| |
| |
| |
het derde programma: pleidooi voor een professionele en ‘populaire’ aanpak
huib dejonghe
Geboren te Egem in 1931. Studeerde voor onderwijzer en sociaal assistent (volksopleiding). Was Nationaal Sekretaris van de Katolieke Filmliga, sekretaris van het Katoliek Televisie- en Radiocentrum, hoofdredakteur van Film en Televisie en medewerker film aan diverse kranten en tijdschriften. Is momenteel redakteur bij het dagblad De Standaard, chef van de afdeling radio-TV-ontspanning.
Publiceerde: De televisie in het arbeidersmilieu (1959) en diverse grote artikels over omroepproblemen in het tijdschrift Kultuurleven.
Adres: Kerkstraat 48, 2510 Mortsel (Antw.)
Schrijven over radio is ondankbaar in deze video-tijd, waarin de meest kinderlijke onbenulligheden van de televisie tot wereldgebeurtenissen worden opgeschroefd en allerlei opmerkelijke initiatieven van de radio schier onopgemerkt voorbijgaan. Radio-maken is het, ook daarom, niet minder. Toen een radio-man van de BRT, zekere dag toevallig even van het TV-scherm wegliep - vermoedelijk omdat Schipper naast Mathilde net was afgelopen - en tot zijn ontzetting merkte, dat zijn gouden en door miljoenen aanbeden kalf van weleer, bijna verdronken was, toen werd via alle radiozenders groot alarm geslagen. In rekord-tempo werd getracht naar een nieuwe stijl, werden programma's en schema's herzien en werd vertwijfeld gezocht, hoe men het radiopubliek opnieuw voor zich kon winnen.
Het is er, zowat overal in de wereld, een beetje op neergekomen dat de radiolui zich, via allerlei populaire initiatieven, meer en meer tot de grote massa hebben gewend en een nieuw kontakt hebben geschapen. Het bestaan van zoiets als een ‘derde programma’ - een buitenlands gegeven eigenlijk - was met zijn eksklusief kultureel karakter, alvast een vreemd element in deze wanhoopssituatie. Toch is het ook bij ons, en wel na acht jaar televisie, op 1 oktober 1961 om 20 uur, een feit geworden. Het Vlaamse Derde Programma bestaat tans elf jaar. De gemiddelde luisterdichtheid bedraagt momenteel zowat 1 t.h.
De paniek die door de televisie in radiokringen was veroorzaakt, is bij de BRT (wie zal het verbazen?) vrij laat gekomen. Wij hebben nog steeds sterk de indruk, dat de echte reden tot paniek niet de televisie, maar wel het bestaan is geweest van kommerciële radiozenders, die de
| |
| |
nieuwe opdracht in deze moeilijke tijden, veel sneller hadden begrepen en ook daadwerkelijk hadden aangepakt. De massa keerde zich af van de traditionele profeten die op de BRT-Olympos voor de mikrofoon waren ingeslapen (of stiekem naar de televisie keken) en wendde zich naar het radiofeest rond het kommerciële gouden kalf, voor de vrolijker klanken van de populaire zwarte schijven.
De BRT heeft er jarenlang moeite mee gehad en al heeft men een gedeelte van het publiek opnieuw tot de BRT-religie bekeerd, het blijft een dagelijks vechten om zieltjes te behouden of bij te winnen. Vaak met dezelfde middelen die door de nationale omroep, bij de kommerciële zenders, worden verguisd.
Er zijn in dat verband grote woorden gevallen als ‘differentiatie van de netten’ en ‘variabel blokkensysteem’, met de bedoeling de Vlaamse luisteraar op elk moment van de dag een rijk-gevarieerde keuze te bieden. Op BRT-1 werd met mateloze drift en vaak met evenveel onkunde en wansmaak, de kommerciële popreligie ingevoerd, terwijl op hetzelfde ogenblik gestreefd werd om van het Eerste Programma dé informtiezender te maken. BRT-2, tot voor korte tijd steeds geïdentificeerd als de ‘gewestelijke’ omroepen (maar dat blijkt ook al niet meer te mogen) heeft er onder druk van vele faktoren altijd naar gestreefd, de zender te worden van ‘Ontspanning en Splinternieuws’, zoals het momenteel vrijwel om de drie minuten over de kanalen van BRT-2 wordt gezegd. Dit net moest alvast de sterkste konkurrent worden van de kommerciële zenders (al of niet piraten) die bestreden werden met hun eigen wapens, hetgeen niet steeds tot kwaliteit, maar wel overvloedig tot zowel artistieke als andere schandalen heeft geleid. Het drama duurt voort, maar achter de schermen wordt hard gewerkt om er aan te herinneren, dat dit net tot de BRT en niet tot een kommercieel piratenschip behoort.
| |
Gevecht.
