Ons Erfdeel. Jaargang 5
(1961-1962)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
FrankrijkPermanent onderwijs van het Nederlands aan Franse Universiteiten dateert slechts van 1948. Wel noteren we dat Louis de Baecker in 1868-69 aan de Sorbonne een ‘Histoire de la littérature néerlandaise depuis les temps les plus reculés jusqu'à Vondel’ doceerde; dat in 1899 Camille Looten aan de Sorbonne promoveerde op een proefschrift over Vondel; dat toen de Franse Regering kort na 11 november 1918 besloot aan de Sorbonne een ‘chaire de littérature flamande’ in te stellen, zij daarbij dacht aan Prof. Paul Frédericq van de Gentse Universiteit; dat het ten slotte de Nederlander J.L. Walch was die van 1937 tot 1939 Nederlandse letterkunde en beschavingsgeschiedenis aan de Sorbonne onderwees. Maar geregeld onderwijs, vastgelegd in bilaterale culturele accoorden, dateert slechts van het academisch jaar 1948-49. Toen werden er in Frans-Nederlandse samenwerking twee lectoraten opgericht, een te Parijs en een te Straatsburg. Aan de Universiteit van Parijs werd tot lector aangesteld Dr. H. van der Tuin uit Bergen op Zoom, aan de Universiteit te Straatsburg de Nederlandse romanist Dr. J. Plessen. Dit laatste lectoraat genoot de bijzondere belangstelling van de Amsterdamse romanist Prof. Dr. J. Tielrooy. Dr. Plessen is echter onlangs naar Nederland teruggekeerd zodat jammer genoeg het Nederlandse onderwijs te Straatsburg momenteel niet meer verzekerd wordt. Inmiddels waren er ook contacten ontstaan tussen de Universiteiten Gent en Rijsel betreffende de instelling van een ruillectoraat. De stimulerende kracht aan Rijselse kant was Prof. M. Herman, de toenmalige Deken van de Faculté des Lettres der Staatsuniversiteit te Rijsel, aan de Gentse kant was het Prof. Dr. E. Blancquaert. Te Gent kwam de Heer A. Margolin van de Faculté des Lettres Franse literatuur onderwijzen, naar Rijsel ging als Nederlands lector Dr. A. van Elslander, in 1953 opgevolgd door Dr. W. Thys. In dit verband verdient natuurlijk ook vermelding het Nederlands onderwijs aan de Katholieke Universiteit te Rijsel, in 1926 ingericht | |
[pagina 28]
| |
op initiatief van Camille Looten en achtereenvolgens uitgeoefend door de Professoren Despicht en Deswarte.
Het Nederlands onderwijs in Frankrijk werd pas geconsolideerd in 1952 door de oprichting aan de Sorbonne van een leerstoel in de Nederlandse taal- en letterkunde. Op deze leerstoel werd benoemd Prof. Pierre Brachin, tot dan toe hoogleraar in de Duitse letterkunde aan de Universiteit te Bordeaux. Hij kreeg naast zich als lector de Heer W. Merkus die tevens Directeur is van het Nederlandse Studentenhuis (Fondation Juliana) in de Cité Universitaire te Parijs. De Nederlandse cultuurverspreiding in de Franse hoofdstad wordt buitendien uitzonderlijk gediend door de werking van het Institut Néerlandais aan de rue de Lille te Parijs. Het werd in 1956 opgericht en aan het hoofd ervan staat de Heer Sadi de Gorter, Raad voor Pers- en Culturele Zaken bij de Koninklijke Ambassade der Nederlanden te Parijs. Van Frankrijk gaan we zuidwaarts naar | |
