| |
| |
| |
[Nummer 3]
koncentraties in het uitgeversbedrijf
j.n. van rosmalen
Geboren in 1917 te 's-Hertogenbosch. Doorliep het gymnasium en studeerde psychologie en sociologie. Is sinds 1942 hoofd publiciteit van Uitgeverij Het Spectrum N.V. te Utrecht en daarnaast o.m. redakteur van De Uitgever, het orgaan van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond.
Schreef o.m. Onrust in de zielzorg (1949) en Lectuur en Gezin (1954). Bewerkte en vertaalde een groot aantal studies voornamelijk op religieus terrein en diverse jeugdboeken. Publiceerde artikelen o.m. in Kort Geboekstaafd, Mens en Boek, Het Nederlandse Tijdschrift, De Uitgever, Katholiek Archief en De Linie.
Adres: Smaragdhof 15, Utrecht.
Deze bijdrage maakt deel uit van een reeks beschouwingen in ‘Ons Erfdeel’ over informatiemedia. Vroeger publiceerden we reeds artikelen over ontwikkelingen in de Nederlandse en Vlaamse dagbladpers, resp. geschreven door Joris van den Berg, adjunkt-hoofdredakteur van ‘Vrij Nederland’, en ‘Ons Erfdeel’-redakteur Erik Vandewalle.
In een volgende aflevering hopen we opnieuw een beschouwing op te nemen over ontwikkelingen t.a.v. de produktie en distributie van het boek, waarin deze problematiek echter vanuit een geheel andere invalshoek wordt benaderd.
Redaktie.
Zo maar een financieel bericht (Amsterdam, 25 oktober 1971): ‘De omzet van de Elsevier groep tot en met het derde kwartaal, inclusief die der nieuw toegetreden bedrijven, is in vergelijking met dezelfde periode in 1970 gestegen met 22,5 pct. Onvoorziene omstandigheden voorbehouden wordt voorzien dat de in het vorige jaarverslag aangenomen toeneming van 25 pct. in 1971 wordt behaald, zo heeft de onderneming medegedeeld. Het ligt onder voorgenoemd voorbehoud in de verwachting dat de winst over 1971 niet lager zal zijn dan die in 1970, ondanks de hogere financieringskosten in verband met de plaats gehad hebbende fusies. De integratie van nieuw toegetreden bedrijven vordert gestaag. De bijdrage in de winst is evenwel nog niet gelijk aan het gemiddelde van de groep.’
Financieringsproblemen, integratieproblemen, winstparticipatieproblemen, kortom allerlei interne bedrijfsproblemen van het moederbedrijf en van de toegetreden bedrijven worden hier in kort bestek genoemd. Ze hangen samen met hét ver- | |
| |
schijnsel in onze informatie-industrie: koncentratie. Naast de interne problemen van de individuele bedrijven, is er het grote maatschappelijke en tegelijk kulturele probleem dat tot uitdrukking komt in geladen termen als ‘monopolisering’, ‘verschraling’, ‘nivellering’, ‘massaproduktie’. Met angst en beven signaleren de zelf al zo kwetsbare journalisten in hun eigen steeds nauwere spreekbuizen dat slechts een tiental mammoetbedrijven ruim 80 percent van de Nederlandse boekenmarkt in beslag nemen. De vrijheid van meningsvorming zien zij daarenboven bedreigd doordat ongeveer dezelfde bedrijven de tijdschriftenmarkt beheersen (deels ook de dagbladmarkt), maar vooral ook omdat deze zelfde bedrijven zich geleidelijk meester maken van de distributie, zodat zij ook het doorgeven van de aktuele informatie-stroom aan het publiek bij hun ekspansie hebben betrokken. In Nederland zijn vrij recent rond 300 boekhandels afhankelijk geworden van Nederlandse en van Nederlands-Belgische uitgeverskoncerns. Dat is zowat een kwart van de noemenswaardige verkooppunten voor het boek. Kunnen en moeten wij dit verschijnsel een halt toeroepen? In vijf jaar tijd kwam van de 700 fusies die bij Nederlandse produktiebedrijven hebben plaatsgevonden, bijna tien percent voor rekening van de uitgeverij. De machtspositie op de totale Nederlandse kommunikatiemarkt is nu al een voldongen feit, dat zich geruisloos, automatisch, voor velen angstaanjagend blijft voltrekken. De beheersing van de bedrukt-papier-markt is nauwelijks meer een kwestie van strijd, want de betrekkelijk vreedzaam naast elkaar opererende massa-onderne-mingen hebben intussen wel hun werkterrein afgebakend.
| |
Is die angst voor uitgeverskoncentraties gerechtvaardigd?