Wellicht hebt u zich inmiddels afgevraagd, waarom dit korte min of meer historische overzicht, om uiteindelijk te gaan schrijven over het Derde Programma. Het leek mij noodzakelijk, om het bestaan van een ‘kultureel net’ te plaatsen in zijn konkrete, aktuele situatie, evenals de sfeer waarin het is gegroeid. Het is immers wel een gevecht geweest om, midden een pop-oorlog waarin het nooit aan lawaai heeft ontbroken, nog een stem van kulturele rust en niveau te laten horen. De stem van de luisterende minderheid, die pleit voor een radionet waarin woord en muziek alleen maar het ‘hoogste’ betrachten, al of niet via een totaal nieuwe aanpak, een nieuwe radiostijl waarbij het niet aan eksperimenten ontbreekt. En waarrond zich o.m. een klein kringetje van artiesten verzamelt, die overigens daarom nog geen radiolui zijn. Een net overigens, waarvan het toch wel de allereerste bedoeling was, de al of niet eeuwen-oude, betere (zogeheten klassieke) muziek midden het pop-lawaai nog een kans te geven. Zij het dan in het besef, dat het wel de allerlaatste zorg zou wezen van de jeugd, die dank zij het hedendaags muziekonderwijs in Vlaanderen, de titels van de Top Tien (zoniet de Top Dertig) uit het hoofd heeft kunnen leren, niet langer geplaagd door de ballast van Bach tot Beethoven, die de mensheid al zoveel eeuwen verveelt.
Op het eerste gezicht is het laatste wat
| |
| |
iemand als BRT-radioprogrammadirekteur Corneel Mertens ooit had moeten doen, een pleidooi houden voor het bestaan en later ook het behoud van een dergelijk radionet. Maar men kan de zaak ook omkeren (niemand heeft het overigens ooit gedaan). Men kan namelijk de vraag formuleren, of in deze tijd van televisie en van kommercieel popgedoe (waartoe wij uiteraard en beslist niet álle popmuziek rekenen) een Derde Programma, een kultureel radionet, niet juist dé oplossing is voor een meer-eisend publiek, dat nog wat anders verlangt dan het kommerciële voer wat zowat in alle radiozenders overvloedig wordt geboden. Overigens lijkt het mij ál te gemakkelijk en simplistisch - en bovendien onjuist - in dit verband de goedkope tegenstelling te maken tussen het domme TV-publiek en de intelligente radioluisteraars. Kulturele kringen in Vlaanderen, die overigens niet minder aan televisie verslaafd zijn dan het plebs, zijn daar wel eens gemakkelijk toe geneigd. Dergelijke intellektuele opgeruimdheid staat op publieke bijeenkomsten immers altijd netjes. Maar daar gáát het niet om. Waar het wél om gaat, is een publiek dat bewust kiest, ofwel voor radio ofwel voor televisie, afhangend van de leefsituatie van het moment én van het geboden programma.
| |
Strijdpositie.
Bij om het even welke benadering van een fenomeen als het Derde Programma, zal men er altijd rekening moeten mee houden, dat het een produkt is van een medium, dat zijn strijdposities nog niet heeft verlaten en dat begrepen heeft, hoe de strijd vooral gevoerd kan worden in die luistertijd, waarop het gevaar van de televisie niet dreigt. De radio kan dus met de meeste kans op sukses niet tijdens de avonduren, maar tijdens de dag zijn stellingen verlaten en het geliefd publiek benaderen.
Maar dat is nu juist de tijd waarop de meerderheid zwijgend werkt. Anders gezegd: het radiopubliek is onder de dag al niet erg groot (een paar piekjes op bepaalde momenten uitgezonderd, in de ochtend, onder de middag en in de vroege vooravond) en onder die luisteraars is het veeleisend gedeelte wel heel miniem. En in de avonduren blijft de konkurrentie van de televisie groot, ook bij het zogeheten betere publiek, en dat zal met het steeds groter wordend (al of niet buitenlands) programma-aanbod niet geringer worden.