SpanjeIn 1952 werd aan de Universiteit te Madrid een Nederlands lectoraat opgericht. De ‘Consejo Superior de Investigaciones Cientificas’ wilde aanvankelijk slechts een Nederlandse bibliotheek gaan inrichten maar Nederland, met name het Prins-Bernhardfonds, wenste hieraan een onderwijspost te verbinden. De belangstelling hiervoor van het Prins-Bernhardfonds en van het Hispanologisch Instituut aan de Universiteit te Utrecht wordt verklaard, zowel door de contacten die Nederland sedert het einde van de oorlog zoekt te leggen met de Iberische en de Ibero-Amerikaanse wereld, als door de perspectieven die dit onderwijs van het Nederlands te Madrid opent voor jonge Utrechtse hispanisten, leerlingen van Prof. H.C.F.A. van Dam. De huidige lector te Madrid is Drs. H.Th. Oostendorp. De werking van het lectoraat werd in 1952 ingehuldigd met een tentoonstelling van het hedendaagse Nederlandse boek waarvoor een zeer mooie catalogus werd gedrukt. Jammer genoeg was het Vlaamse boek op deze tentoonstelling zo goed als niet vertegenwoordigd. Ook aan de Universiteit te Barcelona wordt Nederlands onderwezen en wel door de Nederlandse filoloog Th. Stols. | |
ItaliëGedurende verscheidene jaren is Dr. Fokker als lector in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit te Rome verbonden geweest. Thans wordt dit onderwijs er verzorgd door Mej. Dra. G. van Woudenberg. Vorig jaar werd haar de Nijhoffprijs uitgereikt voor de vertaling van Nederlandse poëzie in het Italiaans. Zij bestudeert verscheidene aspecten van de Nederlands-Italiaanse literaire betrekkingen en bereidt een proefschrift voor over ‘Couperus en Italië’. Zij is tevens lector Nederlands aan de Universiteit te Florence. Aan de Universiteiten Padua en Bologna was tot voor enkele jaren de Vlaming Dr. Luc. Indestege werkzaam. Hij werd er opgevolgd door de Heer R. van Ertvelde, een Gents alumnus. Het jongste Nederlandse lectoraat in het buitenland is dat aan de Universiteit te Napels. Het werd pas twee jaar geleden opgericht en wordt bezet door de Nederlandse historicus Drs. J.H. Meter. We gaan nu weer noordwaarts de Germaanse wereld binnen via | |
ZwitserlandAan de Universiteit te Basel wordt sedert 1949 Nederlands gedoceerd door de Nederlander Dr. U. Huber Noodt. Wat zo belangrijk is voor de vestiging en de bloei van een Nederlands lectoraat, nl. een lid | |
[pagina 29]
| |
van de Faculteit zelf dat zich voor de zaak interesseert, in Basel is deze persoon aanwezig: Prof. Werner Kaegi, de Zwitserse historicus die vrij wat werk van Huizinga in het Duits heeft vertaald. | |
Oostenrijkbezit slechts een praktische Nederlandse taalleergang aan het Dolmetscher Institut van de Universiteit te Wenen. Hij wordt waargenomen door I.M. Swennen. | |
Duitslandgeeft ons een heel ander beeld te zien omdat het Nederlands hier veel vroeger dan in andere landen van Europa in de studie van de Germaanse talen werd ingeschakeld. Het Nederlands werd er, en wordt er nog steeds, voor een deel door Duitse filologen gedoceerd. Onder de Nederlanders en Vlamingen die er in het verleden werkzaam zijn geweest noteren we de namen van Dr. Julius Pée, Dr. Marie A. Ramondt, Dr. A. Jacob, Dr. O. Dambre, Dr. R. Verhulst e.a. De huidige situatie voor West-Duitsland ziet eruit als volgt: aan de Freie Universität te West-Berlijn doceert de Vlaming Prof. Dr. Michael van de Kerckhove. Aan de Universiteit te Bonn was tot vorig jaar werkzaam als lector de Nederlander Dr. J.M. Jalink. Hij wordt thans opgevolgd door de Nederlandse Mej. Dra. G. van der Burgt. Erlangen heeft geen lectoraat, wel een praktische Nederlandse taalcursus die wordt gegeven door de Nederlander Dr. med. Bartel Swart. Sedert 1952 is door het vertrek van Mej. Dr. M. Lücker het Nederlandse lectoraat aan de Universiteit te Frankfort a.d. Main vacant. Er zijn thans nieuwe pogingen aan de gang om dit lectoraat weer bezet te krijgen. In Göttingen is de Vlaming Dr. L. Delfos werkzaam, in Hamburg de Duitse Mej. Dr. Annemarie Hübner, in Heidelberg wordt alleen Nederlands aan het Dolmetscher Institut van de Universiteit gedoceerd en wel door Mevrouw