Een geïndustrialiseerde massa-samenleving als de onze is over het algemeen nogal klakkeloos bereid op bijna elk terrein standaardisering of uniformering te aanvaarden, evenals we vertrouwd zijn geraakt met begrippen als massa-media en massa-kultuur. In onze vrijetijdsbesteding schrikken wij er niet voor terug, ons gemiddeld een paar uur per dag ‘massaal’ bezig te laten houden door hét massa-medium, de televisie. De televisie is het centraal bindend element geworden in de vrijetijdsbesteding van een zeer heterogeen publiek. Nergens komt de paradoks van de simultane groei van een strukturele sociale differentiëring en een kulturele uniformiteit zo sterk tot uitdrukking. Psychologisch georiënteerde maatschappijkritici zien hierin een kompensatie voor religie en mythe: de massa-kultuur vermengt verbeelding en werkelijkheid. De massa-kultuur stelt de mens in het fiktieve bezit van wat hij praktisch niet kan konsumeren. Tezelfder tijd maakt ze een deel van het leven van haar konsumenten fiktief, neemt hen op in een spookachtige wereld, projekteert hun geest in de pluraliteit van de verbeelde of de verbeeldingswereld, laat hun geest uitzwermen in de talloze dubbelgangers die leven voor hen. Op die wijze werkt de massa-kultuur in twee tegengestelde richtingen. Enerzijds bevloeien de onvoldane behoeften de velden waar de verbeelde akties en avonturen opbloeien en anderzijds bevloeien de verbeelde volheid van liefde en geluk het dagelijkse leven. Enerzijds voedt de massa-kultuur het leven, anderzijds verschraalt zij het. Massa-media, massa-kultuur, zelfs inklu- | |
| |
sief haar verschralend aspekt, wordt over het algemeen geaksepteerd onder het lokwoord ‘demokratisering van de kultuur’. Eén van de kenmerken van de kultuur-spreidingspolitiek die hierop gebaseerd is, berust volgens de socioloog Mannheim op het geloof in de gelijkheid van alle mensen en het daarop berustende recht van allen op toegang tot alle
gebieden van de menselijke geest. Daarom is ‘unlimited accessibility the democratic ideal of knowledge’. Bij de gedrukte kommunikatie zijn de kritici het merkwaardig genoeg wel eens over het demokratiseringsaspekt, maar is de angst voor verschraling en voor kulturele uniformiteit die bij andere massa-kultuur-uitingen zonder meer worden geaksepteerd (televisie bijvoorbeeld) voortdurend oorzaak dat de ‘kultuurproducenten’ nauwgezet worden gadegeslagen, deels terecht, deels ten onrechte. Terecht, want het kommunikatiebedrijf op de uitgeverij kan een anticiperende invloed uitoefenen op de ‘ontvanger’, kan zó ver afstaan van het referentiekader van de ‘ontvanger’, dat er van kommunikatiestoring of nog erger van dubbelzinnigheid sprake is. Terecht ook omdat het kommunikatiebedrijf de demokratische behoefte aan kultuuropname kan misbruiken voor beïnvloeding, zodat er geen echte kommunikatie tussen zender (kode) en ontvanger (dekoderen) meer is. Ten onrechte, omdat het kommunikatiebedrijf onmogelijk in staat is blijvend te funktioneren als het zich niet zo pluriform mogelijk en zo verstaanbaar mogelijk blijft afstemmen op de lektuurkonsument of ontvanger. Het kommunikatiebedrijf kan op den duur alleen stand houden als het kommunikatieproces goed verloopt, berust op het juiste begrip dat evenredig is aan de mate, waarin de kodes van zender en ontvanger gelijk zijn. Daarom zijn de moderne metodes van marktonderzoek voor de uitgeverij onontbeerlijk De uitgeverij kan zich niet ongestraft opstellen zoals de televisie, waar de paradoks van de simultane groei van een strukturele sociale differentiëring en een kulturele uniformiteit blijkbaar (hoelang nog?) wordt geaksepteerd. Zij heeft rekening te houden met een kulturele pluriformiteit die juist
aansluit bij de sociale differentiatie.
| |
Gedifferentieerde lezer centraal.
Hoe wezenlijk deze sociale differentiatie is, werd onlangs duidelijk aangetoond door het NIPO-Speurwerk-rapport over het ‘profiel van de boekenkoper’. Voorafgaand aan dit rapport dat februari 1972 werd gepubliceerd, registreerde het ‘rapport over de boekenmarkt 1963-1970’, d.d. 4 november 1971 nog gewoontegetrouw de bekende vierdeling van boekenkoperskategorieën: 15 percent koopt vaak, 20 percent koopt regelmatig, 32 percent koopt soms, 33 percent koopt vrijwel nooit tot helemaal nooit. Uitgaande van deze indeling werd met behulp van sociaal-ekonomische kriteria, zoals bijvoorbeeld welstand en opleiding, een grove indikatie gegeven van de samenstelling van die groepen.
Met het nieuwste rapport is dan eindelijk het gevaar onderkend, dat door deze grove en weinig gefundeerde indeling aan de boven genoemde kopersgroepen een grotere homogeniteit werd toegeschreven, dan deze in werkelijkheid bezitten. Het is niet langer juist en verantwoord te spreken over ‘de’ regelmatige, over ‘de’ incidentele of over ‘de’ nooitkopers (boekheidenen). Van nu af aan
| |
| |
moeten we spreken van ‘fluktuaties’ in het koopgedrag, van een voortdurende ‘flux’-instroming over verschillende ‘marktsegmenten’.