Geen toekomst dus voor het kulturele net, dat teoretisch het toevluchtsoord zou moeten zijn van hen die het kommercieel lawaai van de pop-radio en de ook al niet kleiner wordende populariteitsdrang van de naar een gemene (soms érg gemene) deler strevende televisie, ontvluchten? Is het Derde Programma teoretisch zinrijk en praktisch zinloos? Het is ook bij de BRT al vele jaren een uitzichtloze vraag, die geleid heeft tot een wirwar van diverse oplossingen. Meermaals werd met de afschaffing van het Derde Programma gedreigd en dit was voor de kulturele kringen en organizaties in Vlaanderen, steevast weer het moment waarop zij het bestaan van het Derde Programma ontdekten. Plechtige en zwaar-kulturele moties bleven dan ook nooit uit. Zodra het gevaar was gekeerd, werd het Derde Programma weer vergeten. Het protest had er dan toch toe geleid, dat dit net zijn bestaansrecht had behouden en in 1965 bij- | |
| |
voorbeeld, naar de tijd werd verwezen waarop bijna niemand meer zou kunnen luisteren: van kwart over tien tot kwart voor middernacht. In 1969 werd de zendtijd uitgebreid vanaf 19 uur. Programmadirekteur Mertens heeft zijn streefdoel nooit opgegeven. Tegen velen in, is hij doorgegaan met zijn aktie, waarbij hij overigens meer in de rug werd geschoten dan gesteund, want Vlaanderen - kultureel of niet - blijft een klein, zoniet bekrompen land. En het is niet bij de BRT, noch in zijn Raad van Beheer, dat voldoende gezond verstand en vakbekwaamheid zal gevonden worden, om bij een dergelijk probleem, in alle sereniteit de beste oplossing te betrachten. Hoe dan ook, de programmadirekteur heeft het gehaald. Het Derde Programma is een volwaardig net geworden, dat vanaf 10 uur 's ochtends tot kwart voor twaalf 's avonds (vanaf 20 uur met hetzelfde programma als BRT-1) vlijtig en trouw de eter ingaat, bij voorkeur en zelfs bijna uitsluitend, in stereo. Een situatie die bijna ieder buitenland ons kan benijden. Het betere buitenland dan.
| |
Veelzijdig.
Nu het Derde Programma er is en het grootste deel onzer luisterdagen vult, is er meteen de vraag wat we er mee doen. Dat is alles bij elkaar nogal wat. Maar er is niemand die dit weet. De luisterdichtheid ligt zo laag, dat konkrete cijfers in dit verband slechts fluisterend in direktiekamers worden vermeld en eigenlijk niet voor publikatie worden vrijgegeven. Voortgaande op diverse gegevens, zijn wij tot een luistergemiddelde van zowat 1 t.h. gekomen, en stellen wij ons voor, dat over het geheel der dagen en der uitzendingen, het Derde Programma van de BRT via uiteenlopende aanbiedingen, met o.m. de stereo-kanalen als lokvogel, zo een tiende van het Vlaams luisterpubliek bereikt. Men kan begrip hebben voor de eventuele schroom van de BRT, hierover konkrete gegevens bekend te maken (in princiep hebben wij in die dingen zelden begrip) maar wij vragen ons toch af, of het voor het intellektuele Vlaanderen, dat hoofs en mondain dure recepties versiert in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten en aan de lopende band kulturele kastelen koopt, niet een heilzame terapie zou zijn, met de neus op de feiten te worden gedrukt. Via het kanaal van het Derde Programma wordt immers dag na dag, gratis en zonder enige tegenprestatie, een enorme schat aan kultuur geboden. Maar er is vrijwel niemand die er naar luistert en het heeft geen enkele zin, de schijn te willen ophouden.
Het programma-aanbod is uiterst gevarieerd en bevat allerlei soorten van ernstige muziek - vrijwel altijd in stereo - maar evengoed jazz, luisterspel (nu ook al met een eigen stereo-studio), erg veel literatuur, politiek, allerlei kulturele informatie en op bepaalde tijden operette en lichte muziek (waarvoor het derde net als gastkanaal wordt gebruikt, omdat dit het enige stereo-kanaal is).
