoud van die eigen waarde. Het grote moment in de geschiedenis van die heropstanding is de staatshervorming van 1971. Vlaanderen heeft daarmee zijn rechtmatige plaats in België ingenomen.
Ik had er bijna aan toegevoegd: en nu zijn alle grote problemen opgelost. Nee, zo uitdrukkelijk zegt M. Ruys het wel niet. Maar dat is het toch wat als essentieel moet nablijven bij elke lezer, zowel hij die zich liet inpalmen door, als hij die zich stekelig ging opstellen tegen, een soort vaagheid en lyrisch optimisme waarmee hij wordt nagewuifd.
Van een goed historikus wordt ook verwacht dat hij een goed stilist is, maar niet een dichter. Ruys' liefde voor het fraaie woord en zijn neiging om romantisch terug te blikken, vormen een eerste zwakke plek van dit boek. Inhoud en titel van het hoofdstuk ‘Tien eeuwen roem en deernis’, puilen uit van romantiek. Als datzelfde hoofdstuk begint met ‘Vlaanderen is geboren in de zilte baaierd van de middeleeuwen. Duizend jaar geleden’, als je enkele regels verder over de vroege M.E. te lezen krijgt: ‘Er werd gevochten en vrede gesloten, gefeest en getrouwd’ (p. 15) en twee bladzijden verder: ‘Zij stapelden steen op steen, ter ere van God, en ontwierpen zuivere kerken, onsterflijk in hun naakte schoonheid... De vrouwen baarden vele kinderen en hielden er genoeg’, dan heb je weinig zin om veel meer te vernemen over ‘dit oude, levenskrachtige en bewonderde volk’.
Mijn tweede bezwaar houdt ook verband met wat vooraf gaat, maar niet uitsluitend. De jongeren zullen zich niet danig aangetrokken voelen door de materie van dit boek, ook al schrijft Ruys de verdere hoofdstukken in een wat zakelijker stijl. Ze kunnen zeker niet geïmponeerd zijn door het dwingend karakter van de problematiek die vooral taalkundig is voorgesteld. Ik vermoed dat de jeugd de problematiek van de Vlaamse Beweging in cijfers uitgedrukt had willen zien, duidelijker het verband had willen onderkennen tussen kulturele en sociale en ekonomische ontvoogding en best de situering van de Vlaamse Beweging in Europees verband had geappreciëerd.
Is dit boek niet op de eerste plaats afgestemd op een ouder publiek dat al door een respektabel aantal publikaties vertrouwd is met de geschiedenis van de Vlaamse Beweging en hier uitgenodigd wordt om te rusten en definitief te rusten bij de staatshervorming van 1971? Luidt Ruys laatste zin niet ‘De Vlamingen beginnen een nieuw bestaan’?
Verre van mij het belang van de afgelegde weg te minimaliseren, maar ik ben zo vrij enerzijds het optimisme van M. Ruys niet te delen, anderzijds het te betreuren dat hij geen aanwijzingen geeft voor het verzetten van de bakens in de Vlaamse Beweging.
Over de staatshervorming van 1971 lopen de meningen uiteen, maar gaan met de dag meer in de negatieve richting: federalisten vrezen en unitaristen hopen dat er weinig veranderd is. Nog in de Courrier de Belgique (wekelijks bijvoegsel van Le Monde) van 24 augustus 1972, heeft Luc Aubry (ps. voor een Libre Belgique-redakteur) de aandacht gevestigd op twee werken over de grondwetsherziening (van Pierre Wigny en Paul de Stexhe) die dezelfde negatieve konkluzies bevatten.
Is de Vlaamse Beweging erin geslaagd ‘het besef van eigen waarde terug te schenken’ (p. 210) en nadert de Vlaamse Beweging haar voltooling (p. 212)? Ik geloof dat dit waar is voor een minderheid die gedeeltelijk tot de elite is gaan behoren, en waarvan men zich mag afvragen, zoals van elke elite, of zij enig besef heeft van wat leeft bij de anderen, van de kwaliteit van hun bestaan, van hun aspiraties. In een recent Belgiënummer van het tijdschrift Civis Mundi heeft Prof. W. Dewachter de elitaire teorie toegepast op de Belgische toestanden en de rol ontleed van een tipisch Belgische elitaire consensus die de bestaande machtsposities konsolideert. Die Vlaamse elite, voor wie de problemen al altijd makkelijker opgelost waren, zal wel moeilijk aan de neiging weerstaan zelf de ‘elitaire consensus’ te versterken en zelfs de Vlaamse Beweging erop af te stemmen. Tipisch is dat Dewachter van de Vlaamse Beweging zegt dat ze ‘sinds 1840... met ups en downs een politieke vuist heeft trachten te maken’. Wat een vuist zou moeten zijn, dreigt steeds weer een komfortabele zetel te worden.
Erik Vandewalle
Manu Ruys, De Vlamingen. Een volk in beweging. Een natie in wording, 212 blz., Uitgeverij Lannoo, Kasteelstraat 97, 8880 Tielt, 1972, prijs ingen.: 158 BF.