Het is goed hier even in het kort deze marktsegmenten te analyseren. Ze zijn gebaseerd op indices zoals gezinsgrootte, burgerlijke staat, huwelijksjaar, religie, beroep, inkomen, opleiding, provincie, urbanisatiegraad. Door voortdurend de meest kontrasterende groepen met elkaar te vergelijken, kon de boekenmarkt worden verdeeld in een zevental subgroepen. Deze werden uiteindelijk samengesteld op basis van die kenmerken, welke het sterkst korreleren met een hoge of lage koopfrekwentie ten aanzien van boeken. Op deze wijze werden de volgende marktsegmenten verkregen (in volgorde van koopfrekwentie):
Groep 1. Kenmerk: al of niet voltooide akademische opleiding. Markt: 5 percent van de totale bevolking (Ned.). Koopfrekwentie: 71 percent koopt regelmatig tot vaak boeken, slechts 6 percent koopt nooit.
Groep 2. Kenmerk: inkomen boven 18.000 gulden plus opleiding middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs. Markt: 9 percent van de bevolking. Koopfrekwentie: 58 percent koopt regelmatig tot vaak boeken, slechts 12 percent koopt nooit.
Groep 3. Kenmerk: inkomen minder dan 18.000 gulden per jaar, plus middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs, plus wonend in de snel verstedelijkte gebieden, genaamd ‘vergrote Randstad’ (Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant, Utrecht, Gelderland). Markt: 17 percent van de bevolking. Koopfrekwentie: 45 percent koopt regelmatig tot vaak, 21 percent koopt nooit.
Groep 4. Kenmerk: leeftijd gezinshoofd max. 40 jaar, plus gezin van 1 tot 2 personen, plus lagere opleiding. Markt: 3 percent van de bevolking. Koopfrekwentie: 38 percent koopt regelmatig tot vaak, 33 percent koopt nooit.
Groep 5. Kenmerk: inkomen minder dan 18.000 gulden, plus middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs, wonend in het gehele land met uitzondering van de ‘vergrote Randstad’ (zie Groep 3). Markt: 9 percent van de bevolking. Koopfrekwentie: 33 percent koopt regelmatig tot vaak, 27 percent koopt nooit.
Groep 6. Kenmerk: gezinnen van minstens 3 personen, plus geen opgave, opleiding gezinshoofd lager onderwijs, plus geen opgave. Markt: 40 percent van de bevolking. Koopfrekwentie: 32 percent koopt regelmatig tot vaak, 34 percent koopt nooit.
Groep 7. Kenmerk: gezinnen van 1 à 2 personen, vrouw ouder dan 35 jaar, opleiding lager onderwijs, plus geen opgave. Markt: 17 percent van de bevolking. Koopfrekwentie: 15 percent koopt regelmatig tot vaak, 61 percent koopt nooit.
| |
Wat blijkt uit deze segmentatie?
We zien dat alleen de groepen 4, 5 en 6 een patroon te zien geven dat min of meer overeen komt met de oorspronkelijke vierdeling. Bij elkaar genomen omvatten deze segmenten slechts de helft van de bevolking. Hieruit spreekt duidelijk hoe onbruikbaar de oorspronkelijke indeling was als benadering van het boekenmarktmechanisme. We zien ook dat het inkomen nauwelijks een rol speelt bij akademisch gevormden, maar wel bij kopers die een opleiding hebben op middelbaar niveau. Verder ligt de relatief hoogste aan- | |
| |
koopfrekwentie bij de grote gezinnen, de laagste frekwentie bij de kleinere gezinnen. Het belangrijkste punt dat echter bij deze segmentatie in het oog springt is hoezeer blijkt dat bij het boekenkoopgedrag de konsument autonoom handelt, dat de gedifferentieerde lezer centraal staat. Met andere woorden kunnen wij, terugkerend tot de producent, stellen dat het gevaar voor ‘verschraling’, indien het aanwezig zou zijn, zich onmiddellijk zou keren tegen de uitgever, al dan niet deelnemer van een koncentratie, die zijn produkt niet zou inpassen in het ‘referentiekader’ van de konsument. Van verschraling zou eerst sprake zijn als er een zodanige monopoliepositie van één of een paar uitgevers zou ontstaan, dat zij geen rekening meer hoefden te houden met de boekenkoper. Van verschraling zou echter ook sprake zijn bij een totaal versnipperde boekenproduktie zonder efficiënt marktonderzoek, zonder behoorlijke informatiemedia, zoals boekengidsen, zonder de middelen die alleen grote bedrijfsgroepen of gericht op een deelmarkt werkende kleinere eenheden weten te hanteren. Met andere woorden: uitgeverskoncentraties zijn in deze tijd noodzakelijk, even noodzakelijk als het zelfstandig voortbestaan van specifieke uitgeverijen voor de gewenste differentiatie en konsument-gerichte specialisatie is. Dat de nodige differentiatie ook binnen de uitgeverskoncentraties wordt gegarandeerd, blijkt duidelijk als men de
samenstelling, de historische groei en de werkwijze van de binnen die koncentraties opererende uitgevers nader bestudeert. Behoudens enkele uitzonderingen, hebben deze uitgevers binnen die koncentraties alleen maar meer investeringsmogelijkheden, meer armslag gekregen.
| |
De belangrijkste uitgeverskoncentraties van de laatste jaren.