In zijn veelzijdigheid, een programmaaanbod dat altijd wel ergens een deel van het publiek zou kunnen boeien. En toch. De luistercijfers liegen er niet om en het ziet er duidelijk naar uit, dat het Derde Programma vrijwel alle kontakt met het publiek heeft verloren. Op enkele uitzonderingen van het late avonduur na, én de waarschijnlijk toch niet zo heel geringe groep die onder het weekeinde wat klassieke muziek in stereo willen beluisteren.
| |
| |
| |
Triest.
Voor deze ietwat trieste situatie, waarin twee partners het gewend zijn geraakt naast mekaar te leven, met niets meer dan het noodzakelijk of sporadisch-gewild kontakt, zijn er heel wat verklaringen, oorzaken en verontschuldigingen.
De kern van dit onvolmaakte huwelijk tussen een goedbedoelend radionet en zijn eerder onverschillig publiek, ligt vermoedelijk in het algemeen kultureel-historisch verleden van het Vlaams publiek, dat niet enkel tegenover seks, maar evengoed tegenover de ‘kultuur’ zijn kompleksen nog steeds niet is kwijtgeraakt (een studie over het verband tussen beide zou interessant kunnen wezen). Maar dat is niet ons onderwerp. De kern ligt zeker niet minder bij het feit, dat het Derde Programma er inderdaad al elf jaar is, maar dat het nog steeds niet bestaat. Er zijn heel wat uitzendingen, enkele mensen doen er wat aan (een paar zelfs eksklusief), maar het Derde Programma is in de BRT nog steeds niet een welomlijnde dienst. Het gaat om enkele mensen die bijna toevallig bijeen zijn gebracht, die in zichzelf opgesloten zijn en nog nauwelijks buiten de eigen kring treden (in de veronderstelling dat ze daar de tijd toe zouden hebben) en die het kontakt met iedereen hebben verloren. Altans zeker met het publiek. Het is hen al lang een zorg, of het aantal luisteraars van hun programma's twintig of twintig miljoen bedraagt. Het is hun overtuiging, dat zij het beste van het beste brengen, dat zij tot de kulturele en intellektuele top van Vlaanderen behoren en dat het brave klootjesvolk het dan verder zelf maar moet weten, dat het Mannix van de televisie beter vindt. Ze zijn allen levendig en aktief en ze werken hard, maar toch zijn hun werken dood.
| |
Vervelend?
Het is een negatief oordeel of beter, een negatieve vaststelling. En toch. Wie de programmaschema's rustig overloopt, staat versteld over wat allemaal den volke wordt geboden en zonder twijfel moet kunnen boeien. Het is vast niet passend of rechtvaardig, de oude legende voedsel te geven, waarin alles wat met het Derde Programma te maken heeft, zonder meer wordt geklasseerd als vervelend, moeilijk, ondraaglijk-modern, afschuwelijk-hedendaags of alles wat de mensheid voorts nog kan doen lijden. Het lijkt er vaak wel op. Tot je op donderdag 27 januari 1972 tussen vier en halfvijf, in de wagen plotseling getroffen wordt door een uitzending over Etnische Muziek in Rusland, kennelijk een onderdeel uit een serie met heerlijke volksmuziek, vertolkt door wereldberoemde koren, dit alles begeleid met een eenvoudige, zinrijke, niet opdringerige of moeilijke kommentaar. En in je rijdend klank-eilandje, midden het druk verkeer, ga je mijmeren over de vele lieve Vlaamse huismoeders die op dit moment voor de passies van de Russische muzikale ziel, weerloos door de mooie knieën gaan, indien zij uit onwetendheid en uit gewoonte, op dat ogenblik niet hun heil hadden gezocht bij de overigens wel aantrekkelijke piraten van de kommerciële radio, die hun centen en hun populariteit mede met de hulp van de artificiële passies van Tom Jones en konsoorten verdienen.
Maar dan word je zekere dag via het Derde Programma onverhoeds in de rug aangevallen, door een uiteenzetting (een woord dat in Vlaanderen een geheel ei- | |
| |
gen en niet bepaald opwekkende klank heeft gekregen) over het werk van een hedendaags Japans dichter, waardoor je hartstochtelijk gaat verlangen dat de Japanners zich in hun produktie voortaan toch maar liever tot TV-toestellen beperken.
