Felix De Boeck.
Felix De Boeck, de schilder-boer-filosoof van Drogenbos, is zeventig geworden. Een paar vrienden zijn erin geslaagd enkele van zijn werken los te krijgen (Felix ekspozeert niet gemakkelijk) en hebben een originele tentoonstelling ingericht op de Flandria XX-boot aan de Antwerpse Linkeroever. Zo'n beperkte tentoonstelling geeft aan de niet-ingewijde wél een zeker idee van de kunst van De Boeck, maar de héle De Boeck krijgen ze niet te zien. Daarvoor zou een heel museum nauwelijks groot genoeg zijn. Na zijn fauvistisch en ekspressionistisch debuut en het ordenend (daardoor weldoend) avontuur van de abstraktie, is Felix De Boeck namelijk in reeksen gaan werken. Dezelfde tema's worden de basis van verscheidene komposities, van onderscheiden kleurvariaties. Ook zijn metafisisch-doorgloeide portretten (Gandhi, Van Gogh, de Gekruisigde, de zelfprotretten enz.) heeft De Boeck vaak in reeksvorm vastgelegd.
Zelfs het landschap te Drogenbos en te Ruisbroek, of zijn boomgaard zijn voor De Boeck aanleidingen tot het scheppen van variaties-op-hetzelfde-tema; één aan de muziek (muziek en poëzie hebben hem steeds geboeid) verwante werkwijze, die hij reeds toepaste in zijn planten- en dierenevokaties (zie mier, duif, haan, stier) op het ogenblik dat hij het non-figuratieve geleidelijk verliet. In al deze werken - waarbij wij de doeken en tekeningen gewijd aan Moederschap en Dode Kinderen niet mogen vergeten - wordt Felix De Boeck niet breedsprakerig, maar blijft hij - de hele serie door - verwonderlijk pikturaal en geeft hij blijk van een zeldzaam vermogen tot sintese.
Dit vermogen tot sintese, gekoppeld aan een steeds opnieuw heroverde vergeestelijking, laat De Boeck toe aan het anekdotische en de doorsnee-interpretatie te ontsnappen. En maakt dat zijn werk, over een periode van vijftig jaar, dezelfde spankracht heeft bewaard.