Ons Erfdeel. Jaargang 15
(1972)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
regionalisme en europese integratieprof. dr. paul van de meerssche Wie de Europese integratie zou beoordelen naar de resultaten ervan op het hoogste politieke en institutionele vlak, heeft ongetwijfeld enige reden om ongeduldig te worden. Na een kwarteeuw Europese integratieGa naar eindnoot(1) is er inderdaad nog geen Europese regering, nog geen Europees Parlement die naam waardig, zijn er nog geen werkelijk Europese politieke partijen en evenmin syndikale organisaties. Begrijpelijkerwijze is er dan ook amper sprake van een Europees beleid in de meest vitale sektoren van het ekonomische en monetaireGa naar eindnoot(2), het sociale en kulturele, het technologische en wetenschappelijke, het leefmilieu en de ruimtelijke ordeningGa naar eindnoot(3).
Daarentegen is het een moeilijk te betwisten vaststelling, dat aan de basis zelf van de Europese Gemeenschap de regionaliseringstendens zich tijdens het voorbije decennium steeds sterker heeft doorgezetGa naar eindnoot(4). Is deze fundamentele mutatie in regionale zin niet het bewijs, dat het Europees integratieproces uiteindelijk dieper heeft ingegrepen dan voorlopig uit de nagenoeg ongewijzigde ‘super-strukturen’ van de Europese Gemeenschap is af te leiden? Ongetwijfeld staan de nationale staatsstrukturen formeel gezien nog overeind, maar de substantie ervan lijkt zowel naar boven (internationale verhoudingen) als naar onder toe (het zich vormen van regionale strukturen) te zijn uitgehold. Het is immers een onomkeerbare evolutie, dat heel wat regionen en gewesten die eertijds ofwel werden verdeeld omwille van het ‘staatsbelang’, ofwel werden ‘gekoloniseerd’ door een strak aangespannen unitaristisch staatsbestel, nieuwe kansen en mogelijkheden krijgen in het kader van de Europese schaalvergroting. In de mate waarin de staatsgrenzen door het Euro- | |
[pagina 76]
| |
pese integratieproces werden afgetakeld, groeide in deze voorheen op artificiële wijze van elkaar gescheiden Europese ‘grensgebieden’ het besef van hun gemeenschappelijke verwaarlozing en groeide ook het bewustzijn dat zij uit hun komplementariteit andere en betere kansen konden krijgenGa naar eindnoot(5).
Ook in de nieuwe Europese dimensie is het hun duidelijk geworden dat zij niets of weinig van de nationale regeringen hebben te verwachten. De grensregio's zijn meer en meer tot het besef gekomen, dat zij hun lot het best zelf in handen kunnen nemen.
Tot deze konklusie zijn ook heel wat Westeuropese regio's gekomen die in het verleden werden opgeofferd aan het sukses van gebieden die - omwille van hun geografisch, politiek of industrieel belang - de meest vitale krachten van het staatsbestel naar zich toe haalden. De voorheen onbelangrijk geachte kustregio's in West-Europa hebben door de nieuwe energiebronnen - petroleum en aardgas - en door de nieuwe technologische mogelijkheden en middelen plots een andere roeping ontdekt dan een louter toeristische. De zware industrie is nu inderdaad ‘Sea-minded’ geworden. De Europese regio's, die in het kader van nieuwe handels- en industriële mogelijkheden unieke kansen krijgen in het kader van een nieuwe Europese dimensie, zien op tegen de bemoeizucht van de ‘centrale’ overheid, tegen de bureaukratische inertie van de nationale hoofdstad en tegen het manipuleren met kredieten ten bate van regio's welke hen voorheen steeds in de schaduw hebben gesteld. Vandaar de politieke en strategische komplementariteit tussen Europese integratie en regionalisatie. Enerzijds is de Europese integratie de voorwaarde geworden tot het verwerven van een ruimere autonomie ten voordele van de regio's t.o.v. het te eng geworden staatsbestel, en anderzijds is de regionalisatie de drijvende kracht van het Europees integratieprocesGa naar eindnoot(6).
