lot van de mensheid raakt zijn gehele wezen. Hij staat midden in de beroering van deze eeuw en getuigt: ‘Il ne suffit pas d'être pour la Paix’.
Het grondidee ‘vrede’ is bepalend voor geheel zijn werk. Vanaf ‘Le Manifest de la Paix’ dat ook in 1958 in een Amerikaanse krant verscheen, breekt een strijdend humanisme bij hem door. Hij bezweert de mens de dwaasheid van de oorlog niet meer te herhalen, want ‘La Paix (est) d'une beauté sans pareille’. Hij manifesteert zijn streven tot een bezwerende kreet, het wordt ‘Nous voulons la Paix’ in de gedichtensuite ‘L'homme en proie à la Paix se couronne d'espoir’. Deze bekommernis om het voortbestaan van de mensheid is essentieel. Dat maakt zijn werk open en schoonmenselijk. Hij staat als mens en als dichter totaal in dienst van de mensheid. Hij voelt dit als een verplichting tegenover de wereld én tegenover de poëzie. Hij is een van die mensen die omwille van een ideaal zichzelf vaak vergeten, zichzelf dan ook onrecht aandoen. Er is veel grotere en vormsterkere poëzie dan die van Louis Lippens. Ze is echter niet zonder betekenis omdat ze wordt gedragen door een schone idee, ook al gebeurt dat bij hem altijd ten koste van de vorm.
Sedert onze kennismaking hebben we het kontakt onderhouden. Ondanks het taalverschil zijn we op grond van onze belangstelling voor de poëzie en omdat we ons van nature uit verwant voelen vrienden geworden. Onze verwantschap is reëel, ook al beweert men wel eens dat in het Frans schrijvende Fransvlamingen geen deel meer hebben aan onze kultuur. Er blijft altijd het verleden en geheel de mens die erdoor werd gevormd. Er blijft ook het landschap en de mensen en de bezorgdheid om het behoud van het onloochenbare Vlaamse wezen. Wanneer een Fransman met fierheid getuigt dat hij ‘du Nord’ is, dan betekent dat bijna altijd dat hij zich anders voelt en weet dan zijn overige landgenoten. Hij is een Vlaming. Onze vriendschap is ook gegroeid door een gemeenschappelijke belangstelling voor het Nederlands kultureel erfgoed, niet alleen op het gebied van de schilderkunst, maar ook op het gebied van de literatuur die Louis Lippens door de vertalingen in dit tijdschrift heeft leren kennen en waarderen. Deze kennis heeft er hem reeds toe aangezet Nederlandse en Afrikaanse verzen in zijn tijdschrift ‘Elan Poétique’ op te nemen.
Onder de in het Frans schrijvende Fransvlamingen telt onze kultuur heel goede vrienden. Het is goed dat wij hen kennen en aldus waardering krijgen voor hun werk. Goede vriendschap verplicht tot wederkerige belangstelling.
JOZEF DELEU