Elsevier.
Groep uitgeversmaatschappijen van Nederlandstalige boeken:
Elsevier Nederland NV, Amsterdam; NV Uitgeversmaatschappij Agon Elsevier, Amsterdam, waarin opgenomen uitgeverij ‘Argus’; NV Uitgeverij Roelofs van Goor, Amsterdam; NV Uitgeversmaatschappij Elsevier Sequoia, Brussel; Uitgeverij H.J. Dieben, 's Gravenhage (de publikaties van schoolboeken van Agon Elsevier, Roelofs van Goor en Dieben werden in het jaar 1968 gecentraliseerd); Uitgeversmaatschappij C. Misset NV, Doetinchem (het gehele fonds van vakboeken van Misset ging per 1 januari 1969 met behoud van zijn serienaam over naar Agon Elsevier); Noord-Hollandsche Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam (op 1 januari 1970 met Elsevier gefuseerd); Uitgeverij Focus NV, Haarlem.
Groep Engelstalige uitgeversmaatschappijen:
Elseviers Wetenschappelijke Uitgeverij (Elsevier Publishing Company) NV, Amsterdam; American Elsevier Publishing Company Inc., New York; Elsevier Publishing Company Ltd., Londen (Barking); Elsevier International Projects Ltd., Londen (opgericht 1; januari 1969); MacLaren and Sons Ltd., Croydon (Londen) (per 1 januari 1970 ging het boekenfonds over naar Elseviers Wetenschappelijke Uitgeverij NV, terwijl MacLaren de vaktijdschriften voor eigen rekening voortzette).
Groep uitgeversmaatschappijen van Franstalige boeken en internationale publikaties:
Elsevier Sequoia SA, Lausanne; Sequoia
| |
| |
Elsevier SA, Brussel; Editions Sequoia SARL, Parijs.
Naast deze groepen telt Elsevier een grote groep uitgeversmaatschappijen van Nederlands- en Franstalige tijdschriften, waaronder o.m. NV Uitgevers Maatschappij ‘Bonaventura’, Amsterdam; Moormans Periodieke Pers, 's Gravenhage; Misset België NV, St-Amandsberg, Gent; Centre Européen d'Information Professionnelle (C.E.I.P.) SA, Tervuren.
Een belangrijke aanwinst van Elsevier was de nog recente overname van de Excerpta Medica, een instelling die zich toelegt op het bijhouden van de ontwikkeling van de (bio)medische wetenschap door het bijeenbrengen (sinds kort in een volledig geautomatiseerde kennisbank) van literatuur en het weer beschikbaar stellen van deze kennis aan allen die daarbij belang hebben. De grote kennis en ervaring van Excerpta Medica op het gebied van geïntegreerde komputersystemen en randapparatuur (soft- en hardware) in de informatieverwerking is ondergebracht in Infonet. Merkwaardig is dat de helft van de aandelen van Infonet NV in handen is van de Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven. Merkwaardig is ook dat de Groep Franstalige boeken over het jaar 1971 de grootste omzetstijging vertoonde.
Elsevier sluit zich, evenals andere uitgeversgroepen, nauwgezet aan bij de marktontwikkelingen. Zij erkent het belang van de distributiesektor, getuige haar aankoop van steeds meer boekhandels, waaronder belangrijke als Literair Boekhuis, Amsterdam; Van Stockum, Den Haag; Jonkers, Eindhoven; Bergmans, Tilburg; Mosmans, Den Bosch; nog onlangs: Dekker en Nordemann's wetenschappelijke boekhandel NV, Amsterdam, een van de grootste leveranciers van internationale wetenschappelijke tijdschriften en boeken voor Nederland.
Dat Elsevier de laatste tijd behalve voor het wetenschappelijke boek ook voor het bellettristische boek belangstelling heeft, blijkt uit de persoonlijke aktiviteiten van mevrouw A. Manteau, na de overgang van uitgeverij Manteau naar de Van Goorgroep (zie verderop).
| |
Kluwer.
Een van de belangrijkste momenten uit de recente geschiedenis van Kluwer is wel de koncentratie van alle onderwijsuitgevers uit de Kluwergroep te Culemborg, als verkoop- en produktiemaatschappij opererend onder de naam Educaboek n.v.
De Kluwer Groep Onderwijsuitgaven heeft de schoolboekenfondsen van Kemperman, Kluwer, Noorduijn, Robijns, Stam en Tjeenk Willink, samen ruim 2500 leverbare titels.
De Kluwer Groep Maatschappijwetenschappen (Deventer) telt de volgende leden-bedrijven: Kluwer Juridische en Fiscale Boeken en Tijdschriften; Kluwer Sociaal-Wetenschappelijke Boeken en Tijdschriften; NV Uitgeverij Fed; Van Loghum Slaterus' Uitg. Mij. NV; NV Noorduijn en Zoon; NV Uitg. Mij. W.E.J. Tjeenk Willink.