Integratie en regionalisatie hebben overigens beide met de handikap van de nationale soevereiniteit af te rekenen. De Europese integratie en regionalisatie in de Europese Gemeenschap zijn niet tegengestelde, maar komplementaire tendensen. Integratie en regionalisatie zijn inderdaad twee aspekten van éénzelfde realiteit, met name de technologische uitdaging en de mogelijkheden waarmede de Westerse wereld tijdens dit laatste kwartaal van de 20e eeuw zal worden gekonfronteerd. De ekonomische en sociale mutaties die hiermede zullen samengaan, wekken in het ene gebied onrust - om de moeilijk door te voeren omschakelingen - terwijl in andere regionen nieuwe ambities groeien naar de maat van één grote Europese Gemeenschap. In één woord, de ‘post-industriële samenleving’ veronderstelt een Europese dimensie, maar ook en niet minder een regionale solidariteit om zich in deze Europese dimensie te kunnen handhaven.
De regionalisatie en Europese integratie zijn bovendien ook komplementair vanuit operationeel-demokratisch oogpunt. Het funktioneren van een demokratisch bestel op grote schaal is ondenkbaar zonder participatie van de burger op een niveau dat hij nog kan beheersen, dat hem nog voldoende nabij is om een daadwerkelijk engagement mogelijk te maken. Niemand minder dan generaal de Gaulle heeft dit - te laat of te vroegGa naar eindnoot(7) - ingezien, enkele weken vóór het losbarsten van de ‘meirevolte’Ga naar eindnoot(8). Wat de Franse president | |
[pagina 77]
| |
vóór de mei-revolte vanuit funktioneel oogpunt noodzakelijk achtte op ekonomisch niveau, breidde hij na de mei-revolte uit tot een projekt voor globale participatie in het kader van een regionalisatie van de Franse instellingen. Een ongetwijfeld luciede generaal de Gaulle, die aldus de mei-revolte - ‘sans cause et sans idées’ - een zin dacht te kunnen geven door een beter operationele vorm van demokratie, faalde echter op 27 april 1969 in zijn opzetGa naar eindnoot(9). Generaal de Gaulle's mislukking tijdens het referendum van 27 april 1969 heeft echter de problemen niet opgelost. Duidelijker dan ooit tevoren blijkt in Frankrijk de behoefte aan nieuwe vormen van participatie en regionalisatie. Niemand heeft vooralsnog duidelijker analyses van de Franse ‘société bloquée’ ten beste gegeven dan premier Chaban-Delmas zelf. Maar geen enkel premier van de Ve Republiek zag intussen zijn beleid zo vertekend door een algemene ‘morose’ en inertie van het politieke leven. Dat is overigens niet te verwonderen wanneer men de regionalisatie opvat als een manipulatie-metode in de handen van de centrale overheid; wanneer het alleen maar gaat om een louter vormelijke decentralisatie, die er slechts op berekend is de in wezen ongewijzigde machtsstrukturen ietwat makkelijker in de hand te houdenGa naar eindnoot(10).
Een aldus begrepen regionalisatie is uiteraard niet komplementair aan het Europese integratieproces. Integendeel. Het is alleen maar een vorm van struisvogelpolitiek, die uiteindelijk een fatale afloop moet hebben, omdat het de negatie betekent van een fundamentele en diepgaande historische trend. Bovendien is het vermenigvuldigen van allerlei advieskolleges in het kader van een zogenaamde ‘regionalisatie’, waarbij in feite alle beslissingsmacht in het centrum van de unitaire staat gehandhaafd blijft, precies datgene wat de burger afkerig maakt van ‘participatie’. Het is immers de ideale manier om hem nog duidelijker te laten aanvoelen dat hij uiteindelijk toch geen vat heeft op het politieke gebeuren. Dit is o.m. ook het voornaamste verwijt dat men vooralsnog de ‘regionalisatie’ in België kan maken, waarbij o.m. reële - budgettaire - bevoegdheden ontbreken en waarin van een werkelijke herverdeling van de unitaire macht nog geen sprake is. - Dit schijnen blijkbaar ook de kiezers in Vlaanderen, en vooral in Wallonië, begrepen te hebben, toen zij op 7 november '71 vooral de federalistisch gerichte partijen winst bezorgden.
