anders een gewoon belletje. In Kassel werd de waardin van Au Reuze gewoon geestdriftig toen ze over de kinderspelen uit haar jeugd kon vertellen. Toen ze het over het hinkelen had en de ienkelblok liet ze warempel zien hoe het ging. Een klóterbusse heet bij ons klakkebusse, in het ABN klapbus. Daarvoor had je stoppen (bij ons: stoppe, een soort afval van vlas) nodig en een stamper. Andere spelen waren de kore dansen (touwtjespringen) en spelen met een tup (bij ons: top, ABN: tol). Op een morgen wees Daniël Joos een eeëger aan in z'n wei. Een zekere Th.V.d.D. uit Noordpene ‘in vlaamsch Vrankrijk’ schrijft aan Gezelle (zie Loquela blz. 214) dat de zegswijze ‘hij is zo mager als nen heegere’ daar algemeen bekend is (1882). Deze naam voor reiger vinden we terug in de eigennaam D'Heygere. Volgens Gezelle was (is) eeëger bekend tot in Elverdinge en heel Veurne-Ambacht door. Ook in Ekelsbeke is èrekokke een schommel, en schommelen heet er èrkok'en. (Vgl. riedekoeke in Taaltuin 4, blz. 104, in nr. 4 van de vorige jg.). Op dezelfde plaats was er ook sprake van wemel, volgens Loquela heet die wemelboor in Kassel. Het Middelnederlands wemelboorkijn is de oorsprong van het Franse woord vilebrequin, (en niet wimblekin zoals mijn Larousse zegt). In Berten mochten we ook enkele vondsten optekenen. Hier is een slepkleeëd een laken, een nachtpon heet er sleprobe (met de o van lopen). (H)uuswórt en dèrewórt (huiswaarts en derwaarts) zijn er nog springlevend, en iezerpapier is er de naam voor schuurpapier. Samen met de familie van Hauwaert uit Izegem kon ik konstateren dat de verkleinvorm
lieke (liedje) er gebruikelijk is. Ik had altijd gedacht dat de verkleinvorm op -ke volkomen onbekend was in Fr.-Vlaanderen.
Er is nog zoveel, maar ik zal de rest voor volgende keer bewaren. Want nu moeten we toch eindelijk over de n-eters beginnen. Ook dat woord is typisch Westvlaams in de Westhoek, omdat een vrij beperkt gebied er de eind-n in sommige gevallen weglaten, nooit in alle zoals in Brabant of Holland. Zelf heb ik hele of gedeeltelijke n-eterij kunnen konstateren in de streek van Buisscheure, Rubroek, Bollezele en ook Kassel, maar daar bij iemand die uit de buurt afkomstig is. Vroeger kan het verschijnsel meer verspreid geweest zijn, want we kennen twee opschriften die hoogstwaarschijnlijk van n-eters afkomstig zijn, het eerste uit Ochtezele, onder het Kalvariekruis tegen de kerk: hebt medelyde met ons zondaers; en het ander in Steenvoorde dat nu zeker buiten het n-etersgebied ligt, nl. het opschrift op de doopvont: Dit spaesvat is gegeve door losyne Top...
Nu wil ik enkele flarden van zinnen fonetisch weergeven zoals ik ze op band opgenomen heb of zo maar genoteerd heb. U zult merken dat het ‘n-eten’ niet altijd konsekwent doorgedreven wordt. In Buisscheure spraken we met een man die in Schoubroek geboren is, maar bij die was daar niets van te merken. Maurice Bammez daarentegen, die op het kerkhof werkt (en Nederlands kan lezen) zei op een bepaald ogenblik o.m. 'k en moetn elpe (ik heb moeten helpen), en even later: en is egón om te diene (hij is gegaan om te dienen). In Rubroek komt de kastelein van Au bon accueil uit de buurt van de Katsberg en spreekt de eind-n overal uit. Maar alweer de man die op het kerkhof werkt, en die zelf beweert: 'k zien ier te wèreld ekom (ik ben hier te wereld gekomen), was het duidelijkste geval dat we hebben kunnen beluisteren. Hij zei o.m. m'en noit ewete (we hebben nooit geweten), om e bitje oger te trekke (om een beetje hoger te trekken), zesendèrtig mèters toe bove (36 meter tot boven), ik en olpe (ik heb geholpen). In Kassel hoorden we het volgende: en is hebroke (hij is gebroken/defekt; het ging over de beiaard); ze zien nu bézieg met 't arranzjere (ze zijn nu bezig met het in orde te brengen). De kastelein van Au Lion d'Or in Bollezele zei een paar keer: 'k gón kieke (ik zal kijken), dat is alles wat ik me van hem herinner. Je krijgt de indruk dat het verschijnsel achteruitgaat, o.m. door de bevolkingsvermenging, maar het is zeker de aandacht van de dialektologen overwaard. (C. Moeyaert, Sint-Jozefskollege, Izegem.)