F.A. Snellaert en J.A. Alberdingk Thijm: Briefwisseling 1843-1872.
In 1970 heeft dr. Ada Deprez De jonge Snellaert (1809-1838) uitgegeven, een boek dat op zichzelf niet belangrijk was, maar dat alleen als aanloop voor een verder verkennen van de figuur van de Gentse flamingant de moeite waard was (zie O.E. 14-2, p. 185). Een volgende stap is tans de publikatie van de briefwisseling tussen Snellaert en de Noordnederlandse katolieke voorman Alberdingk Thijm. Die publikatie is opnieuw te beschouwen als een soort voorbereiding op verdere studie (van Snellaert, of van Thijm), want zij is op zichzelf ook weer te beperkt van inhoud om de lezer een afdoende beeld te geven van de twee voormannen, die elk in hun land een voorname rol als emancipator gespeeld hebben.
In haar inleiding geeft dr. Deprez verschillende redenen aan om de bewuste briefwisseling te publiceren: de gevarieerde inhoud en de uitgesproken persoonlijkheid van de korrespondenten, de betrekkelijk grote omvang en de kontinuïteit ervan tijdens dertig belangrijke levensjaren, en tenslotte het licht dat de briefwisseling werpt op de literaire en kulturele kontakten tussen Noord en Zuid. Voor mijn gevoel is vooral dit laatste van betekenis, omdat de hier verzamelde brieven de lezer uiteindelijk niet zo bijzonder veel leren over de persoonlijkheid zelf van de briefschrijvers, maar wel over de verhoudingen tussen Vlaamse en Noordnederlandse voorvechters, een eeuw of wat geleden. (Is er echter al zo héél veel veranderd, sindsdien?)
Dr. Deprez stelt vast dat de figuur van Snellaert tot dusverre niet druk bestudeerd werd, maar die van Alberdingk Thijm wel, altans in Nederland. Zij voegt daar aan toe, dat de aan hem gewijde literatuur een opmerkelijk emfatisch karakter vertoont, wat misschien te verklaren is door de geschriften zelf van de man, die ‘vaak eerder de indruk geeft van een Don Quichote wiens enige verdediging de aanval is, dan hij