| |
| |
| |
| |
De ramadan en baïram te Stamboul.
Fragment
Eens briefs, door eenen Belg uit Konstantinopel, in Oogstmaend 1841, geschreven.
Gedurende den Ramadan, of Muhamedaenschen Vasten, die den 9e. dag der wintermaend een aenvang neemt, is het den muselmannen verboden, voor den ondergang der zon, spys of drank te nuttigen. Terwyl de arbeidende en behoeftige volksklassen, ofschoon nuchter, even als op andere tyden werken, bezoeken de vromen de eene of andere Moské, om er den koran met godvrucht te lezen; maer het meestendeel beeldt zich in zyn geweten zuiver te behouden met den dag al slapende door te brengen, in afwachting des stonds, op welken een kanonscheut aen de muselmansche bevolking der keizerstad het sein geeft dat het vasten voor dien dag ten einde is.
Voor het naken des avondstonds begaf ik my naer de haven van dit onmetelyk Metropolis, waer een miljoen menschen, in gedurige afwisseling van onderscheiden aerd en bedryven, wemelen en woelen, en wel op de schoonste plek gronds van den ganschen aerdbodem. Ik moet u ronduit bekennen, myn vriend! dat de ouden dezen voortreffelyken zeeboezem, wegens deszelfs kromme gedaente en rykdommen, met volle regt betiteld heb- | |
| |
ben: den gouden horen; want men kan zich geen denkbeeld vormen van het grootsche gezigt dat de omstreken des Tracischen Bosphorus, in verschillende natuertafereelen, het gierige oog van den aendachtigen opmerker bestendig aenbieden.
Met eenen gouden gloed omhuld, ging de zon iederen dag onder, en het stroomend water van het kanael kaetste den glans van den onbewolkten hemel terug; de dampkring verspreidde die rozenkleurige schaduw, welke aen die zachte luchtstreek zoo eigen is, en, in het verschiet, flikkerde, aen den gezigteinder, de dalende zonneschyf, gelyk aen een groot briljant, en de door haer uitgeschotene stralen vertoonden, als het ware, ontelbare kleine briljanten rondom haer.
Hoe lager de zon achter de westerkim dook, hoe meer de muselmansche bevolking scheen te ontwaken en hoe talryker de steeds toenemende stroomen volks in de straten en omtrent het strand aengroeiden. De koffyhuizen, tydens den dag den kristenen overgelaten, werden nu opgevuld door turken, die, met de pyp in de hand; want rooken breekt hier ook den vasten en dit is voor den muselman eene groote versterving, er het verwachte avondsein te gemoet zagen. Drommen van menschen vloeiden heen en weêr langs straten en pleinen, en vervulden de winkels van bakkers, vleeschhouwers, vischverkoopers, meel- ryst- erwten- maïs- en sago- vertierders. Middelerwyl hielden talryke scharen het oog gevestigd op deze of gene Moské; slechts eene vraeg scheen zich op alle deze aengezigten te laten lezen en wel deze: ‘wat uer mag het reeds zyn?’
Zoo ver myn oog in den zeeboezem kon doordringen, zag ik schepen by schepen. Nu eens vertoonde het zich of eene ontelbare menigte Tschaïken (men berekent het getal dier ligte, kleine en over de oppervlakte des waters slechts slibberende, bonte gondools op meer dan tien duizend) om de oorlogschepen en groote vaertuigen, gelyk muggen rondom olifanten, dansten en huppelden; dan hoorde ik het geklots der golven, welke door deze waterkasteelen en den wind in beweging werden gebragt, terwyl het geklater der riemen daerby een afwisselend geluid opleverde.
| |
| |
Ginds kwam een aental visschersbooten van verre opzeilen, terwyl andere reeds aen den oever geland waren en de gevangene visch werd, door eenige sterkgespierde turken, met hoopen in manden, op den wal gedragen, alwaer zich eene schaer van vischverkoopers verzameld had, om hen van de vracht te ontlasten. Aen de naestbygelegene kust waren booten bezig met versche levensmiddelen in te laden, terwyl andere reeds van de wal afstaken om soortgelyke voorwerpen aen boord te voeren; want ook op de vloot en by het scheepsvolk wordt de Ramadan stiptelyk waergenomen.