A.C. Gewin-Salm en meer bepaald voor de Nederlandse rechtstaal door Dr. jur. Hermann Dörner. De leerstoel voor Nederduitse en Nederlandse Filologie aan de Universiteit te Kiel wordt bezet door Prof. Dr. Gerhard Cordes. Aan de Universiteit te Keulen is Mevrouw Dr. Martha Baerlecken als lector werkzaam. Te Marburg heeft de Nederlander Dr. C. Minis van 1959 tot 1960 Nederlands gedoceerd. De belangstelling voor het Nederlands gaat er vooral uit van Prof. Dr. L.E. Schmitt, de leider van de Duitse ‘Sprachatlas’. Te Münster wordt het onderwijs van het Nederlands verzorgd door de Nederlander H. Entjes. Aan de Universiteit van het Saarland te Saarbrücken werd een begin gemaakt met praktisch onderwijs van het Nederlands aan het Dolmetscher Institut. De Nederlander Dr. P.W. Tax werd ermee belast. Aan de Universiteit te Tübingen werd het onderwijs van het Nederlands tot voor kort verzorgd door Dr. G. Schönle, een Duitse gymnasiumleraar. In Oost-Duitsland is natuurlijk het belangrijkste centrum voor de studie van het Nederlands de Universiteit te Leipzig. Tussen de twee wereldoorlogen heeft de tot Duitser genaturaliseerde Nederlander Prof. Dr. André Jolles er Nederlands onderwezen. De leidende figuur die er de ontwikkeling van de studie van het Nederlands behartigt is natuurlijk Prof. Dr. Th. Frings. Als lector treedt er sedert enkele jaren Dr. G. Worgt op. Wij zetten onze reis voort en komen in de Slavische landen terecht via | |
TsjechoslowakijeDaar heeft Prof. Dr. F. Kalda gedurende lange tijd Nederlands gedoceerd aan de Universiteiten Bratislava en Praag. Hij heeft steeds | |
[pagina 30]
| |
nauwe betrekkingen met Vlaanderen onderhouden. In 1949 was Mej. Dr. M.J. Vorrink als lector aan de Universiteit te Praag werkzaam. Zij werd er opgevolgd door Mevr. Olga Krijt-Fuchsovà. | |
PolenSedert de dood van Mevr. Bassalik-de Vries wordt er geen Nederlands meer onderwezen aan de Universiteit te Warschau. | |
Sovjet-UnieHet Nederlandse lectoraat aan de Universiteit te Moskou wordt sedert het einde van de oorlog bezet door Dr. S.A. Mironow. Er bestaan plannen om dit lectoraat mettertijd tot een professoraat om te vormen. In 1954 heeft Dr. Mironow met enkele medewerkers een Nederlands-Russisch woordenboek uitgegeven waarvan in 1958 reeds een tweede druk kon verschijnen. | |
FinlandHet Nederlands onderwijs te Helsinki is thans in handen van de Zeeuws-Vlaming R. de Caluwé. | |
ZwedenDe Nederlandse Dr. Martha Muusses die reeds jaren in Zweden verblijft, er een handschrift van ‘Reinout van Montalbaen’ ontdekte en een Nederlandse literatuurgeschiedenis in het Zweeds schreef, doceert Nederlands aan de Universiteit te Uppsala en de Hogeschool te Stockholm. Aan de Universiteiten van Lund en Göteborg is de Vlaming Dr. V. Claes als lector werkzaam. In het naburige | |
Noorwegentreffen we Dr. Kare Langvik Johannessen aan die door zijn veelvuldige studiereizen in de Lage Landen welbekend is. Zijn proefschrift was gewijd aan ‘Het Bijbelse drama vóór Joost van den Vondel’ en hij mag beschouwd worden als de beste buitenlandse Vondelspecialist van dit ogenblik. Hij werd lange tijd belast met het geven van Nederlandse avondleergangen, ingericht door de stad Oslo en hij is thans ook aan de Universiteit aldaar verbonden met een Nederlandse leeropdracht. | |
