| |
| |
| |
| |
Schets der geschiedenis van de regering van Karel den Stouten.
1467-1476.
Philippus de Goede eindigde den 14den Juny 1464 zyn leven en zyne roemryke regering te Brugge en werd door zynen zoon, Karel de Stoute, in zyne talryke staten opgevolgd. Geheel de regering van dezen nieuwen vorst was eene aeneenschakeling van oorlogen en omwentelingen; en zelfs zyne inhuldiging was een opstand. Schoon reeds Brussel alsdan de hoofdstad der Nederlanden en byna van alle de staten der hertogen van Bourgonje was, had echter Leuven nog het voorregt van den eersten rang en moest zich daer de nieuwe vorst vooreerst als hertog van Braband doen erkennen. Deze plegtigheid had plaets den 12 July 1467. De Brabanders die van de voorgaende regering weinig of niet te klagen hadden, deden zonder tegenzeggen den eed van getrouwheid; doch niet even goed verging het by de
| |
| |
Gentenaren, die meermaels tegen Philips het vaen des opstands hadden gezwaeid, en zoo een groot gedeelte hunner voorregten, tot straf hunner ongehoorzaemheid, verloren hadden. De inhuldiging van den nieuwen graef van Vlaenderen, deed hun die roeklooze voornemens hervatten, en gaf hun gelegenheid om Karel te dwingen hun de ontnomene voorregten terug te geven en te bevestigen.
Den negen-en-twintigsten July had de plegtigheid plaets; doch de Gentenaren, die nooit opgehouden hadden hunne vorsten te dwingen, wanneer dezelve de palen van hun gebied overschrydende, hunnen eigen wil in de plaets der wetten stelden, beletteden den nieuwen graef uit de stad te gaen, zoo dat hy gedwongen was al te beloven dat zy vragen wilden. Doch men spottede met dezen vorst niet straffeloos. Vol woede en razerny, keert hy, zoo haest mogelyk naer Brussel, met het vast besluit den oproer niet alleen te stillen; maer te straffen, niet te dempen; maer te verpletten. Wat hy beloofd had, was gedwongen en afgeperst, derhalve bestond er voor hem geene verpligting om de gedane belofte te houden, en hy herriep dadelyk al wat hy had toegestaen. Dit voorspelde den Gentenaren eenen spoedigen oorlog; derhalve deden de magistraten en de edelen, die aen den opstand geen deel genomen hadden, de daders er van in hechtenis nemen; eenigen wierden gehangen, anderen onthalsd.
Men merkt in de geschiedenis van Gent op, dat steeds de adel het met den graef hield, en dat daer reeds 400 jaer voor de fransche omwenteling de zelfde grondbeginsels van volksgezag en haet tegen den adel heerschten
| |
| |
die grootendeels de karakterteekens der omwenteling van 1789 waren.
Dan om nog verder des graven grampschap te verzachten, zond men hem een gezantschap om genade af te smeeken en eene zware boet te beloven. Karel, die reeds gewaer werd dat Lodewyk XI zich aen het bestaende verbond niet houden zou, en dat weldra de oorlog met hem, dien ten gevolge, dreeg uittebersten, liet zich gezeggen. Immers een oorlog die de Gentenaren tot wanhoop en door dezelve tot een verbond met Lodewyk zou kunnen brengen, had zyne aengenomene plannen merkelyk kunnen benadeelen, en men moet het erkennen, eene der groote hoedanigheden van Karel was eene wyze en diepe staetkunde om nooit zich twee vyanden te gelyk op den hals te halen, als het slechts mogelyk was eenen van beide in vrede te houden. Dit gedacht was des te wyzer, daer Lodewyk de natuerlyke vyand der groote vassalen en dus de grootste steun der volken was, die hun gezag boven dat der leenheeren en groote vassalen wilden verheffen. En aengezien de Gentenaren in Vlaenderen datgene wilden tot stand brengen wat Lodewyk in Frankryk wilde invoeren, zoo was het bondgenootschap der Gentenaren met Lodewyk tegen Karel, het natuerlyk en onvermydelyk gevolg van beider inzigten, en het was voor Karel gelukkig dat hy zoo wel bedacht de Gentenaren in genade ontving en hier door hunne vereeniging met Lodewyk belette; vereeniging die zyn gezag schrikkelyk laeg zou gehouden hebben. Langs den anderen kant was dit ook voor de Gentenaren niet ongunstig, wie in alle geval het ongelukkigste lot zou ten deel gevallen zyn, terwyl buiten
| |
| |
twyfel Lodewyk daerby het meest zou gewonnen hebben.
Deze vorst had Frankryk verzwakt, verdeeld en de koninglyke waerdigheid zonder luister, zonder invloed, zonder vermogen gevonden. Zy was slechts een naem, een tytel welken het gebruik deed eerbiedigen, maer niet vreezen, omdat de groote vassalen het grondgebied, de schatten, de troepen, de menigte en dus magt en invloed onder zich verdeeld hadden; omdat gedurende de twee voorgaende regeringen, elk zyn vaderland als een roof had aengezien en als een veroverd land had behandeld.
