Balans 1964
□ Op 16 januari 1964 nam de Frans-Vlaamse leraar Robert Victoor - met de toelating van de Franse regering - de leiding op zich van een Nederlandse kursus in het officiële ‘Lycée des Flandres’ te Hazebroek. De vrije Nederlandse kursussen die in diverse dorpen en steden in Frans-Vlaanderen, dank zij de bemiddeling van het Komitee voor Frans-Vlaanderen, worden georganiseerd, werden ook in 1964 vrij druk bezocht. De belangstelling voor het Nederlands groeit daarbij met de dag en men voorziet dat deze kursussen nog in aantal zullen kunnen toenemen.
□ Op de derde Vlaamse kultuurdag te Ekelsbeke in Frans-Vlaanderen gehouden op 6 september 1964, verklaarde Mgr. Dupont, hulpbisschop van Rijsel ondermeer: Het is een vergissing te menen dat het een verarming betekent Nederlands te spreken in Frans-Vlaanderen. Het moet integendeel als een verrijking worden beschouwd. Hij zei verder nog: Ik hoop van harte dat allen die hun Vlaamse dialekt nog kunnen spreken, maar het Nederlands niet kunnen lezen en schrijven, de moed zullen kunnen opbrengen om hun moedertaal weer grondig te leren. Tenslotte beloofde Mgr. Dupont al het mogelijke te zullen doen om de Nederlandse taal en kultuur in Frans-Vlaanderen ook via het vrij onderwijs te helpen heropleven.
□ In de vooraanstaande Parijse krant ‘Le Monde’ verscheen van 9 tot 18 september 1964 een artikelenreeks geschreven door Michel Legris over de minderheidstalen in Frankrijk onder de titel ‘Les “parlers maternels” en France’. In deze artikelen pleit deze schrijver voor de erkenning van de belangrijkheid van de minderheidstalen en -kulturen in Frankrijk. Hij spreekt zich positief uit voor ondersteuning en instandhouding. Daarbij wordt het Nederlands in Frans-Vlaanderen niet vergeten, hoewel M. Legris zich hierover helaas verre van onbevooroordeeld uitlaat.
□ Zonder zich verregaande illuzies te maken over een in de zeer nabije toekomst ook wettelijk geregelde en volkomen normale behandeling van onze taal en kultuur in Noord-Frankrijk, moet toch erkend worden dat bovenvermelde feiten in de richting van een beter begrip en een gezonde kentering wijzen. Zonder op de feiten vooruit te lopen moet hardnekkig, doch met volstrekte eerbiediging van de Frans-Vlaamse tradities, al het mogelijke worden gedaan om het Nederlands onderwijs - het knelpunt van geheel de Frans-Vlaamse kwestie - krachtig te ondersteunen.
Het wordt nu stilaan tijd dat de Nederlandse en Belgische regeringen metterdaad bijspringen. Hoe onontbeerlijk het bezielend partikulier initiatief ook blijft, de Nederlandse zaak in Frans-Vlaanderen is een kwestie die alle Nederlandssprekenden aangaat en ze heeft daarom recht op de ondersteuning van de door het volk van Noord en Zuid gekozen regeringen.
JOZEF DELEU