Het is echter ook belangrijk zich te realiseren, dat een regionalisatie van de Europese Gemeenschap die uiteindelijk zou neerkomen op het kreëren van 30 à 40 mini-nationale staatjes, al dan niet met een dosis overtrokken nationalistisch etnocentrisme, een stap achteruit betekenen zou t.o.v. de bestaande situatie. De regionalisatie-problematiek van het eind van deze eeuw kan niet een heropleven zijn van een voorbijgestreefd en bekrompen regionalisme. De regionalisatie is niet een zich terugplooien op historisch-folkloristische regionale antikwiteiten. Het heeft geen zin regio's te kreëren waaraan men naar 19e-eeuwse gewoonte ongeveer alle bevoegdheden zou geven - behalve de diplomatieke, monetaire en defensiebevoegdheden, die aan de Europese Gemeenschap toegekend zouden worden. De hedendaagse regionalisatie-problematiek is allesbehalve uni-dimensioneel. Maar sommige regionalisten doen denken aan studenten die slechts aan de vlakke | |
[pagina 78]
| |
meetkunde toe zijn, terwijl anderen reeds volop bezig zijn met de meetkunde in de ruimte. Een zinvol debat is dan ook meestal zeer moeilijk, zoniet onmogelijk. Alleen reeds op basis van de termen die men op dit ogenblik hanteert om het regionalisatie-fenomeen wetenschappelijk te benaderen, nl. ‘komplementariteiten’, ‘affiniteiten’, ‘funktionele entiteiten’, kan men merken hoezeer men op dit ogenblik de regionalisatie vanuit een heel andere optiek benadert dan deze van een louter ruimtelijke en etnische omschrijvingGa naar eindnoot(11). De regionalisatie om de regionalisatie heeft al even weinig zin als integratie om de integratie. M.a.w. een bewust regionaal beleid dringt zich meer en meer op in het kader van de verdere uitbouw van de Europese Gemeenschap. Indien men tot het inzicht komt dat regionalisatie en integratie van Europa geen tegengestelde maar komplementaire aspekten zijn van éénzelfde realiteit, dan is het ook nogal evident dat de koördinatie tussen regionalisatie en integratie van het grootste belang is. Of de Europese Gemeenschap tot een moderne institutionele vormgeving zal komen waarin én Europese integratie én regionale polarisatie elkaar op een harmonische wijze vinden, is een der kernvragen van de Europese Gemeenschap.
Zonder een adekwaat regionaal beleid zal de Europese ekonomische ruimte de industriële en menselijke koncentratie - en derhalve de dispariteit tussen verschillende gebieden in Europa - nog doen toenemen. Door het openstellen van de grenzen en het verdwijnen van de tolmuren tussen de lidstaten van de Gemeenschap heeft zich de laatste jaren een koncentratieverschijnsel voorgedaan waarbij ekspansieve gewesten nog meer ekspansief werden en onderontwikkelde regio's nog wat meer verwaarloosd. Een vanuit liberaal-ekonomisch oogpunt vrij logisch gevolg overigens.
Het gevaar voor deze steeds toenemende ongelijkheid in ontwikkeling is des te groter omdat de achtergebleven regio's ongelijk verdeeld zijn over de landen van de Europese Gemeenschap. Waar het gisteren in het kader van de ltaliaanse staatsstruktuur nogal moeilijk was de Milanezen te overtuigen dat de ontwikkeling van de achterlijke ‘Mezzogiorno’ een ‘nationale’ opgave was, zal het morgen in het kader van de Europese Gemeenschap niet eenvoudiger zijn de bewoners van ‘Randstad Holland’ van diezelfde ‘Europese’ noodzaak te overtuigen.
