raël, Canada, V.A.R., Bulgarije, Frankrijk, Indonesia. Bovendien werd een speciale regeling getroffen met de Verenigde Staten van Noord-Amerika en Zweden.
Deze kulturele akkoorden hebben allen ongeveer dezelfde inhoud.
Hoe moeten we dan t.a.v. deze unitaire instelling over Vlaanderen en het internationaal kultureel beleid denken?
Zonder ons aan overdreven optimisme te bezondigen, menen wij dat, van regeringswege, toch wel belangrijke beslissingen werden getroffen.
a) Zo is er de splitsing van het Bestuur voor Internationale Kulturele betrekkingen van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Kultuur in een Franstalig en een Nederlandstalig bestuur. Het beheer van de kulturele akkoorden werd verdeeld onder de beide besturen.
Om dit toe te lichten, kunnen we als voorbeeld geven, dat het Vlaams bestuur o.m. het Belgisch-Nederlands en het Belgisch-Zuidafrikaans kultureel akkoord beheert, terwijl het Frans bestuur dat doet met het akkoord met Frankrijk.
Die splitsing in twee besturen sluit evenwel niet uit dat medezeggenschap bestaat.
b) Vanaf 1972-1973 worden de Belgische beurzen aan buitenlandse studenten in het kader der kulturele akkoorden verdeeld in een 50-50-verhouding.
(Hieraan voeg ik toe dat eenzelfde beslissing wenselijk zou zijn voor de beurzen, toegekend door onze Ontwikkelingshulp.)
c) De prestige-tentoonstelling Ensor-Permeke is - moet het nog gezegd worden? - een essentieel Vlaamse tentoonstelling.