van Duitse invloed, want die man kende goed Engels en Duits. De waardin van ‘Au Reuze’ in Kassel gaf ook een indruk van verzorgd spreken toen ze op onze vragen niet gewoon met ‘jaak’ (ABN: ja) antwoordde, maar met ‘ja ik’.
K. de Busschere raadt me aan om Loquela van Gezelle erop na te slaan bij het woordje vry, dat ik als vrie gespeld had. Daar staat het fijne spreekwoord uit Vleteren:
Hopelijk kennen nog heel wat Frans-Vlamingen deze rijmende versie van ‘Mijn kind, schoon kind’.
Een ander mooi woord werd me opgegeven door G. van Ryckeghem, een echt boerenwoord, nl. beteringe voor kunstmest. En wat schikgeld is kunt u zo begrijpen, al hoor je in West-Vlaanderen haast uitsluitend kleengeld voor pasmunt. Beurzegeld staat veel dichter bij het ABN zakgeld als ons Zuidnederlandse drinkgeld. In Ekelsbeke vond een vrouw van iets - ik ben vergeten wat - ‘'t Is om te fleuten’. Ze bedoelde om te lachen. Loquela kent fleuteman, opgetekend in Bollezele: ‘iemand die op een klarinet speelt’. Toen we opmerkten dat we dat zo'n grappig woord vonden, antwoordde dezelfde vrouw: ‘'t Zyn nog meer fatsoenen om dat te zeggen’. Daniël Joos uit Ekelsbeke voert zijn paarden door hooi te stoppen in het gereep: aan deze kant van de schreve heet zo'n ruif een rosteel. Vrouwelijke persoonsnamen op -ege (zoals strijkege = strijkster) zijn zo groeizaam dat er in Frans-Vlaanderen naast Belzjiekenaar ook Belzjiekenege bekend staat. Samen met G. van Ryckeghem ontdekten we een affiche voor de Bollezeelse kermis met erop: ‘Pannecoucke dag: distribution gratuite de pannecoucke et de streen’. Stryn zijn nieuwjaarswafeltjes die de andere Westvlamingen veelal lukken noemen. Gezelle brengt het in verband met het Frans ‘étrennes’ dat van het Latijn strena afstamt: eigenlijk nieuwjaarskadeau. Tussen haakjes: het is wel pijnlijk om aan te zien dat de Frans-Vlamingen hun eigen woorden op z'n Engels spellen. Van pannekoeken gesproken, Westvlamingen hebben daar een plastisch woord voor: palullen, dat eigenlijk lompen betekent. Frans-Vlamingen noemen ze zachter: paaltjes (ze kennen natuurlijk ook pannekoeken). Een even zacht woord is zee voor zeef, dat aan deze kant van de grens veelal
zeefde heet. Op de tentoonstelling in Ekelsbeke stond de zèèsde van Daniël Joos: een inhoudsmaat nl. het achtste van 100 kg. In dat zelfde dorp zegt iemand ‘'k hen de krevele’ als hij het voelt kittelen in z'n keel bij verkoudheid. J. Tillie en anderen wezen me een eigen woord van Franse komaf aan, nl. vooizen voor stemmen. Loquela kent ook vooizinge: in Vleteren werd het volgende opgetekend:
En 't vooizinge is, ja, ze kun'n toe' we' Vlemsjch.
(Als er verkiezingen zijn, ja, dan kennen ze wel Vlaams). Jammer genoeg is ook dat meer dan voltooid verleden tijd, het stamt uit de tijd van Loquela: 1881-1895. Op een keer noemde een pastoor G. van Ryckeghem en mij: snuutserneuzen: nl. snuffelaars. Nu hoop ik alleen maar dat u daarom m'n artikeltje niet voor nunnebiechten verslijt, een Zuidvlaams woord voor zo'n pietluttig prutswerkje als garnalen pellen enz. Ook dit keer zijn alle op- en aanmerkingen en vooral aanvullingen heel welkom. (Mijn adres: Sint-Jozefskollege, Izegem, West.-Vl.)