Bovendien is er het zich steeds verder doorzettend fenomeen van de verstedelijking en meer in het bijzonder de zich steeds verder om zich heen grijpende Europese ‘megalopolis’Ga naar eindnoot(12). De zich verder uitbreidende verstedelijking in het kader van zgn. ‘megalopolis’ blijkt zich ingevolge de Europese integratie meer dan ooit tevoren ongehinderd te ontplooien zonder enige rem van Europese ruimtelijke ordening.
Op de relatief kleine oppervlakte (niet eens de oppervlakte van Frankrijk) van de Noordwest-Europese ‘megalopolis’, die zich in de geïntegreerde Europese ruimte tussen Liverpool, Hamburg, Bazel, Parijs, Le Havre, Southampton steeds verder ongeordend uitbreidt, leven in de Europese Gemeenschap ongeveer 140 miljoen mensen. Dit is ongeveer twee derde van de verruimde Europese Gemeenschap! Of meer dan twee derde van de bevolking van de Verenigde Staten of van de Sovjetunie. Dit ‘Noordwest-Europees megalopolis-kompleks’ is dan ook de grootste demografische, ekonomische en stede- | |
[pagina 79]
| |
lijke koncentratie van de ‘ontwikkelde’ wereld. Door het aantal steden, agglomeraties en konurbaties, is het inderdaad zowel van wetenschappelijk als van Europees oogpunt uit gezien één groot verstedelijkt gebied met gelijkaardige problemen en met dezelfde handikaps voor het behoud van een menswaardig leefmilieu.
Als gevolg van de Europese integratie werden de twee krachtlijnen waarrond deze megalopolis is gegroeid, nog versterkt, nl. de krachtlijn die van Randstad Holland via het Roergebied langs Midden- en Boven-Rijn tot het Zwitserse plateau reikt en die door een andere wordt gekruist om over Liverpool - de sterk geïndustrialiseerde Britse Midlands en Groot-Londen - via het al even oud industriegebied van Noord-Frankrijk en van Wallonië zich uit te splitsen zowel naar het Saargebied als naar het Roergebied. Krachtlijnen van verstedelijking die bepaald worden door ekonomische en technologische faktoren en dus in de huidige en toekomstige evolutie door nog andere krachtlijnen verbonden zullen worden, o.m. ingevolge de nieuwe industriële affiniteit voor het maritieme gebied, de eksploitatie van aardgas en van aardolie in de Noordzee, e.a. Een evolutie die niet zonder enige parallel verloopt met de Amerikaanse Noordoostelijke ‘Seabord megalopolis’Ga naar eindnoot(13) Op dit ogenblik is men echter in de Europese Gemeenschap nog maar pas toe aan een eerste bewustwording van deze verstedelijking op Europese schaal. De eerste wetenschappelijke kongressen en studiedagen over de problematiek van de ‘Ruimtelijke ordening in Noordwest-Europa’ zijn pas een paar jaar geleden gestartGa naar eindnoot(14).
Tot besluit kan men voorlopig alleen konstateren dat een Europees regionaal beleid vooralsnog omgekeerd evenredig is aan de noodzaak ervanGa naar eindnoot(15). En toch lijkt het ons dat Denis de Rougemont uiteindelijk gelijk heeft wanneer hij in zijn recent Lettre ouverte aux Européens (1970) betoogt: ‘Si l'on veut unir l'Europe, il faut partir d'autre chose que ses facteurs de division, il faut bâtir sur autre chose que sur les obstacles de l'union. II faut se fonder sur ce qui est destiné à devenir demain la vrai réalité de notre société, et je vais désigner par là une unité d'un type nouveau, à la fois plus grande et plus complexe que la cité antique, mais plus dense, mieux structurée et offrant un meilleur milieu de participation civique que la nation, telle que nous l'a léguée le siècle dernier: la région’Ga naar eindnoot(16). |
|