Deze twee voorbeelden (rechtstreeks uit het leven gegrepen) met tussenin het gevarieerd palet in de universele taal van de muziek, hebben wij hier zomaar even neergezet. Uiteraard niet zomaar toevallig en alvast tot stichting en ter lering van hen, die al sedert enkele bladzijden worstelen met de pijnlijke vraag, of er dan in godsnaam niets aan te doen is.
Want jawel, het is een vraag en een opdracht. Er moet wat aan gedaan worden. Vlaanderen kan er niet langer aan voorbijgaan of anders kan het in de toekomst zijn zondagen maar meteen beter helemààl aan Binnen en Buiten besteden. Wij hebben ten slotte toch nog altijd Eddy Merckx en Will Tura.
De meest doeltreffende en indringende metode zou kunnen zijn, het goede Vlaamse volk liefst nog vandaag en in één keer, te verheffen op een hoog kultureel peil. Maar dat zien wij niet meteen zo goed zitten, nadat er nog een nieuw showblad is bijgekomen en nadat bijvoorbeeld zoiets als de BRT-radio, vooral in zijn populaire uitingen, bijna onmenselijke inspanningen heeft gedaan om via zijn diverse omroepen (en sommige heel in het biezonder) en met de korrupte medewerking van de kommerciële haaien uit de platenbusiness, de muzikale smaak en de kultuurmentaliteit van het Vlaams luisterpubliek - niet het minst van de jeugd - zo sterk mogelijk te verpesten. Van alle faktoren die, in dit opzicht, negatief op de eventuele ontwikkeling van het Vlaamse volk hebben ingewerkt, is het bestaan van onze nationale omroep veruit de sterkste en meest schuldige geweest. De immer dalende nivellering duurt nog steeds voort.
| |
Kloof.
En hier zijn we ongeveer waar we wezen moeten. Het is namelijk een algemeen erkend feit, dat de BRT-omroep in de kulturele milieu's wordt beschouwd als een Instrument van Kultuur, weze het daarnaast ook nog van ontspanning en informatie (wij besparen u andere uittreksels uit fel opgemerkte toespraken op akademische zittingen). Zulks is helemaal niet in tegenspraak met de negatieve klanken die u in de vorige paragraaf hebt opgevangen (en die overigens nooit op een akademische zitting werden gehoord). Voor mij is het immers altijd een van de meest opvallende verschijnselen geweest, dat wanneer men in de BRT kommercieel-vulgair werkte, men het grondig deed en dat, wanneer men de Kultuur in een van haar vele uitingen diende, het even grondig gebeurde. Met andere woorden: tussen het populaire en het zogeheten kulturele werk heeft steeds een kloof gegaapt, die slechts bij hoge uitzondering (o.m. in de omroepen Brabant en Limburg) kon worden overbrugd. Het gaat om de verzoening tussen populariteit en niveau, tussen het zogeheten hoogstaande werk én een behoorlijke belangstelling van (en voor!) het publiek.
Wil het Derde Programma zichzelf waar blijven maken en wil het Vlaamse volk het kontakt voor iets méér dan 1 t.h. met dit kulturele net terugvinden, dan geloof ik dat de tijd tans gekomen is voor de Grote Verzoening. De verzoening tussen het kultureel karakter van dit eksklusieve net
| |
| |
en de interesse van het grote luisterpubliek. De verzoening - niet het minst! - tussen het zware kulturele werk van woord of muziek en de professionele aanpak van ieder gegeven in een moderne, eigentijdse radiostijl. Pleidooi dus voor een populaire en een professionele aanpak, maar evengoed een pleidooi voor intellektuele eenvoud en nederigheid waardoor niet langer de aansluiting met de moeizaam meestrompelende achterban wordt gemist, een pleidooi ten slotte voor vakmanschap, talent en meesterschap over het medium.
| |
Nieuwe stijl.
In de BRT verwachten wij derhalve de vorming van een nieuwe ploeg, met meer en nieuwe mensen, die weten wat radio is, die samen vorm en inhoud en mogelijke respons van hun programma's bespreken.