Alle deze beweging gebeurde zonder eenig gedruisch; slechts toen de avondscheut zich hooren liet, waren de tongen als ontbonden, de geesten verheugd en de gemoederen opgeruimd. By het invallen van den nacht werden de straten verlicht, by middel van lampjes, hangende aen touwen, tusschen de huizen gespannen; maer vooral tusschen de Moskéën en de Minarets, van wier tinne de Muezzin de geloovigen tot het bywoonen des gebeds roept.
Luisterlyk werd hier gevierd des Sultan's geboortendag, die op den dertienden dag des Ramedans, gelyk staende aen den 21sten. van lauwmaend, inviel. De eerbiedvolle stilte van den vastentyd werd nu, op ieder uer des gebeds, door het gebulder van grofgeschut afgebroken. Des nachts waren al de schepen voortreffelyk verlicht; vurige ankers en andere zinnebeelden van het zeewezen prykten voor het arsenael. Langsheen de over den gouden horen onlangs gelegde schipbrug ontrolden zich twee lange vuerlynen, wier weêrschyn op de golven een tooverend uitwerksel te weeg bragt; op de tinne der Moské van Ste. Sophie verhief zich trotschelyk de uitmuntend verlichte halve maen der turken; tusschen de spitsche zuilen van Soliman's Moské las men in vurige reuzenletters de woorden: ‘Ya Osman’ (der Ottomannen vader.) Edoch al dat schitterlicht werd als verdoofd door den glinsterenden luister van den Bosphorus. Langsheen beide de zeestranden, op byna deszelfs geheele uitgestrektheid van Konstantinopel tot aen de Zwarte-zee, hadden de op de kust zoo talryke lustverblyven, paleizen, kiosken,
| |
| |
kasteelen, koffyhuizen, en byzondere wooningen het voorkomen van eenen fonkelenden gloed, die aen myn geheugen herbragt die verhalen van: ‘duizend en eenen nacht Arabische vertellingen,’ die wy, in onze kinderjaren, zoo driftig lazen.
De straten en Bazars, die insgelyks verlicht waren, bleven, ter dezer gelegenheid, den ganschen nacht open. Deze gunst der keizerlyke regering nam ik te baet om er myne nieuwsgierigheid min of meer te bevredigen. Vergezeld door den oudsten zoon van den drogman der belgische legatie, een' handig en omzigtig jonge Griek, in de voorstad Pera geboren, trad ik een aenzienlyk koffyhuis der Juwelierstraet binnen: daer, in eene ruime zael, zaten langs den muer met de beenen kruiswyze op hunne divans, vele ernstige turken, die, stil en bedaerd, de eenen de koffy met smaek schenen in te zwelgen, de anderen statig en langzaem uit hunne kostbare Chibouks te rooken. Hier kan ik niet nalaten van u, myn vriend, te doen opmerken dat een gezelschap van turken juist een levend kontrast is van dit der franschen; want by eerstgenoemde grypt (zoo als by de alleen beschaefde natie van Europa het zeer zelden gebeurt) geene woordenverkwisting plaets; men wil hier geene beuzelary voor ernst doen doorgaen; geen de minste aenleg tot kwaedsprekendheid, geen lust tot bitteren scherts, geen zin tot verachting van den medemensch laten zich hier ontmoeten; nimmer vindt de vervaerdiger van schotschriften, in eenig koffyhuis, de gelegenheid om zynen spotlust te koelen; vermits de tong der kalanten hier nooit los geraekt.
