In de rand
Vooral sedert de jongste wereldoorlog is het in West-Europa gebruikelijk geworden dat steden uit verschillende landen met elkander verbroederen. Zo heeft Kortrijk, de stad waar wij wonen, met Almelo in Nederland en Bad Godesberg in Duitsland vriendschapsbetrekkingen aangeknoopt. Het bevordert allerlei materiële belangen, maar vooral is het van betekenis omdat het ideaal van de internationale samenwerking erdoor in de hand wordt gewerkt.
Nu zouden burgemeesters en schepenen of wethouders van Nederlandse en Vlaamse steden eens moeten overwegen of zij niet met een stad in Frans-Vlaanderen in kontakt kunnen treden. Wij denken in de eerste plaats aan Hazebroek, dat zichzelf de hoofdstad van het landelijke Vlaanderen noemt. Hazebroek telt bijna 20.000 inwoners; het bezit een oud verleden, een nijverheid die in volle uitbreiding is en verschillende middelbare onderwijsinrichtingen.
In het stadspark staat het standbeeld van priester-burgemeester Jules Lemire, die volksvertegenwoordiger was en een Vlaamsgezind man. Op de voet van het standbeeld wordt daaraan herinnerd in een tweetalige, Frans-Nederlandse tekst. Aan het portaal van de Sint-Elooiskerk hangt een gedenkplaat waarop men eveneens in de twee talen kan lezen dat de beiaard die in de toren hangt een geschenk is van de Nederlander Mynlieff van Haezebroeck. Een gevolg daarvan is dat ieder jaar op Koninginnedag enige Nederlandse volksliederen op het carillon worden gespeeld. Het is ook te Hazebroek dat na de jongste oorlog in 1960 de eerste vrije Nederlandse kursus tot stand kwam in het klein seminarie, waar hij tot nog toe is blijven bestaan, en in januari van dit jaar de eerste officiële Nederlandse kursus in het Collège des Flandres werd opgericht.
De Nederlandse of Vlaamse stad die met Hazebroek verbroedert zou veel kunnen doen om daar het Nederlandse kultuurleven aan te wakkeren. Zij zou de bezoekers uit Hazebroek in het Nederlands en Frans te woord kunnen staan en te Hazebroek op bezoek Frans en Nederlands kunnen spreken. Zij zou te Hazebroek kunnen helpen om, was het maar door het verschaffen van prijsboeken, het onderwijs in het Nederlands te versterken; om een uitwisseling van toneelkringen en het inrichten van voordrachten en koncerten te organiseren; zelfs om een boekententoonstelling in te richten en een Nederlandse biblioteek, wat licht tot gevolg zou hebben dat in de plaatselijke boekhandel Nederlandse boeken te krijgen zouden zijn.
Het ontbreekt niet aan mogelijkheden. Wij hebben Hazebroek genoemd. Maar we denken ook aan Belle, Kassel en Sint-Winoksbergen. We denken zelfs aan Duinkerke en Rijsel. De stad uit de Nederlanden die zich inspant om dit initiatief te realiseren zal er nu om geprezen worden en er later beroemd om blijven.
André Demedts.