De Kluwer Groep Publieksuitgaven (Wageningen) telt de volgende leden-bedrijven: NV Uitg. Mij. Kluwer Technische Boeken; NV A. Oosthoek's Uitg. Mij.; L.J. Veen's Uitg. Mij.; NV Gebr. Zomer en Keunings Uitg. Mij.
Tot de Kluwer Groep Technische Uitgaven (Deventer) behoren behalve eerder genoemde bedrijven waarin op dit terrein
| |
| |
Technische Uitgeverij H. Stam NV een voorname plaats inneemt, Ten Hagen NV, Uitgeversmaatschappij Gouda-Quint; Uitgeverij Ykema.
Onder de schoolboekenaktiviteiten van Kluwer dient nog vermeld te worden dat Kluwer ook het schoolboekenfonds van Plantijn heeft overgenomen.
Belangrijkste ontwikkeling voor Kluwer in 1970 was de aankoop van de Martinus Nijhoff-groep, waarbij: Scheltema en Holkema's boekhandel en Uitgeversmaatschappij in Amsterdam; Erven F. Bohn in Haarlem; drukkerij Van de Garde in Zaltbommel.
In de distributiesektor heeft ook Kluwer grote belangstelling. Kluwer bezat reeds verschillende technische boekhandels, zoals de winkels van Stam. De grote universiteitsboekhandel Kemink & Zoon, met de overname van Oosthoek's Uitgeversmaatschappij in bezit gekomen van Kluwer, ging dit jaar samenwerken met NV Boekhandel van het J.G. Broese, een van de grootste algemene boekhandels van Nederland. Scheltema & Holkema's Boekhandel te Amsterdam was al eerder tot de groep toegetreden. De drie laatst genoemde zaken hebben samen wel honderd mensen in dienst en maken een jaaromzet van wel twintig miljoen gulden, tegenover een totaal-omzet van rond tweehonderd miljoen gulden.
| |
Unieboek.
Eveneens een grote koncentratie van verschillende uitgevers: C. de Boer jr; W.L. & J. Brusse; D.B. Centen; W. de Haan; F.G. Kroonder; G. van Saane; Paul Brand, Bussum; J.J. Romen en Zonen, Roermond; C.A.J. van Dishoeck; Fibula-Van Dishoeck; Teleboek NV; Van Holkema & Warendorf; De Vrouw en Haar Huis.
Vorig jaar deed zich hier een merkwaardige ontwikkeling voor, waaruit blijkt hoe diffuus en ondoorzichtig uitgeverskoncentraties soms kunnen zijn. De AVRO (radio, televisie) heeft toen een minderheidsbelang verworven in de drukkerij en uitgeverij C. de Boer in Hilversum, de drukker van het programmablad van de AVRO. Een financieel direkteur van de AVRO werd kommissaris bij De Boer. Een belangrijk informatiemedium heeft hiermee toch een aanzienlijke vinger in de pap gekregen (27 percent van de aandelen) bij een uitgeversgroep. Nóg een ander informatiemedium, De Telegraaf, heeft een aandelenpakket ‘De Boer’. Overigens is ook bij Unieboek het streven naar specialisatie en het eigen gezichtsbehoud duidelijk aanwezig.
| |
Wolters-Noordhoff-Samson.
Op 1 januari 1968 fuseerden twee grote uitgevers van schoolboeken: De Erven P. Noordhoff en J.B. Wolters Uitgeversmaatschappij te Groningen. In 1969 nam Wolters-Noordhoff Drukkerij De Waal NV te Groningen over. Eveneens in 1969 ging Wolters-Noordhoff een joint-venture aan met de Britse Longman-Group Ltd. Bekend is het ‘Wolters-Noordhoff Ontwikkelingsinstituut voor het Onderwijs’.
Daarna heeft deze groep nog meer vat gekregen op de schoolboekenmarkt door samen te gaan met N. Samson NV te Alphen a.d. Rijn. Begin 1970 was hieraan voorafgegaan de samensmelting van Samson met A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij NV te Leiden. Twee van de oudste Nederlandse uitgeverijen (Sijthoff van 1851, Samson van 1882) werden toen ondergebracht in één houdstermaatschappij, samenwerkend binnen de NV ICU. De samensmelting met Wolters-Noordhoff le- | |
| |
vert een uitgeverskoncern op dat met name in de edukatieve sektor (schoolboeken en audiovisuele leermiddelen) een sterk overheersende positie inneemt, met in totaal 2000 werknemers. De ICU-Holding beweegt zich, behalve in de uitgeverij met name ook in de dienstverlening aan overheidsinstellingen, zoals het verwerken van gemeenteadministraties per komputer. A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij blijft opereren onder de naam van de volgende vennootschappen: A.W. Sijthoff's Uitgeversmaatschappij NV (voor het Nederlandse fonds) en A.W. Sijthoff International Publishing Company NV (voor het Wetenschappelijk fonds).