DenemarkenToen er in 1950 mede door het toedoen van de bekende Deense Germanist Prof. Dr. L.L. Hammerich besloten werd om in het kader van de Nederlands-Deense en Belgisch-Deense culturele accoorden een Nederlands lectoraat in te stellen aan de Universiteiten Kopenhagen en Aarhus, kregen ook de Vlaamse Neerlandici een kans om te solliciteren. Benoemd werd echter Drs. H. Schultink, een jong Leids Neerlandicus. Vooral wat Aarhus betreft kon men zijn positie benijdenswaardig achten. Hij kreeg daardoor immers de gelegenheid om te onderwijzen aan een van de mooiste en modernste Universiteiten van Europa. Alleen aan de Universiteit van Kopenhagen wordt thans geregeld Nederlands onderwijs verstrekt. De Nederlandse Mej. Dra. G. de Vries is er thans als lector werkzaam. In het kielzog van Angelen en Saksen steken we vreedzaam over van Denemarken naar | |
Groot-BrittanniëAan de Universiteit te Londen dienen verscheidene namen vermeld. Daar is vooreerst Prof. Dr. P. Geyl die van 1913 tot 1919 als correspondent van de Nieuwe Rotterdamse Courant in Londen werkzaam was en in 1919 benoemd werd op de ‘Chair of Dutch Studies’. Kort daarop werd er naast hem een ‘reader’ voor Nederlandse taal- en letterkunde aangesteld: Dr. P.N.U. Harting, in 1924 opgevolgd door | |
[pagina 31]
| |
Dr. J. Haantjes. Datzelfde jaar werd Geyl bevorderd tot Professor of Dutch History and Institutions. Hij bleef in Londen tot 1935 en het werk dat hij er ten bate van de Nederlandse cultuur deed is overbekend. Dr. Haantjes werd in 1931 opgevolgd door Dr. Th. Weevers, thans Professor of Dutch Language and Literature. Hij schreef o.m. studies over Vondel en over Verwey en is de auteur van The Idea of Holland in Dutch Poetry (1948) en Poetry of the Netherlands in its European Context 1170-1930 (1960). Hij wordt thans geassisteerd door een lector, Mej. A. Huysinga. In 1935 werd Geyl voor Nederlandse Geschiedenis en Instellingen opgevolgd door Prof. Dr. G.J. Renier. Hij was een Zeeuw, had te Gent gestudeerd en woonde sedert de eerste wereldoorlog in Engeland. Hij schreef o.m. een belangrijke studie over de Britse buitenlandse politiek met betrekking tot de Nederlanden maar is ook de auteur van een spiritueel boekje The English: Are They Human? (1931). Zijn opvolger te Londen is de Nederlander Dr. E.H. Kossmann. Gedurende lange tijd werd het Nederlandse onderwijs aan de Universiteit te Cambridge verzekerd door de Engelsman Brian W. Downs, auteur van een studie over de Nederlands-Engelse literaire betrekkingen. Thans is er als Neerlandicus werkzaam P.K. King, M.A., zelf een leerling van Prof. Weevers te Londen. In Southampton schepen we in voor de | |
Verenigde Staten van AmerikaBij aankomst in New York zouden we bij wijze van spreken via de subway zo kunnen binnenvallen in een Nederlands college aan Columbia University. Wie de geschiedenis van het Nederlands onderwijs te New York wenst te kennen, hij leze A New Holland-America Line, een klein boekje dat in 1918 door Prof. Dr. Gerrit Kalff geschreven werd. Daarin beschrijft hij hoe in 1913 het Queen Wilhelmina Lectureship tot stand kwam met de steun van Columbia University, van officiële Nederlandse instanties maar ook dank zij sterke financiële hulp van de Nederlandse handel en industrie. De eerste lector die werd aangesteld was de Amerikaan Leonard Charles van Noppen, geboren uit Zeeuwse ouders. Hij heeft een schitterende vertaling van Vondels Lucifer op zijn actief. Jammer genoeg is veel van zijn werk onvoltooid gebleven en heeft hij nooit de erkenning gekregen die hij verdiende. Na de eerste wereldoorlog werd hij opgevolgd door Dr. Adriaan J. Barnouw, van 1919 tot 1921 Queen Wilhelmina Lecturer, van 1921 tot aan zijn emeritaat in 1947 Queen Wilhelmina Professor. Hij was ongetwijfeld een van de meest briljante vertegenwoordigers van onze cultuur in het buitenland. Hier moge slechts vermeld worden zijn bekende