in de rand
andré demedts ● kortrijk
Deze zomer hebben twee Westvlaamse en twee Frans-Vlaamse gemeenten op de best mogelijke manier verbroederd. Het waren Watou en Herzeele, Hondschoote en Veurne. Eigenlijk doen wij Veurne en Hondschoote te kort door ons administratief taalgebruik. Want in de mond van het volk zijn het stadjes, steden met een roemrijk verleden bovendien en veel toeristische merkwaardigheden.
Verbroederen betekent in dit geval, dat ze samen feest gevierd hebben. Niet alleen de vroede vaderen met een ontvangst en plechtige toespraken, maar ook de gewone bevolking. Er werden wedstrijden in verschillende volksspelen georganiseerd; de deelnemers hebben zich duchtig ingespannen, de toeschouwers zich kostelijk vermaakt. Vier zondagen lang hebben mensen die voor elkander buitenlanders waren samen gespeeld en gelachen. Zij hebben ook ernstig onder elkander gepraat en er is een vriendschap ontstaan, die heeft doen besluiten: we gaan hiermee verder. Feitelijk zijn zij tot de ontdekking gekomen dat zij geen vreemden waren.
Wat in vier plaatsen tot stand kwam, moet in veertig andere mogelijk zijn, als er maar iemand het initiatief neemt. Laat volk en overheid samenwerken, laat de mensen ongedwongen met elkander spreken in hun moedertaal en muren van onbegrip en wantrouwen zullen verdwijnen. Onze burgemeesters uit de grensstreek, de pastoors, de onderwijzers, de voorzitters van talrijke kulturele verenigingen en de jeugdleiders, ze kunnen en zouden iets moeten doen om de verbroedering die nu op gang is gebracht uit te breiden en, zonder haar karakter te wijzigen, meer inhoud te schenken. Maar laten zij er bedacht op zijn dat de zaak vast zou lopen als ze louter officieel zou worden, want dan trekken de gewone mensen zich terug.
Niet alleen de gemeenten, ook muziekmaatschappijen, toneel- en sportverenigingen, jeugdorganisaties en kulturele kringen, zelfs scholen kunnen verbroederen. Indien de natuur geen geweld wordt aangedaan zal het ten groten dele gebeuren in het Nederlands van de streek. Waar onze Frans-Vlaamse vrienden hun taal verleerd hebben, zullen er voldoende Westvlamingen zijn om zich met hen te verstaan in het Frans. Uit de verbroedering kan samenwerking groeien en in sommige gevallen een samenwerking in organisaties die gemeenschappelijk zijn.
Door inniger betrekkingen met Belgisch-Vlaanderen en straks met de hele Nederlandse kultuurwereld, zullen de Vlamingen die Franse staatsburgers zijn het belang en de waarde van hun taal leren beseffen. Voor de Frans-Vlaamse jongeren is een grote taak weggelegd, indien zij naast het Nederlands en het Frans, ook het Engels en Duits beheersen: de bemiddelaars te worden tussen de voornaamste ekonomische machten uit West-Europa en vier kultuurlanden die door hun geschiedenis en ligging, hun belangen en moeilijkheden op elkander zijn aangewezen.