Begin 1971 heeft Wolters-Noordhoff een nieuwe uitbreiding en een nieuwe vorm van specialisatie aan haar bedrijf toegevoegd door een fusie met de Haarlemse uitgeverij H.D. Tjeenk Willink. Naar omvang mag deze uitgeverij niet zoveel betekenen, maar kwalitatief en met name door haar uitgaven op juridische en andere maatschappij-wetenschappelijke gebieden biedt zij Wolters-Noordhoff gelegenheid zich op een nieuw terrein te begeven. Hier valt duidelijk waar te nemen hoezeer grote koncerns het gedifferentieerde marktaspekt in het oog blijven houden.
| |
Bosch & Keuning NV.
Bosch & Keuning NV te Baarn verenigt de volgende bedrijven onder de naam Uitgeversgroep Combo: Uitgeverij In de Toren, Baarn; Uitgeverij Ambo, Bilthoven; Uitgeverij De Fontein, De Bilt; vanaf 1969 NV W. ten Have te Amsterdam, voorzover het betreft haar uitgeversaktiviteiten; vanaf 1970 Uitgeverij Van Walraven te Vaassen.
In tegenstelling tot grotere koncerns, opereert hier een betrekkelijk kleine groep met betrekkelijk kleine uitgeverijen. De verschillende direkteuren van deze uitgeverijen bezitten op het kreatieve gebied, op het aantrekken van manuskripten een volledige vrijheid. Er wordt alleen overleg gepleegd om doublures te voorkomen. Doordat de administratieve rompslomp gecentraliseerd is, kunnen de uitgevers alle aandacht besteden aan het eigenlijke uitgeverswerk. Een goed voorbeeld van uitgeverssamenwerking die informatieverschraling veeleer voorkomt dan in de hand werkt.
| |
Edicom-Van Goor-groep.
Van Goor Zonen, Den Haag, is ook pas enkele jaren geleden belangstelling gaan tonen voor andere bedrijven. Eerst verwierf zij de uit 1739 daterende uitgeverijboekhandel Gebroeders Van Cleef. In 1965 nam zij Uitgeverij W. van Hoeve over, waarin al eerder Uitgeverij V.A. Kramers was opgegaan. In hetzelfde jaar werd Drukkerij Geuze & Co te Dordrecht in het koncern opgenomen, evenals de Amsterdamse boekbinderij Stokkink.
Belangrijk was de overname van Uitgeverij Manteau, waarna mevrouw A. Manteau persoonlijk overging naar Elsevier. In 1969 sloot zich bij de Van Goor-groep aan Moussault's Uitgeverij NV te Amsterdam; na problemen tussen de direkties is Moussault's Uitgeverij NV overgegaan naar De Standaard.
Tevens tot de Van Goor-groep behoren: H. Meulenhoff, Amsterdam; Uitgeverij H.J. Paris NV, Amsterdam; Uitgeverij De Goudvink NV, Schelle-Antwerpen (samen met Librico).
In maart 1970 ging Van Goor een fusie
| |
| |
aan met Boek- en Kunstdrukkerij Mouton & Co in Den Haag. De Mouton-groep bestond uit: Drukkerij Mouton, Den Haag; Drukkerij Belinfante, Den Haag; Uitgeverij Mouton, Den Haag; Editions Mouton, Parijs; Cartografisch Instituut Bootsma, Den Haag; Uitgeverij De Brug-Djambatan, Den Haag.
| |
Meulenhoff-groep.
In 1969 hebben Uitgeverij Meulenhoff & Co NV Amsterdam en Librairie Marcel Didier Parijs, Brussel, Montreal een joint-venture opgericht onder de naam Meulenhoff-Didier NV te Amsterdam. Doel van deze nieuwe NV is de alleenverkoop van alle uitgaven van de uitgeverijen Marcel Didier, inklusief de audio-visuele middelen.
Onder de aktiviteiten van de Meulenhoffgroep valt ook de import van boeken en tijdschriften, ondergebracht in de kombinatie Meulenhoff-Bruna, welke kombinatie onlangs is uitgebreid tot Van Ditmar. Van Ditmar is met de Algemene Kiosk Onderneming (AKO) tevens een belangrijk distributieapparaat, terwijl Bruna eigenares is van de ILA-groep met 35 filialen en daarenboven zogenaamde kontraktzaken die onder eigen naam werken, maar van Bruna boeken geleverd krijgen met speciale kortingen en recht van terugzending. De samenbundeling van deze grote groep importeurs en verkoopmaatschappijen mag in verband met de uitgeverskoncentraties niet onvermeld blijven. Meulenhoff-Bruna en van Ditmar hebben met de grote derde Nilsson & Lamm te Amsterdam praktisch de gehele Nederlandse boekenimport in handen, terwijl ze met hun landelijk gespreide verkooppunten ook een aanzienlijk deel van de Nederlandse boeken- en tijdschriftendistributie beheersen.
| |
De Bussy-Ellerman Harms-Becht.