Beatrijsvertaling en zijn Engelse bloemlezing uit de Nederlandse poëzie. In 1947 werd hij opgevolgd door Prof. Dr. Benjamin Hunningher, bekend om zijn studies op het gebied van het Nederlandse toneel. Hunningher zag onder zijn leiding degelijk werk ontstaan van jonge Amerikaanse Neerlandici: Seymour L. Flaxman publiceerde Herman Heyermans and his Dramas (1954) en Rosalie L. Colie Some Thankfulnesse to Constantine (1956). Ook in Washington D.C. wordt onze taal bestudeerd en wel aan Georgetown University en aan het Foreign Service Institute van het Department of State. Hier gaat het natuurlijk om een praktische taalleergang voor het burgerlijk en militair personeel dat voor de buitenlandse dienst wordt opgeleid. Zeer bruikbaar daarbij zijn de boekjes van Prof. Leonard Bloomfield, Colloquial Dutch en Spoken Dutch (1944). Ofschoon Harvard University herhaaldelijk gepoogd | |
[pagina 32]
| |
heeft de Queen Wilhelmina Professor van Columbia naar zich toe te halen is het daarin nooit geslaagd. Wel bezit de Universiteitsbibliotheek van Harvard een rijke Nederlandse verzameling en beschikt over een bibliothecaris met name Herbert Kleist die uitstekend Nederlands kent en verscheidene vertalingen uit het Nederlands op zijn actief heeft, o.m. werk van Vondel. Een ander centrum voor de studie van het Nederlands in de Verenigde Staten is Calvin College in Grand Rapids, Michigan, waar Gereformeerde predikanten worden opgeleid. Sedert 1909 staat het Nederlands er zonder onderbreking op het programma. Het was Prof. J.G. van Andel die er de studie van het Nederlands op universitair peil bracht. Momenteel is Prof. Dr. Walter Lagerwey er met het onderwijs van het Nederlands belast. Bij het bezoek dat Koningin Juliana na de oorlog aan de Verenigde Staten bracht werd hij geadeld tot Queen Juliana Professor of Dutch Language and Literature. Aan de Universiteit van Chicago was vóór de eerste wereldoorlog gedurende enige tijd Tiemen de Vries, een zoon van de bekende Nederlandse filoloog Prof. Matthijs de Vries, met het onderwijs van het Nederlands belast. Verder naar het westen reizend merken we dat het Nederlands ook aan Utah University te Salt Lake City op het programma staat evenals aan de Universiteit van California te Berkeley. Het lectoraat is er echter onbezet sedert Dr. P. Bruning enkele jaren geleden vertrok. Via de Stille Oceaan bereiken we | |
Japanwaar zoals bekend het Nederlands altijd een geprivilegieerde positie heeft ingenomen. In 1925 reisde er een Japanner in opdracht van het Japanse Ministerie van Onderwijs door Nederland en België, op zoek naar een Nederlands lector voor de School voor Vreemde Talen te Tokio. Als gevolg daarvan is de Vlaming Dr. C. Sobry van 1926 tot 1928 te Tokio werkzaam geweest. Hij werd er opgevolgd door de Vlaming Paul Pée die er tot 1931 Nederlands onderwees en er tevens aan de Universiteit lezingen hield over Franse literatuur. Thans is het een Japanner, Takeo Itazawa, die Nederlands onderwijst aan de Universiteit te Tokio. Hoe belangrijk de plaats is die het Nederlands in Japan bekleedt, blijkt uit de oprichting te Tokio in 1958 van een monument ter ere van het Nederlands. Men had ontdekt dat op deze plaats het huis had gestaan van de eerste Japanner die Nederlands had geleerd. Inderdaad, in 1771 begon ene Genpakoe Soegita Nederlands te studeren want hij wilde een Nederlands werk over anatomie lezen. We gaan zuidwaarts via | |
