Het is nu in Indonesië een populair genre in de lichte muziek, gekommercialiseerd en daardoor misbruikt. Voor de marginale kultuur van de Komedie Stamboel en krontjong-muziek verwijs ik u graag naar het daaraan gewijde hoofdstukje in het pas verschenen boek van Rob Nieuwenhuys Oost-Indische Spiegel dat mij dank zij de schrijver snel bereikte.
Ook het repertoire op grammofoonplaten van The Cats en Heintje werd nog maar eens herhaald. Het had in alle opzichten weinig om het lijf.
Veel publiek trok het optreden van de Tobing-singers, een uit acht leden bestaande zanggroep, o.l.v. Gordon Tobing, die hier een grote reputatie geniet. Ze produceren volksliedjes en smartlappen. Eksotisch-kleurig is het wel, gevoel voor akteren en show ligt hen ook, maar verder is het één brok uiterst melige vokale akrobatiek, met alle maniertjes en klichees daaraan inherent.
U ziet wel, het was inderdaad allemaal bescheiden en het Nederlandse aandeel daarin beperkte zich tot Tabe Rienks, Heintje en The Cats.
Een paar dagen geleden sloot het Erasmushuis haar programma voor september af met een vokaal konsert met een Europees klassiek liederenrepertoire. Gezien de weinig ideale omstandigheden leverden de drie uitvoerenden, Marianne Manuputty (sopraan), Amalia Mubirman (sopraan en piano) en Elvira Manusama (piano) een zeer redelijke prestatie. Onder de 100 luisteraars bevonden zich welgeteld drie leden van de Nederlandse gemeenschap. De laatste vond je natuurlijk wel bij de Tobingsingers. Voor het overige wordt het party-leven zorgvuldig bijgehouden.
•
De Nederlandse Ambassadeur Hugo Scheltema heeft de aangename en zeer gewaardeerde gewoonte van tijd tot tijd zijn huis beschikbaar te stellen voor muziekuitvoeringen. In september werd bij hem voor een honderdtal genodigden gekonserteerd door een klein kamermuziekgezelschap. Deze groep die enkele jaren geleden als vanzelf ontstond doordat enkele Nederlanders met en bij elkaar gingen spelen, heeft in zijn samenstelling een duidelijk (westers) internationaal karakter gekregen. Zeer getalenteerd, technisch in het algemeen uitstekend (kenmerkend voor de werkelijk goede amateur: wel hoog, maar nooit tè hoog gegrepen) werd het grote belang van dit soort aktiviteiten weer eens aangetoond. Jakarta is nu eenmaal geen Amsterdam, Londen of Parijs. De belangstelling van Indonesische zijde voor de westerse klassieke muziek is bepaald niet gering, muziekscholen en konservatoria zijn hier ook, maar allerlei (vooral financiële) faktoren staan ook op dit gebied eigen prestaties op niveau in de weg. Buitenlandse musici, kleine orkesten etc. garanderen volle zalen, we konden het onlangs weer konstateren bij het bezoek dat het kamerorkest uit Keulen hier bracht. Nog even terugkomende op het gezelschap dat ten huize van de Ambassadeur zo op dreef was, wil ik de kwaliteit van het geheel aksentueren in het noemen van enkele namen: de heer Bromberg, een zeer goed klarinettist en leider van de groep (het was helaas zijn laatste optreden in Indonesië), de Zwitserse cellist Bosshard en de heel mooie en geschoolde Indonesische (gast)-sopraan Rose Pandanwangi (echtgenote van de schilder Sudjojono).
•
Nog wat ander nieuws:
De Max Havelaar van Multatuli in Indonesische vertaling (zie mijn artikel ‘We long for you Max Havelaar’, Ons Erfdeel, nr. 4) is bijna uitverkocht, d.w.z. binnen 2½ maand na de verschijning: zowel voor de pessimisten als voor de grootste optimisten zonder meer een verrassend feit. Er moet natuurlijk een tweede druk komen. Het omzetten in de sinds enkele maanden van kracht zijnde ‘nieuwe spelling’ vormt uiteraard geen probleem, wèl een nieuwe subsidie die dit keer van Indonesische zijde zal moeten komen. En of dat lukt!
De vertaler van het boek, drs. H.B. Jassin, is onlangs, dankzij een beurs van het Nederlandse ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, voor een jaar naar Nederland vertrokken. Dat kan een goed stukje samenwerking worden: als hoofd van de afdeling Dokumentatie van het Lembaga Bahasa Nasional (het In-