Uitgeverij J.H. De Bussy NV dateert van omstreeks 1875. In 1962 nam zij over Uitgeverij G.J.A. Ruys. De Bussy-Ellerman Harms is in 1967 ontstaan door een volledige fusie van J.H. De Bussy NV en Drukkerijen v/h Ellerman Harms NV te Amsterdam. Medio 1969 heeft De Bussy-Ellerman Harms het gehele aandelenkapitaal van H.J.W. Becht's Uitgeversmaatschappij NV te Amsterdam overgenomen. Uitgeverij Becht mag eveneens worden gerekend tot de gevestigde Nederlandse uitgeversbedrijven. Opgericht in 1892, begaf zij zich als een van de eerste Nederlandse uitgeverijen met oorspronkelijke Nederlandse uitgaven in de vorm van koprodukties op de buitenlandse markt.
| |
De Standaard.
Over de dagbladen en tijdschriften van De Standaard, met name ook over de samenwerking met NV De Vlijt, is al voldoende geschreven in Ons Erfdeel, maart 1970. De betekenis van De Standaard als boekenuitgeverij wordt geleidelijk groter, niet zozeer wellicht door de overname van het uitgeversfonds van Brepols in Turnhout, doch veeleer door de wat geruisloze en op het eerste gezicht niet zo spektakulaire recente overname van Moussault's Uitgeverij NV te Amsterdam.
Wel bijzonder spektakulair is het aantal boekhandels dat het Standaardkoncern met name in Nederland heeft opgekocht. Er zijn belangrijke boekhandels bij, zoals boekhandel J.R. van Rossum te Utrecht, de Hoofdstadboekhandel, thans genoemd Ten Have-Standaard-boekhandel te Amsterdam. Er zijn ook boekhandels bij, zoals de Arbeiderspers-boekhandels, waarvan overname altans voor ondergeteken- | |
| |
de onbegrijpelijk blijft. Boekhandels die de Arbeiderspers zelf gedwongen was af te stoten omdat ze (behalve het postorderbedrijf en de zaak in Hilversum) onrendabel waren gebleken. Volgens mededeling van de heer A. Sap had De Standaard Boekhandel per oktober 1971 16 verkooppunten in België en 15 in Nederland.
Terwijl andere boekuitgeverskoncerns zich eerst verzekerd hebben van meer uitgevers-partners en daarna pas de distributie-sektor hebben geïnfiltreerd, bewandelt De Standaard de omgekeerde weg. Daarom noem ik de overname van uitgeverij Moussault toch belangrijk, omdat hier wellicht de eerste stap is gezet in de richting van samenwerking met andere uitgevers, indien er altans nog gegadigden te vinden zijn.
De Arbeiderspers als uitgeverij is overigens vorig jaar samengegaan met Em. Querido en De Wetenschappelijke Uitgeverij in de overkoepelende houdstermaatschappij onder de naam NV Singel 262 te Amsterdam. Voor de boekhandels van de Arbeiderspers had Querido, evenals trouwens de boekhandels-kombinatie Verbo geen interesse. Er is gesuggereerd dat De Standaard er als lachende derde mee in zee ging. Terecht of ten onrechte?
| |
Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven (VNU).
J. van den Berg schreef in Ons Erfdeel, nr. 1, 1970, onder meer:
‘De VNU-bladen De Tijd, Eindhovens Dagblad, Helmonds Dagblad, Brabants Dagblad en Nieuwsblad van het Zuiden halen nu een oplaag van 318.000 eksemplaren. Hieraan dient nog te worden toegevoegd, dat de VNU door haar samenwerking met de NV De Spaarnestad en door het overnemen van de NV Het Spectrum en later de NV Fotogravure (moet zijn Rotogravure, v.R.) een belangrijk aandeel heeft in de markt van pocketboeken en een overweldigend aandeel, nl. 90 percent van de totale oplaag van geïllustreerde bladen in Nederland. Een nog griezeliger binding ligt via de geïllustreerde bladen, waaronder het blad Televizier, met de omroepwereld open.’
Hierbij teken ik nu aan dat Televizier slechts in zoverre eigendom van de VNU is, als een drukorder eigendom van een drukkerij is. En wat de boeken betreft, het volgende: het aandeel van de VNU in de markt van de pocketboeken is niet groter dan het aandeel van uitgeverij Het Spectrum, vooral sinds de deurverkooppockets door kolporteurs van damesbladen geheel is uitgevallen. Kortom, de VNU heeft wat de boekenproduktie betreft niet méér of minder betekenis dan de som van de deelnemende traditionele boekenuitgevers al hadden en rekening houdend met de normale ontwikkeling tans zouden gehad hebben
De VNU-boekenuitgeverijen waren: NV Uitgeverij De Spaarnestad, Haarlem; De Geïllustreerde Pers, Amsterdam; Nederlandse Rotogravure Mij. N.V., Leiden; NV Tijdschriften Uitgevers Mij., Antwerpen (TUM); L.C.G. Malmberg NV, 's Hertogenbosch; Uitgeverij Het Spectrum NV, Utrecht, Amsterdam en Berchem (Antwerpen).
