In de rand
Op 16 december 1961 greep te Brussel in het Paleis van de Dynastie het Colloquium van de Vlamingen in het Buitenland plaats. Bij de besprekingen werd ook over de culturele betrekkingen tussen Frans-Vlaanderen, Vlaanderen en Nederland gehandeld. Als besluit van dat nuchtere overleg werd volgende resolutie aangenomen: ‘De vergadering vraagt dat bij het afsluiten van kulturele akkoorden met landen waar een Nederlandssprekende bevolking woont, zoals zulks in Frans-Vlaanderen het geval is, op basis van wederkerigheid, een overeenkomst zou getroffen worden, waarbij Nederlands onderwijs althans als tweede taal in het lager en secundair onderwijs van overheidswege ingericht wordt’. De resolutie werd op de pleno-vergadering, in aanwezigheid van hupne excellenties ministers Van Elslande en gevolmachtigd minister Kuypers, voorgelezen. Nadien heeft de pers er verdere ruchtbaarheid aan gegeven.
Merken wij hierbij op dat ook op het Nederlands Congres te Vlaardingen in september van hetzelfde jaar, de aangelegenheid reeds door Senator R. Vandekerckhove uit Mechelen ter sprake gebracht werd. Daarmee is het vraagstuk onder de aandacht van de overheid gebracht.
Het is mogelijk dat de Franse wetgeving nu het oprichten van Nederlands onderwijs in alle graden en binnen de normale schooluren voor de kinderen uit Frans-Vlaanderen niet toelaat. Maar Frankrijk is een bevriende staat, die sedert eeuwen met Nederland en sedert 1830 met België de beste betrekkingen onderhoudt. Kan er, tot in Frankrijk een wetgeving komt, die meer in overeenstemming met de rechten van de mens het behoud van de minderheidstalen nastreeft, niet een voorlopige oplossing gevonden worden? In veel steden en dorpen uit Belgisch-Vlaanderen worden na de gewone lesuren aan alle kinderen Franse lessen gegeven, ofschoon het programma in de gewone lesuren reeds Frans onderricht voorziet. De leerlingen krijgen dus tweemaal Frans: eens volgens de wettelijke beschikkingen, eens boven de wet uit. De leerkrachten worden voor die lessen door de gemeentebesturen betaald en de leerlingen krijgen de nodige boeken.
Kan dat systeem niet aan Frankrijk voorgesteld worden, in afwachting dat er een normaler regeling mogelijk blijkt? Het zou een kleine tegenprestatie zijn voor de vele miljoenen die België (en ook Nederland!) besteden voor het onderricht van het Frans. De overheidspersonen die zich deze zaak ter harte willen nemen, zouden zich voor altijd de erkentelijkheid van het bewuste deel van hun volk verworven hebben.
andre demedts