Wat thans den inhoud
van dit deel uitmaakt, bleek allengs meer vellen druks in beslag te nemen dan
zich vooraf had laten vermoeden. Zoo ben ik wel genoodzaakt geweest mijn
oorspronkelijk plan te laten varen en heb ik noch van Plouier noch van andere
martelaars uit het Offer des Heeren ook die brieven aan het einde van
dit deel kunnen opnemen, die elders dan in dat boekje
voorkomen. |
Bl. 379 r. 1 v.o. | staat: fol. 317
vo lees: fol. 219 ro |
Bl. 405 r. 21
v.o. | Om dezelfde reden als zoo even bij bl. 368 is opgegeven schrappe
men de woorden: ‘Het geheele tweede.... worden
afgedrukt.’ |
Bl. 408 r. 3 v.o. | voege men bij: Zie
bl. 656, aanteekening 3. |
Bl. 457 r. 1 v.o. | staat:
aanteekening 1 op fol. 261 vo lees: aanteekening 4 op fol. 260
vo. |
Bl. 462 r. 4 v.o. | Men voege hierbij:
Zie over dat ‘u.l.’ als afkorting van ‘uwer liefde’ bl.
633, aanteekening 2. |
Bl. 477 r. 3 v.o. | staat: loon des
// leuens lees: loon // des levens |
Bl. 521 r. 21
v.b. | staat: 9 jaren lees: 12 jaren. |
Bl. 530 r. 1
v.o. | Bij te voegen: Zie bl. 658 r. 6. v.b. |
Bl. 544 r.
1 v.o. | Achter de woorden ‘Antwerpsch .... bl. 114,
121’ late men volgen: |
| Intusschen blijkt uit dit
lied zelf, bl. 547 r. 17 en 19 v.b. (‘op de merct’, ‘aen den
staeck’), dat
Willem niet verdronken is maar verbrand. De dichter
immers kan zich niet hebben vergist: hij was er zelf bij tegenwoordig geweest:
zie bl. 547 r. 14 v.o. Ook was zijn lied reeds in het
Nieu Liedenboeck, in 1562 en dus slechts twee
jaren na het gebeurde verschenen, opgenomen. Wij moeten dus wel aannemen, dat,
'tgeen meer voorkomt, die opteekening in de rekeningen van den markgraaf
(Antwerpsch Archievenblad, IX, bl. 121; in het boek van
de Vierschaer, t.a.p. bl. 114, staat alléén
‘executio’) eerst een tijd lang na het gebeurde en achteloos is
geschied; of dat
Génard ‘metten watere’ las, terwijl er
‘metten viere’ stond. De Groote Offerboeken hebben
‘verbrand.’ Dit alles geldt ook van
Goris en
Joachim, bl. 560. |
Bl. 560 r. 5
v.o. | Bij ‘verbrand’ gelieve men te voegen: Dit
‘verbrand’ is insgelijks aan het lied, bl. 361, 362, 'twelk ook
reeds in 1562 was gedrukt, ontleend. De rekeningen van den markgraaf en het
boek van de Vierschaer zeggen hier eveneens ‘verdroncken’ en
‘executio’ (zonder meer):
Antwerpsch Archievenblad, IX, bl. 121, 122 en
115; evenals zij bij
Willem Cleermaker doen. |
Bl. 577 en
579 | staat in het opschrift: liij. lees: iiij. |
Bl. 658
r. 6 v.b. | Zie bl. 530, aanteekening 3. |