De Spaarnestad en De Geïllustreerde Pers zijn tans samengevoegd tot één boekenuitgeverij genaamd ‘Amsterdam Boek’. De Nederlandse Rotogravure Mij. geeft praktisch geen boeken meer uit. Malmberg geeft bijna uitsluitend school- | |
| |
boeken uit en beweegt zich op het terrein van de audiovisuele leermiddelen. Het Spectrum heeft zijn traditioneel uitgeversbeleid deels uitgebreid met meer specialisaties, deels voortgezet, o.a. op het gebied van het pocketboek
Het is waar dat de VNU een leeuwenaandeel heeft in het totale informatiepakket, maar dat betekent nog niet per se een informatie-verschraling of een verarming van de voorlichting. Een miljoeneninjektie inpompen in een dagblad als De Tijd is geen sinecure. Dit jaren achtereen volhouden getuigt niet bepaald van een informatieverschralende mentaliteit. Over de diversiteit en de kwaliteit van de Nederlandse geïllustreerde bladen valt, ondanks de monopoliepositie van de VNU, niet te klagen. Er is nergens zoveel zelfkritiek, nergens zoveel marktgerichte instelling als juist bij de VNU. Dit is geen oratio pro domo, maar eenvoudig een door iedere objektieve buitenstaander te konstateren feit. Een logisch feit trouwens, voortspruitend uit een kollektief gevoel van saamhorigheid en eigenbelang, oversprenkeld met meer dan zo maar een vleugje liefde voor het vak, om het grote en verdachte woord idealisme maar niet te noemen.
| |
Heideland-Orbis.
Een uitgeverskoncern waarvan zeker niet kan gezegd worden dat het in idealisme en liefde voor het vak te kort schiet. Uitgeverijboekhandel Heideland, opgericht in 1945, is gedurende lange tijd in de korte tijd van haar bestaan een betrekkelijk kleine zelfstandige uitgever geweest. De uitbreiding tot een groter samenwerkingsverband met Orbis en Desclée-Orion, de distributieuitbreiding met naast de oude zaak in Hasselt, het Shopping Center, Genk, heeft aan de zelfstandige instelling en mentaliteit van Heideland geen afbreuk gedaan. Heideland is het voorbeeld van een uitgeversbedrijf dat weliswaar gezwicht is voor de noodzakelijke eisen van deze tijd en kon daardoor grote projekten als de Nederlandse Larousse aanpakken, maar is een van de meest inspirerende Vlaamse uitgevers gebleven, met feeling, visie en grote liefde voor het vak.
Daarom vind ik het juist, in het kader en ter afsluiting van dit artikel over uitgeverskoncentraties, een uitspraak te citeren van mede-oprichter en tans direkteur L. Nagels:
‘Dat de uitgeverij moeilijke jaren voor de boeg heeft is niets bijzonders; een kapitaalintensief bedrijf als de uitgeverij zal er altijd op bedacht zijn, dat zich verschuivingen voordoen. Maar dat is zou men haast zeggen de kern van het vak. Kleinere uitgeverijen zullen altijd plaats blijven vinden, zeker, als zij zich op een bepaald terrein specialiseren. Fusies kunnen de mogelijkheden vergroten, maar blijven op industrieel gebied belangrijker dan in het boekbedrijf, waar het verkoopcontact toch liefst langs persoonlijke weg zal blijven verlopen. Bellettrie zal, mits als zodanig erkend, ook in de toekomst niet veel moeilijkheden ondervinden: de herdrukken van vroegere en tamelijk recente werken bewijzen dat deze kant van het uitgeversvak tamelijk weinig risico's oplevert.’
Als belangrijkste passage uit deze uitspraak licht ik dat het bedacht zijn op verschuivingen de kern van het uitgeversvak is.
Hiermee kom ik terug op mijn uitgangspunt, nl. een sterk maatschappelijk geïnspireerde marktsegmentatie als noodza- | |
| |
kelijke voorwaarde voor het voortbestaan van de zelfstandige, gespecialiseerde uitgeverij, maar ook als noodzakelijke voorwaarde voor het goed en blijvend funktioneren van de in koncerns samenwerkende uitgevers. Zodra deze koncerns door centralisatie op wezenlijke punten van het uitgeversbeleid ontaarden in maatschappelijk nivellerende massamedia, graven ze op korte termijn hun eigen graf.
Ondanks het voor velen beangstigende aantal fusies bij de boekuitgeverij, een verschijnsel dat zeker wat de distributiesektor betreft nog lang niet voltooid is, zal er plaats blijven voor de zelfstandige uitgeverij die ‘vorm én inhoud’ van het boek als twee-eenheid zal blijven behandelen, terwijl het meer op de weg en binnen de mogelijkheden van de koncerns ligt daarnaast ‘het andere boek’ te maken. Of dat nu partwork, krantboek, bulkboek, videoboek of (meer waarschijnlijk) heel anders gaat heten, doet er niet toe. Wezenlijk bij dit alles is dat de maatschappij - dus de mensen die hier en nu moeten leven - optimaal wordt voorzien van voor ieder toegankelijke informatie, van pluriforme informatie, die in de toekomst alleen ontsloten kan worden door gezonde bedrijven met ruime investeringsmiddelen. Informatieverschaffing door middel van komputer en data-bank voor onderwijs en permanente opvoeding veronderstelt niet alleen veel kapitaal en kennis, maar tevens een hoge mate van kulturele en maatschappelijke verantwoordelijkheid, dus een ‘bedacht zijn op verschuivingen’. |
|