dinaso, de Arbeidsvrijwilligers, enz. Wij hadden wel graag enkele belangrijke teksten in extenso in deze bijlagen aangetroffen zoals het blijkbaar zeer belangrijke rapport van Von Falkenhausen over de Flamenfrage, waaruit geciteerd wordt op p. 283 e.v. De auteurs schijnen dit voor een latere publikatie te reserveren.
Hoe de stof behandeld werd, hebben de auteurs in hun inleiding uiteengezet: ‘la guerre et l'occupant exaspèrent les tensions naturelles dans la société et fournissent un champ privilégié d'observation socio-politique [...] Les auteurs ont cherché à analyser et à expliquer le contexte et les ressorts du comportement des individus et des groupes...’ (Wij kursiveren).
Dit maakt duidelijk waarom zij bijv. zo uitvoerig het optreden behandelen van de in 1940 kwantitatief nog onbelangrijke kommunistische partij (pp. 51-60, 407-424), van de socialistische partij (oude en nieuwe, pp. 216-232, 396-406) en van de vakbonden (pp. 262-281). Dit zijn delen van de bevolking met een duidelijk geartikuleerde struktuur en ideologie, waarvan het mechanisme de evolutie en de interne tegenstellingen te achterhalen en te verklaren, ja zelfs haast te voorzien zijn (bijv. pp. 417-422).
Hetzelfde geldt, zij het dan op een geheel andere manier, voor de Duitse bezetter, die uiteraard ook een (niet altijd geheel) duidelijk afgebakende struktuur aanneemt, welbepaalde doelstellingen heeft en beïnvloed wordt door interne tegenstellingen. De auteurs hebben deze tegenstellingen wel achterhaald (p. 127 e.v.) maar niet grondig verklaard. Deze verklaring dient veel meer in Berlijn gezocht te worden dan te Brussel. De Wehrmacht is er immers in geslaagd te Brussel een Militärverwaltung te handhaven, die in principe geen politieke rol te vervullen had, terwijl de S.S. en de Nazi's van Hitler toestemming gekregen hebben om in Nederland en in Luxemburg (respektievelijk in mei en augustus 1940) de oorspronkelijke Militärverwaltung van het leger te vervangen door een Zivilverwaltung, die zij in handen hadden en die wel een politieke rol speelde. Waarom dit in België niet in 1940 maar pas op 6 juni 1944 (landing van de Geallieerden en deportatie van koning Leopold naar Duitsland) gebeurd is, zullen latere studies moeten uitmaken.
Anderzijds hebben de auteurs er naar mijn gevoel niet genoeg op gewezen hoe het Duitse optreden in België, zeker bij de aanvang, duidelijk gebaseerd is op de lessen die zij getrokken hebben uit de ervaringen van de Eerste Wereldoorlog, in tegenstelling tot de Belgen die een herhaling ervan verwachten (geen barbarie-teutonne bij de inval, en geen tweede aktivisme - merkwaardig dat ook enkele Vlamingen precies in dezelfde zin dachten, zoals blijkt op p. 299). De Duitsers proberen vanaf het begin bewust gebruik te maken van de bestaande instellingen en deze niet tegen zich in het harnas te jagen. Rex wordt genegeerd, het V.N.V. zal geleidelijk aan invloed winnen in de mate dat de aanvankelijke overredingspolitiek ten opzichte van de bevolking geen vruchten draagt en dat van Berlijn uit de Militärverwaltung onder druk gezet wordt.
Veel minder indringend zijn de auteurs - het kon ook niet anders - bij de analyse van de niet duidelijk gestruktureerde bevolkingsgroepen zoals de middenstand en de burgerij en de daaruit emanerende politieke partijen. Hier moeten zij het houden bij het beschrijven van feiten en verschijnselen. In een uitzonderlijk geval, zoals de 11 novembermanifestaties, kunnen zij zich wagen aan een grondiger analyse. Opvallend is ook dat over de tot deze bevolkingsgroepen behorende klasse van ondergeschikte ambtenaren en bedienden (de Administratie) nagenoeg niets wordt medegedeeld. Evenmin trouwens als over de groep die helemaal bovenaan de hiërarchische trap van de bevolking staat: het hof en de koning. Zij worden vernoemd als het niet anders kan, maar telkens als de auteurs de gelegenheid hebben grondiger over de houding van de koning en zijn (aktieve) hofdignitarissen in te gaan, zoals bijv. op p. 206, waar zij handelen over de plannen om een Kommissaris-generaal te benoemen aan het hoofd van de Sekretarissen-generaal, vermijden zij blijkbaar bewust het probleem. Zij moeten nochtans over revelante bronnen beschikken. Daardoor hebben zij ook te kort gedaan aan figuren zoals R. Poulet wiens optreden niet te verklaren is zonder de invloed van ‘Het Hof’, en die niet nagelaten heeft in die zin op het boek te reageren.
Een andere zwakheid van het boek is het principe van neutraliteit waarop de auteurs zich in hun inleiding beroepen: ‘Il n'y aura point ici d'histoire-tribunal. Les faits sont analysés et resitués, les mécanismes décrits les actions et interactions éclairées. Chacun sera libre d'insérer ce qu'il aura retenu de ces pages dans sa propre interprétation politique.’ Met andere woorden, de auteurs maken geen onderscheid tussen hun diverse inlichtingenbronnen, zij citeren gewoon, duiden eventueel de ver-