IndonesiëWe geven er de voorkeur aan hier niet nader in te gaan op de studie van het Nederlands in de voormalige ‘Oost’. Het zou inderdaad een studie apart worden. Vernoemen wij alleen Prof. Dr. K.H. Heeroma die van 1949 tot 1952 aan de Universiteit te Djakarta verbleef in een poging om er de studie van het Nederlands nieuw leven in te blazen. Op onze terugreis houden we een ogenblik halt in | |
AustraliëDe studie van het Nederlands aan de Universiteit te Melbourne verheugt zich in een toenemende belangstelling mede dank zij de aangroei van de Nederlandse kolonie in Australië sedert het einde van de oorlog. In het begin van deze eeuw reeds is de Vlaming Dr. A. Lodewijckx via een kort oponthoud als lector te Stellenbosch, in Australië terechtgekomen. Hij heeft er de studie van het Nederlands | |
[pagina 33]
| |
tot bloei gebracht. Zijn publicaties over het Nederlandse onderwijs en over Australië zijn voldoende bekend. In 1946 werd Prof. Lodewijckx te Melbourne opgevolgd door de Nederlander Dr. Jaap Weevers, op zijn beurt in 1949 opgevolgd door de Nederlander Dr. Jac. Smit die thans bijgestaan wordt door Dr. R.P. Meijer. Deze laatste hield in 1960 bij de honderdste verjaardag van Multatuli's Max Havelaar een merkwaardige herdenkingsrede. Wij keren huiswaarts via | |
Zuid-AfrikaHier is de situatie opnieuw zo verschillend van die in andere landen dat zij opnieuw een onderwerp apart zou vormen. Noemen wij onder de talloze Nederlanders, Vlamingen en Afrikaanders die zich door hun onderwijs van het Nederlands in Zuid-Afrika verdiensten hebben verworven alleen de Vlamingen Dr. Rob. Antonissen die Nederlands doceert aan de Cecil Rhodes Universiteit te Grahamstown, de Nederlander Dr. D. Bax, hoogleraar in de Nederlandse cultuurgeschiedenis aan de Universiteit te Kaapstad en de Vlaming Prof. Dr. W. de Pauw aan de Universiteit te Pretoria.
***
Het is duidelijk dat wij bij dit overzicht in vogelvlucht niet iedereen hebben kunnen geven wat hem toekomt. Er is over het onderwijs en de studie van het Nederlands in de wereld een boek te schrijven en het is trouwens tijd dat dit boek geschreven wordt. Maar dit is lang niet het enige probleem dat zich stelt. Uit de opsomming van een aantal namen en activiteiten op het gebied van de beoefening der Neerlandistiek in het buitenland zou de oningewijde lezer allicht kunnen afleiden dat het hier om een bloeiende tak van de Nederlandse cultuur gaat waarover wij met recht fier kunnen zijn. Inderdaad mogen wij trots zijn op het werk dat een aantal docenten in de Nederlandse taal- en letterkunde en geschiedenis in het buitenland leveren. Maar wanneer wij weten dat zij dit werk vaak in zeer moeilijke omstandigheden verrichten, niet beschikkend over de nodige leermiddelen of over de nodige fondsen om een bibliotheek op te richten zonder dewelke geen enkel ‘binnenlands’ Neerlandicus zijn taak behoorlijk zou kunnen of willen verrichten; wanneer wij ook weten dat de persoonlijke positie van een lector Nederlands in het buitenland met betrekking tot salaris, bevordering, pensioen enz. in sommige gevallen slecht of helemaal niet geregeld is; wanneer wij bovendien de bedenking maken hoe ongerijmd het is degene die aan een binnenlandse universiteit Nederlands doceert sociaal en financieel een positie te verlenen die met de waardigheid van zijn leeropdracht overeenstemt en aan hem die dezelfde taak in het buitenland beoefent, elke zekerheid te onthouden ofschoon juist hij de zware opdracht heeft onze taal, onze letterkunde en onze cultuur bekend te maken bij een natie die vaak zelf een belangrijker en universeler taal, letterkunde en cultuur heeft, dan is trots of bewondering niet meer voldoende, ja zelfs ongepast. Dan moet er iets worden gedaan om deze toestand uit de wereld te helpen.
