ziel op de verschillendste wyzen kan treffen? - Vol zacht poëtisch gevoel is de nummer 239, het leven eener vrouw, door Fanny Geefs.
Francisca di Rimini door De Caisne (111) is een schoon tafereel; hoe goed zyn er de verzen van Dante in uitgedrukt!
De heer Melzer heeft ons door de No 411 getoond dat hy sedert de tentoonstelling van Antwerpen en van Gend, voortgang gedaen heeft. - Werpen wy nu den blik op nummer 313, een tafereel ryk in poëzy. Onmogelyk is het, het gezigt des meisjes te zien zonder te weenen, zonder zich in het hart geschokt te voelen. De heer Jacquand is een groot dichter.
Het belachelyke komt weder terug. De schipbreuk No (24) van den heer Biard: een aental mannen die in het witsel werken. Op het tafereel No 25 werkt men integendeel in het blouwsel. - No 26 is een ding dat zelfs den naem van charge niet verdiend. Dit alles noemen wy de kunst verlagen.
Het gezigt van Constantinopelen door Jacob Jacobs is treffend. Wy spreken van geene feilen in teekening; doch moeten de schilder doen opmerken dat, zoo hy nog wat meer overdreven in dien aert voortschildert, zyne kunststukken gevaer loopen van tot het meubelpapier overtegaen.
De heer Duwee heeft ons twee schoone tafereelen voorgesteld, No 195 en 196.
Onder de No 372 heeft ons de heer Lehon eene wyze schildery voorgesteld. Zy is eenvoudig, natuerlyk en treffend. Die opvliegende zee is angstverwekkend.
Eenigen beweren dat de No 486 een Carnaval verbeeldt. De Cathalogus zegt integendeel dat het de aenhouding der hertogin van Burgonje aen de poort van Brugge is.
De heer Houzé (302) heeft een grooten stap gedaen. Men ziet in zyn tafereel de hand des meesters doorschynen. Men vindt zulke toonen by den heer Gallait.
De heer Leys heeft ons onder de nummers 384 en 385 twee schilderyen voorgesteld, welke zeer schoon zyn; doch mogelyk wat al te veel aen de oude meesters doen denken.
De No 29 van den heer Bellange is een liedje van Béranger waerd.