literatuur
Hubert Janssen: Voltooid verleden.
Het is zeker niet te vroeg enige aandacht te vragen voor het werk van de zowel in Noord als in Zuid te weinig bekende Nederlandse auteur Hubert Janssen. Eén van de oorzaken van deze miskenning zal wel zijn dat zijn werken doorgaans bij minder bekende uitgeverijen gepubliceerd worden - ik denk aan De suikerzoete madonna, Dorp in de Provence en Over één kam - maar ook de roman Neef Constant is onbereikbaar heeft nooit kunnen bogen op de ruime belangstelling die doorgaans inherent is aan de uitgaven van een prestigefonds als De Bezige Bij.
Dit is des te opmerkelijker daar elk werk van Hubert Janssen op zichzelf een pareltje van haast skrupuleus verzorgde beschrijving en verfijnde akkuratesse is. De kunst van Hubert Janssen moet het niet zozeer hebben van de zg. grote en eeuwig menselijke temata en het (literaire) revolutionaire élan, maar stelt zichzelf a.h.w. doelbewust op in de marge van het aktuele, moderne literatuurbeeld. En ook dit kan een reden zijn voor deze miskenning van een onmogelijk te onderschatten talent dat in zijn minutieuze beschrijvingskunst van een burgerlijke entoerage met dito problemen met elk werk dichter de eenzame hoogte nadert van een Willem Elsschot.
Ook zijn nieuwste werk, de uitvoerige novelle Voltooid verleden, legt daar weer onomwonden getuigenis van af. Het tema en struktuurelement van de z.g. burgerlijke verteller die zich ogenschijnlijk vereenzelvigt met de normen en voorschriften van de bestaande maatschappij, maar in zijn beschrijving ervan zich dan toch weer ironisch, of weemoedig, of cynisch distantieert, is een nog zo goed als onontgonnen aspekt in de Nederlandse prozaliteratuur. Het geslaagde van een dergelijk perspektief schuilt vooral hierin dat de uiteindelijke situatie van de verteller - die meteen de schrijfsituatie is - slechts gradueel en uiterst behoedzaam voorgesteld en gemotiveerd wordt, zodat het verhaal a.h.w. is opgebouwd uit een aaneenschakeling van perspektiefverschuivingen. Dat een dergelijke struktuur, waarvan twijfel en onzekerheid de hoofdbestanddelen vormen, alle stereotiepe burgerlijkheid ver achter zich laat door een konstante ondervraging en relativering van de (verleden) werkelijkheid, is evident.
Een variante van dit soort verteller - zoals ook bekend uit het werk van Roger van de Velde b.v. - staat ook in deze uitvoerige novelle van Hubert Janssen centraal. Vanuit zijn huidige situatie blikt de ik-figuur met een zekere weemoed terug op zijn jeugd en poogt de wezenlijke en vormende elementen ervan weer voor de geest te roepen. Hoe essentieel en bepalend dit perspektief wel is voor de lektuur van het hele werk kan een bondig ‘résumé’ van het verhaal wellicht verduidelijken.
Het eerste hoofdstuk is een herinneringsbeeld van de wellicht al oudere ik-verteller die de jaren van zijn prilste jeugd beschrijft. D.m.v. allerlei nauwelijks beklemtoonde suggesties en allusies wordt - in een merkwaardige, verzorgde stijl - het beeld opgebouwd van een milieu, waarin de tegenstelling rijk-arm (en rooms-protestant) allesbepalend lijkt. Piet van der Boezem, het vriendje van de ik-figuur, overtreft deze laatste in alles door de rijkdom van zijn ouders, die hierom ook door de vader van de ik-figuur afgrondelijk worden gehaat. De 44 bladzijden waaruit dit hoofdstukje bestaat, zijn het door herinneringsflarden opgebouwde subjektieve beeld dat de ik-verteller heeft van zijn jeugd. Hoe sterk gekleurd dit beeld wel is, wordt duidelijk uit het volgende, zowat 19 bladzijden tellende hoofdstukje.
In de aanvang ervan bezint de auteur zich precies op de vervorming en vertekening van zijn in het eerste hoofdstuk geschetste jeugd, waaraan hij een blijvend-aktuele betekenis hecht, met een onvervangbare en wezensbepalende eigen waarde. Geïntrigeerd door deze problematiek besluit hij nog eens naar zijn geboortestad te reizen. Op enkele modernizeringen na stemt nagenoeg alles overeen met de herinnering die de verteller van zijn geboorteplaats had. Wat de