Met een nieuwe ploeg moet, in onderling overleg, het algemeen programmabeleid van het derde net worden herdacht. Een beleid in funktie van deze televisietijd, maar vooral in funktie van het publiek. Van ons publiek. En het is hierbij helemaal geen schande vast te moeten stellen, dat om de verhouding tussen BRT-3 en het pubiek opnieuw wat inniger te maken, het Derde Programma in woord en muziek niet het hoofdaksent zal kunnen leggen op het allermoeilijkste, op het eksklusief-avant-gardistische, op het zuiverakademische, of gewoon op alles wat de brave en welwillende Vlaamse boer en burger en intellektueel afschrikt. Zolang wij niet de aansluiting met het eigen publiek terug hebben gevonden, moeten wij helemaal niet de pretentie hebben een rol te willen spelen in het internationaal radiomilieu. Die situatie doet ons immers té veel denken aan intellektuele toespraken over alle macht aan het volk, in een taal die het volk niet kan verstaan en waardoor het ook fel wordt geminacht.
Het programma-beleid zal er derhalve op gericht zijn, het algemeen luisterpubliek zo te benaderen, dat het de drempelvrees naar het derde kanaal kan overwinnen.
Zulks heeft te maken met inhoud en vorm. De huidige stijl moet worden herdacht. Ook om te eksperimenteren met nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden (zoals tans in het kleine kringetje kan) maar vooral om een stijl te vinden die het publiek van deze tijd aanspreekt en boeit.
In het muzikale vlak is de stereo wellicht een hoofdtroef voor het Derde Programma (hier neme de lezer een minuut stilte in acht, voor ons bekend en jaren oud pleidooi voor volwaardige stereo-kanalen die de BRT nog steeds niet heeft). De muzikale manier is oneindig uitgebreid. De nadruk kan wel komen te liggen op het klassieke werk en dan bij voorkeur niet in de eerste plaats het vooruitstrevend-hedendaagse, maar het populair-klassieke. Het Derde Programma moet zich voor Mozart echt niet schamen (zoals in de beginjaren de indruk werd gegeven). Maar het muzikaal aanbod kan best alle genres omvatten: diverse vormen van jazz, evengoed kleinkunst (met al de charme die het chanson heeft) als volksmuziek en uiteraard het nieuwste aanbod van de progressieve pop, waaruit het beste en boeiendste wordt gehaald. Een Derde Programma is er niet voor de kulturele mens alleen, het is er voor de mens zonder meer.
In de woordsektor pleiten wij voor een niet eenzijdige nadruk op literatuur (de
| |
| |
radio is altijd voor Vlaamse schrijvers een toevluchtsoord geweest waar ze tenminste rustig literatuur konden bedrijven). Wij denken natuurlijk aan allerlei programma's over alle gebieden des levens, met medewerking van een tot bescheidenheid aangemaande akademische wereld, maar niet het minst aan grote journalistieke enquêtes over sociaal-kulturele onderwerpen, in een direkte, levendige radiostijl (zoals naar het voorbeeld van de Nederlandse radio-man Bob Uschi, om maar iemand te noemen). En zouden Piet Theys of Jan Wouters alstublieft in het Derde Programma hun sportrubriek mogen hebben, of doet kultureel Vlaanderen (buiten voetbal-kijken) niet aan sport? Enzovoort.
Het zal uiteindelijk wel waar zijn, dat het huidige Derde Programma, ongeacht zijn kultureel prestige, een gemiste kans is. Wij zijn er niet van overtuigd, dat het zo moet blijven. Mits een zoeken in de richting van intelligentie, vakmanschap en talent, mits het nederig besef van een grootse opdracht voor het volk, en mits (de nu geheel verwaarloosde) publiciteit die het publiek attent maakt op verrassenden initiatieven, zit er best nog een kans in.
Maar afgezien van veel goede wil en van begrip voor het pleidooi van een journalist die het in zijn beste dagen eigenlijk toch goed meent, zijn er ook enkele indringende beslissingen en opties voor nodig. Dergelijke beslissingen zijn in de BRT zelden het gevolg geweest van een overtuigend pleidooi, of waren zelfs maar gericht op het betere doel. Wij maken ons in verband met het effekt van deze bijdrage dan ook geen enkele illuzie. Zo een artikel over een professioneel, populair, levendig en boeiend kultureel net, zou - ware het niet zo frivool en on-akademisch - hoogstens goed zijn om eens een keer te worden voorgelezen in het Derde Programma. Dan doet het niemand kwaad en laten we er verder niet meer over praten.
N.v.d.r.: Dit stuk werd geschreven in april 1972. |
|