de frans-vlaamse taalschatkamer
dr. p.c. paardekooper ● eindhoven
Niet iedereen kent het monumentale werk van Prof. Willem Pée Dialectatlas van West- en Fransch-Vlaanderen I en II, waarin 139 zinnen en losse woorden voorkomen, vertaald in een heel groot aantal West- en Zuidvlaamse dialekten en opgetekend in fonetisch schrift (deel I). Het tweede deel bevat een groot aantal in kaart gebrachte woorden en woordgroepen. Meer als de helft van het Nederlandse taalgebied is op deze manier voortreffelijk in kaart gebracht volgens een metode die evenmin als welk ander aards goed de volmaaktheid bereikt, maar die er toch vrij dicht bij komt.
Natuurlijk: het aantal woorden dat Pée geeft, is beperkt: dat kon niet anders. En dikwijls ook zouden we met als aanloop de gegevens uit zijn kolossale werk, even de telefoon willen pakken om aan een goeie dialektspreker een heel stel andere woorden te vragen. Maar toch kunnen we uit die atlas al heel wat leren. Het is jammer dat het geweldige werk van de uitgevers naar verhouding zo weinig belangstelling ondervindt, maar dat komt: de hele dialektkunde is in ons taalgebied tijdelijk een wat verwaarloosd studievak.
●
Ik kan er niets aan doen: ik hou van het Westvlaams en daarom lees ik voor m'n plezier van tijd tot tijd 's in Pée z'n atlas: de ene keer op zoek naar dingen waarin het Zuidvlaams z'n naam zou kunnen rechtvaardigen door iets af te wijken van het Belgische Westvlaams, de andere keer naar overblijfsels uit oudere taalperiodes die in de taalschatkamer rond Duinkerke zorgvuldig bewaard zijn, bijna onzichtbaar door een laag stof die je er zó af kunt blazen.
Ik hoop dat m'n goeie vriend Moeyaert die z'n taaltuintjes ik altijd zo graag lees, het me niet kwalijk neemt als ik als een ongevaarlijke mededinger voor één keer 's zo'n klein brokje uit die taalschatkamer te voorschijn haal.
De opname van Schoubroek in de Klommeres vlak bij St.-Omaars gaf nl. als vertaling van het ABN een getrouwde vrouw (zin 110) e gi-juwd wuuf en alleen vier andere plaatsjes in de buurt van Schoubroek hadden datzelfde woord; ook in heel West-Vlaanderen kwam het type gehuwd verder niet voor.
Nu zullen de meeste lezers weten dat gehuwd in het ABN nooit gezegd wordt (wel komt natuurlijk huwelijk voor), maar enkel in plechtige schrijftaal voor kan komen. Vroeger is het hoogstwaarschijnlijk anders geweest: toen bestonden zowel houwelijk als houwen, - zeker toch in Holland en waarschijnlijk ook in Brabant. Ons moderne spreekwoord trouwen is houwen herinnert daar nog aan: oorspronkelijk moet het een grapje geweest zijn met een dubbelzinnigheid. In tegenstelling met het Westvlaams dat uuwen (‘huwen’) en oeden (‘houden’) duidelijk uit elkaar houdt, zijn twee woorden in Brabant en zeker in Holland samengevallen in de vorm houwe. De zegswijze betekent dus twee dingen: 1) ‘trouwen’ is synoniem met ‘huwen’; 2) ‘als je met een vrouw trouwt, dan kom je er ook nooit meer van af’.
●
Die samenval - homonimie - waaraan de zegswijze nog 's ekstra herinnert, moet op den duur zó hinderlijk geworden zijn dat het woord houwen helemaal door trouwen vervangen werd en dat zelfs het type huwen in de dialekten waarin het vanouds thuishoorde, begon uit te sterven: in het Westvlaams dus. In Ebblingem (Frankrijk) komen trouwen en huwen trouwens naast elkaar voor; dat zal er wel op wijzen dat huwen daar een beetje ouderwets klinkt en bezig is met uit te sterven. Misschien kan een van onze Zuidvlaamse lezers ons dat bevestigen. Een troost is dat het ABN het woord uit de Schoubroek in elk geval stevig vasthoudt in de vorm huwelijk. Dat is en blijft voor ons iets onvervangbaars!