Toen eensklaps de zaeldeur geopend werd, zag ik een tooneel, welk het tegenovergestelde der vorige stilte daerstelde: een paer Arabieren, op de wonderlykste wyze gekleed en hunne tulbanden met vederen versierd hebbende, traden binnen, plaetsten zich in het midden der zael en begonnen nu, onder allerlei houding en gebaren, zulk eene levendige samenspraek, dat ik my dacht te midden eener joodsche synagoge, tydens het looverfeest, te bevinden.
‘Zyn deze lieden dwazen, krankzinnigen, of tooneelspelers?’ Vroeg ik aen mynen geleider.
| |
| |
- ‘Zy behooren, in zekeren deele, tot deze laetste soort,’ was zyn antwoord; vervolgens gaf hy my den volgenden uitleg:
‘Daer de woorden, volgens de turksche spraek, statig, helder, zuiver en met vollen mond worden uitgesproken, maer dat daerentegen, volgens den arabischen tongval, deze als in de keel worden teruggehouden, zoo klinkt die tongval zoo vreemd, zoo wonderlyk en zoo wanluidend in de ooren der turken, dat ze somtyds vermaek scheppen in zich met deze arabische wyze van spreken kortstondig onledig te houden.’
Het was ook voor ons aenmerkenswaerdig zulk eenen redentwist te aenhooren, te meer daer de sprekende persoonen zich, ter gelegenheid der geboortefeest, hadden toegelegd om de grappigste houdingen en de kluchtigste gelaetstrekken te vertoonen, terwyl ze met een geestdrift redeneerden, als of ze de belangrykste zaken behandelden. De inhoud dier rekekaveling moest voorzeker boertig zyn, vermits ze by de meeste, er aenwezige en anderzins zoo ernstige turken, de lachspieren nu en dan losmaekte en in beweging bragt.
Ieder nacht des Ramadans waren de byzonderste straten min of meer verlicht, maer het inwendige der Moskéën en Dschamiën glinsterde van het helderste licht. Volgens de muhamedaenschen liturgie moeten er des nachts byzondere godsdienstoeffeningen plaets grypen gedurende dit boetetydvak, welk den 7en. der louwmaend ten einde loopt. Een kanonscheut, by het ondergaen der zon gelost, kondigde den eersten dag der gezegende maend Chewal aen.
Nu ook begon het vrolyke Baïramsfeest, welk, even eens als de Vasten, door het losbranden van grofgeschut, gedurende eenige uren, den muselmannen bekend werd gemaekt. Van dit oogenblik was de vreugd algemeen; geheele stroomen volks werden in beweging gebragt en de lucht weêrgalmde van de vreugdekreten: Baïram! Baïram! die de openbare roepers der wyken, langs pleinen, bazars en straten, met forsche stem lieten hooren. De voorpleinen der keizerlyke Moskeën, van wier Minarets de Muzzins het woord Baïram uitgalmden, waren opgepropt van talryke scharen van opgeruimde geloovigen.
| |
| |
Bedelaren vroegen en verkregen van den voorbyganger aelmoessen in den naem van Baïram, welk woord een tooverkracht scheen te hebben.
Op den eersten Baïrams-dag werd het geroep van de Muzzins, de geloovigen tot het bywoonen van het gebed uitnoodigende, tydens ieder der vyf, daer toe bepaelde dagelyksche bedestonden, begroet door herhaelde salvos van de vloot. Alle arbeid is alsdan opgeschorst; winkels en kramen zyn in de Bazars gesloten: alleenelyk is het thans min of meer vergund degene open te laten in welke mondbehoefte te koop geveild staet.
Vasten wordt den muselman als eenen schuldigen pligt voorgeschreven en ook als dusdanig door hem beschouwd; maer niet het vieren der plegtige feestdagen, welke taek de Koran aen den vryen wil van den mensch schynt overgelaten te hebben, en niettegenstaende worden deze godsdienstige plegtigheden met den grootsten luister gevierd. De Sultan als opvolger van den Profeet, begeleid door eenen prachtigen stoet van hooge ryksbeambten, was er bestendig aenwezig. Nogtans kwam my dit keizerlyke deel (men vergunne my het bezigen dezer uitdrukking) der feest zoo belangryk niet voor, dan wel de gulle en openhartige volksvreugd.