Onze persoonlijke ervaring als lector in het buitenland en de contacten die wij als zodanig met een aantal collega's hebben aangeknoopt, hebben ons geleerd hoe nuttig het zou zijn zo al degenen die in het buitenland Nederlands doceren eens een gesprek met | |
[pagina 34]
| |
elkaar konden hebben. Wij hebben dan ook dit jaar het initiatief genomen tot het houden van het ‘Eerste Colloquium van Hoogleraren en Lectoren in de Neerlandistiek aan buitenlandse Universiteiten’ en dit Colloquium ook zelf georganiseerd. We hebben daarbij de bijzonder gewaardeerde hulp gekregen van de ‘Stichting voor Internationale samenwerking van de Nederlandse Universiteiten en Hogescholen’, gevestigd in het voormalige Koninklijk Paleis in Den Haag. Deze Stichting had reeds een overzicht dat wij aan de Nederlandse leerstoelen en lectoraten in de wereld hadden gewijd, in het Duits, Engels, Frans en Spaans in haar Bulletin van juni 1960 gepubliceerd. Het lag dus voor de hand dat zij ook bij de inrichting van het Colloquium zou worden betrokken. Het had plaats in de Indische Zaal van het voormalig paleis in Den Haag op 4 en 5 september 1961. Hoezeer het gesprek van de docenten aan een noodzaak beantwoordde, blijkt uit het aantal deelnemers. De hoogleraren en lectoren uit allerlei landen bij elkaar krijgen was geen kleinigheid. Toch zijn zij gekomen: uit Bonn, Cambridge, Erlangen, Göttingen, Hamburg, Heidelberg, Keuien, Kopenhagen, Londen, Lund, Marburg, Münster, Napels, Natal en Rijsel.
Het Colloquium was aan vier thema's gewijd die achtereenvolgens gedurende telkens een halve dag aan een onderzoek werden onderworpen: 1o Het academisch onderwijs van het Nederlands aan een buitenlandse Universiteit (leermiddelen op het gebied van het taal- en het literatuuronderwijs), 2o de Nederlandse bibliotheek aan een buitenlandse Universiteit, 3o de status van de Nederlandse hoogleraar en lector in het buitenland en 4o de buitenlandse student-Neerlandicus. Het Colloquium mocht zich tijdens zijn werkzaamheden verheugen in de persoonlijke belangstelling van de Nederlandse Minister van Onderwijs, Kunsten en wetenschappen en van de Belgische Ambassadeur. Ook hebben de hoogleraren-Neerlandici van vijf Nederlandse Universiteiten de verplaatsing naar Den Haag gemaakt om hun ‘buitenlandse’ collega's te ontmoeten. De problemen met betrekking tot het onderwijs van het Nederlands in het buitenland die tijdens de besprekingen aan het licht gekomen zijn waren zo talrijk dat besloten werd een werkgroep in te stellen die tot taak zal hebben een aantal vraagstukken nader te onderzoeken en een oplossing ervoor te vinden. Ons werd de leiding opgedragen van deze ‘Werkgroep 1961-62 van Hoogleraren en Lectoren in de Neerlandistiek aan buitenlandse Universiteiten’. Verder werden uitgenodigd om deel ervan uit te maken: Prof. Dr. P. Brachin van de Universiteit te Parijs, Prof. Dr. L.E. Schmitt van de Universiteit te Marburg, Prof. Dr. Th. Weevers van de Universiteit te Londen, Mej. Dra. Geerte de Vries van de Universiteit te Kopenhagen, de Heer J.Z. Uys, M.A., van de Universiteit te Natal en Dr. J.M. Jalink, voormalig lector aan de Universiteit te Bonn, die zich reeds verdienstelijk heeft gemaakt door in opdracht van het Ministerie van O., K. en W. een rapport op te stellen over het Nederlands onderwijs in de Bondsrepubliek en West-Berlijn.
Dit eerste contact van de ‘buitenlandse’ Neerlandici is zeer vruchtbaar geweest. De Minister van O., K. en W. heeft ruime ondersteuning van ons werk toegezegd. Zo de Werkgroep praktische resultaten kan bereiken dan is de hoop gewettigd dat in de nabije toekomst het hele onderwijs van het Nederlands aan buitenlandse Universiteiten nieuwe wegen opgaat. |
|