Ballet van Vlaanderen.
Het Festival van Vlaanderen heeft, uiteraard, verplichtingen aan het Ballet van Vlaanderen. Dit jaar werd het ensemble, geleid door Jeanne Brabants, ingeschakeld in het muziekfestival te Gent. Het trad op voor een zeer talrijk publiek en oogstte ook zeer veel sukses. Dit moet wel een hart onder de riem zijn voor het Vlaamse balletgezelschap dat, zo te zien, geweldig hard heeft gewerkt en ook grote inspanningen doet om artistiek zo voordelig mogelijk voor het voetlicht te komen.
Er blijven echter onbegrijpelijke elementen meespelen die een minder gunstige indruk laten, vooral op zuiver koreografisch gebied in het algemeen en op technisch vlak in het biezonder.
We kennen het standpunt van Jeanne Brabants die regelmatig oude meesterwerken wil heropvoeren om ‘aldus het publiek kennis te laten maken met deze belangrijke werken uit de balletgeschiedenis’.
Het Ballet van Vlaanderen bracht al verscheidene balletten van August Bournonville (19e eeuw), Petroesjka (in 1911 gemaakt door Michel Fokine), Freule Julie (uit 1950, van Birgit Cullberg) en nu The Rake's Progress (uit 1935, van Dame Ninette de Valois).
Dit programmabeleid is even goed te verdedigen als aanvechtbaar. Want de ervaring heeft deze verslaggever geleerd dat het publiek zich absoluut geen rekenschap geeft te worden gekonfronteerd met meesterwerken van een vorige generatie koreografen. Het bekijkt die werken als zouden ze gisteren of vandaag zijn gemaakt. Een voorbeeld als bewijs: over The Rake's Progress schrijft een verslaggever: ‘dat Ninette de Valois dit ballet heeft gemaakt naar de gelijknamige opera van Igor Stravinski, maar op muziek van Gavin Gordon’. Hij ignoreert dus dat het ballet van Miss de Valois dateert van 1935 en de opera van Stravinski pas 16 jaar later (in 1951, te Venetië) werd gekreëerd. Dit ondanks het ekspliciete kommentaar hierover in het gedrukt programma, dat misschien even nutteloos is als het heropvoeren van oude meesterwerken...
Ondertussen mogen we ook nog blij zijn dat dergelijke werken weer worden opgevoerd, daar De groene Tafel, uit 1932, de avond van het Keulse Tanz Forum moest goedmaken en ook het programma van het Ballet van Vlaanderen voor een groot deel zijn sukses te danken had aan die The Rake's Progress, uit 1932!
Dan zijn er onbegrijpelijke zaken op technisch vlak: waarom technisch moeilijke passen ‘voor de voeten werpen’ van de dansers, als ze die niet aankunnen? Dit geeft een indruk van stunteligheid, die vermeden kan worden.
Waarom in Presto, Vivo, Lento, op een bepaald ogenblik zeven dansers die in diagonaal opgesteld staan, 1 tour-en-l'air laten draaien, als ze alle zeven op verschillende wijze weer op de planken komen?
Het stelt natuurlijk problemen voor de koreograaf, die wél erg beperkt wordt door het voorlopig niet zo hoog technisch niveau van de dansers van het Ballet van Vlaanderen, maar die realiteit moet men aanvaarden.
Ook hier een voorbeeld van: de solo van De Dansmeester in The Rake's Progress, vóór het voordoek. Eenvoudig gezet, fraai uitgevoerd, laat die een allerbeste indruk na. Deze is te verkiezen boven een ingewikkeld passenspel dat getuigt van onvoldoende beheersing over de technische moeilijkheden.
Dit geldt vooral voor het werk van André Leclair, Ritus Paganus. De leiding van het Ballet van Vlaanderen weet zelf dat de zwakke plek van het gezelschap nog altijd de mannelijke dansers zijn. Waarom dan een ballet maken uitsluitend gedanst door mannen? (zelfs als de elf dansers bijna allemaal vreemdelingen zijn!). Dit is naar onze mening niet verantwoord.