Nu is de gansche muselmansche bevolking vrolyk op de been, stroomt door de straten, en vult dermate de koffyhuizen op, dat men moeite heeft om er in te komen. Mannen, vrouwen en kinderen vertoonen zich allen in hun beste gewaed uitgedost; de tulbanden zyn rein, wit, netjes en sierlyk geploeid. Turksche vrouwen, by groepen van vyf of zes persoonen, vergezeld door hare kinderen, zoo prachtig als hunne staet het toelaet, gekleed, zwerven in de Bazars en langs de straten. Beleefde welvoegelykheid vergt dat men op dezen dag (zoo als in ons Vaderland op Nieuwjaersdag,) bezoeken aflegge en zyne pligtplegingen make. Komen by toeval in de straet vrienden elkander te ontmoeten, zoo wordt de vriendschapskus heuschelyk op beide de wangen gedrukt en met de regterhand op den boezem, hartelyk toegewenscht den oosterschen groet: - ‘Salam Aléikoum!’ (vrede zy uw deellot!) Personen van minderen rang bewyzen
| |
| |
hunner overheid de eerbiedshulde, met of de hand, of slechts den boord des kleeds nederig te kussen.
Effendis te paerd en vrouwen der vermogende klassen, in heure ryke Arabas, stonden regelmatig geschaerd langs beide zyden der brug, welke Stamboul bindt aen de voorstad Galata, die, teenemael in den oosterschen trant gebouwd, aen myn europesche oog veeleer het voorkomen van eenen doolhof, dan wel van eene stad opleverde. Hier woonen de turken, en grieken en armeniers en katholyke franken onder een gemengd; ook bestaen er roomsch-katholyke kerken, ja zelfs kloosters, als mede een Dschamie van turksche Dervis, zonder dat men hier iemand om zyne gezindheid haet, veel min vervolgt; verdraegzaemheid schynt hier dan te huis te hooren. Galata ligt, op den huidigen dag, nog besloten in dikke ringmuren, geflankeerd door hooge torens, die nog van de tyden der Genuezen herkomstig zyn.
Hansworsten, poetsemakers, koordedansers, springers en kunstenaers worden in de volkrykste en woeligste gedeelten van Konstantinopel ontmoet; in de koffyhuizen komen openbare vertellers, door hunne verhalen, de aendacht der aenwezigen opwekken. In de beroemde Bazars dezer wereldstad bieden suikerbakkers en konfiituriers, met eene luide stem, maer op eene beleefde wyze, ter gelegenheid des Baïrams, den gaende en, komende hunne ontelbare lekkernyen aen.
Wil men de menschelyke smaekuitvindingen bewonderen, dan begeve men zich by deze winkels om er de lekkerste en kostbaerste dingen, onder verschillende gedaenten en afwisselende tentoonstellingen vervaerdigd te zien. Neen, de prisma kan geene kleur vertoonen, of men ziet ze hier op allerhande soorten van spyzen, en de natuer levert byna geen voortbrengsel op, welk men hier in suikergebak niet nagebootst aentreft. In dit vak staen italjanen en franschen verre beneden den oosterling. Hier vindt men ontelbaren voorraed van alle soort van konfituren, van ingelegde en gedroogde vruchten uit alle werelddeelen en van aftreksels en samenstellen, waervan vele ons teenemael onbekend zyn.
| |
| |
Alles is hier, zoo aerdig en zoo bevallig, in glazen doozen en schoone kistjes, tentoongesteld, dat menig wandelaer er eene poos stil blyft staen, ja, den winkel niet verlaet, zonder alvorens iets aengekocht te hebben. Daer de oosterling aenmerkelyk in smaek met den westerling verschilt, en meermaels voor leelyk houdt hetgene men in het westelyk deel van Europa schoon vindt, zoo ook verschilt de wyze van de Bazars te verlichten merkelyk met die der winkels te Londen, te Parys en te Brussel; edoch hier verstaet men toch de kunst om, in verschillende en aerdige kleuren, de lichtstralen te doen blikkeren.
Maer hetgene u het zonderlingste zal voorkomen, myn vriend! is, voorzeker, de goede tucht, die hier alsdan heerscht: geene wanorde grypt er plaets; men wordt er niet te sterk gedrongen; men hoeft er voor geene gauwdieven beducht te zyn; men is er geen ooggetuige van die onzedige tooneelen en men ontmoet er niet dit tierende gedruisch, noch dit luide geschater, noch die ongegronde krakeelen, noch die schielyke twisten, welke, over het algemeen, de volksfeesten in onze beschaefde landen kenschetsen. Diefstallen zyn zeer raer in dit werelddeel, dat wy barbaersch en hare bewoners onbeschaefd heeten. De grondoorzaek dezer byzonderheid laet zich, zoo wel in het karakter zelve, als in de opvoeding en het lager onderwys der Turken gereedelyk zoeken.
De Bazars-Baschis zyn vooral bezorgd om, tydens den Baïram, de muselmannen verwyderd te houden van alle winkels, waer men geestryke dranken verkoopt; met het schaemrood op de wangen moet ik hier openlyk bekennen dat ze steeds door kristene kalanten druk bezocht worden.
Het eenigste gedeelte der muselmansche bevolking, welk zich luidkeels verheugt en zyner blydschap den lossen teugel biedt, zyn de kinderen: dezen verlustigen zich met op ezels te ryden, genen vermaken zich met, op verschillende wyzen, te touteren; geheele scharen ziet men op de voorpleinen der Moskéën aen onderscheidene spelen zich overgeven: hier springen huppelen en dansen knapen, ginder zyn meisjes bezig met al boertende, lekkerny te smullen.
| |
| |
Ofschoon deze brief reeds te langdradig is, kan ik echter niet daerlaten van u, ten slotte te zeggen, myn vriend, dat een karaktertrek des Baïrams den tegenwoordigen staet van het Ismalismus zoo duidelyk afmaelt, dat ze onze opmerkzaemheid gaende maekt. - Weet dan dat een turk nooit beter muselman is, dan tydens den vasten en het, er op volgende Baïramfeest: op dit oogenklik wordt hy ingetogen en voelt zich innerlyk tot zynen godsdienst getrokken; hy moge, gedurende het overige des jaers, in het nakomen van zyne godsdienstige pligten zich of onverschillig, of niet altenauw gezet, of nalatig toonen, zoodra de Ramadan daer is, woont hy alle godsdienstige oefeningen en plegtigheden onafgebroken by, en zyne ziel wordt doordrongen van dit zelfde gevoel, welk het overige zyner natie beheerscht. Staet hy in eenige, 't zy handels, - 't zy vriendschapsbetrekkingen met ongeloovige franken (kristenen) dan vermydt hy, met alle mogelyke zorgvuldigheid, gedurende dit zalig tydvak, met hen in aenraking te komen.
Een aenzienlyk en geloofbaer kristen, sedert langen tyd met den woon te Galata gevestigd, heeft my stellig verzekerd dat, slechts luttele jaren geleden, geen kristen, tydens de Ramadan en Baïram, zich in veiligheid dacht, en voorzeker zou hy het nimmer gewaegd hebben zich in straten en bazars, zoo als wy het op den huidigen dag gerust mogen doen, te laten vinden. Dit oorsterlyke progressismus bewyst dat ook op den muselman mag toepasselyk gemaekt worden de bekende spreuk der oude Romeinen. -
‘De tyden veranderen, en ook de menschen in de tyden.’
b.
|
|