Doch die groote magt werd de oorzaek van hunnen val zoohaest er op den troon een vorst kwam die gevoel van eigene eer en staetszucht genoeg had, om te begrypen dat een koning zich door zyne onderdanen niet mag laten vernederen; en zulk een vorst was Lodewyk, die uit heerschzucht het volk verhief, om door deszelfs verheffing den adel te vernederen. Daerdoor maekte hy zich onder de grooten, vyanden talryk en magtig, die niet zelden tegen hem worstelden en zynen troon in gevaer bragten, (zoo als de oorlog onder den naem van, het algemeen welzyn, betuigt;) die niets liever hadden dan hunnen vorst vernedering voor vernedering te geven, hoon voor hoon, die allen haet, alle heerschzucht vereenigden om eenen vorst die het gezag dat hem wettig toekwam, wilde hervatten, gering en zonder invloed te houden, en zyn reeds klein gezag nog te verminderen of te krenken. Karel, die een der grootste vassalen was, als hertog van Bourgonje en graef van Vlaenderen, was natuerlyk een der hevigste vyanden van
| |
| |
den koning, by welke rede zich nog de familiehaet voegde die daer de jongere stam steeds tegen den oudere gevoed heeft. Derhalve had hy dus een dubbel belang om 's Konings gezag zoo bekrompen te houden als het de oorlog voor de moord van Montereau, gemaekt had; - dit was de staetkunde van Philips geweest, dit was de staetkunde van Karel, en de gedurige beweegrede van beider gedrag.
Uit die zelfde rede was Lodewyk wederkeerig gedwongen niets ongepoogd te laten om op zyne beurt juist het tegenstrydig te poogen van hetgeen Karel wilde bewerken; dat is, zyn gezag te verheffen met den ontzaglyken invloed van Karel in zyne staten en over de andere vassalen, invloed die dengene des Konings verhinderde, te vernietigen, en op derzelver puinen het zyne te vestigen en den franschen troon op vaste gronden te stellen. Doch hy kon niet zoo opentlyk als Karel zyne plannen ten uitvoer brengen, vermits deze talryke en dappere legers, talryke en magtige bondgenoten, ontelbare en groote schatten had; schatten, bondgenoten en legers die aen Lodewyk ontbraken. Daerby was het karakter des konings steeds list in plaets van geweld te gebruiken, en dus in stede van opentlyk met de wapenen te stryden, deed hy door uitzendelingen het vuer des opstands in de staten van Karel, blaken. Even zoo als een goed veldheer zyne min dappere soldaten vooruit zendt om den vyand te vermoeijen en te verzwakken, en dan met zyne versche, onvermoeide en dappere soldaten op den vermetelen vyand valt, alles hakt en kerft, en eenen gemakkelyken zege behaelt, was de opstand der onderdanen van Karel een gevecht voor
| |
| |
den koning, zonder dat hy by hetzelve iets te verliezen had; eene pooging was voor hem zoo veel als een stryd gewonnen.
Er blyft voor elk wie met de geschiedenis bekend is, geen twyfel of alle de onlusten die er gedurende de regering van Lodewyk in de Nederlanden plaets hadden, waren het gevolg der kuiperyen van dien vorst; zoowel de opstand der Gentenaers als de twisten der Luikenaren; - maer de laetsten waren niet even gelukkig als de eersten. Tegen het reeds bestaende verbond, namen zy St. Truijen, eene stad van het luiksch gebied, doch voormaels aen Philips afgestaen. Dan Karel vereenigde spoedig een leger in de omstreken van Leuven, en viel als een bliksem voor St. Truijen, welke 3000 Luikenaren inhield. Reeds duerde het beleg drie dagen wanneer er 30,000 man ter hulp van de belegerde stad uit Luik toesnelde om dezelve te ontzetten. Doch Karel liep hen te gemoed, kwam hen te Brusthem, niet verre van daer, tegen, en sloeg hen gansch overhoop. Omtrent 9000 man bleef er op het slagveld, zegt Comines, en nog zouden er veel meer gesneuveld zyn, ingeval de nacht de strydelingen niet gescheiden had. Dan waren natuerlyk de Luikenaren, die in St. Truijen opgesloten lagen in de volstrekte onmogelykheid van nog hulp te verwachten, en derhalve genoodzaekt de stad overtegeven, de wapenen nederteleggen en tien man als gyselaren aen den hertog, die dezelve deed onthalzen, aftegeven. Tongeren viel dadelyk daerna in de handen van den overwinnaer, welke de tien gevangenen die de burgers hem overleverde insgelyks deed om hals brengen. Van daer begaf hy zich naer Luik, waer inmiddels
| |
| |
de vredelievende party, welke met smart de omliggende velden zag verwoesten, de overhand behaeld en men besloten had den hertog met onderwerping te ontwapenen en om genade te smeeken. Om beter dit doel te bereiken, gingen er 300 van de byzonderste burgers, met blooten hoofde en barrevoets den overwinnaer de sleutels der stad overhandigen. Doch de hertog was te zeer op de Luikenaren verbolgen om gereedelyk genade te verleenen, en dus kon de nederige onderwerping der burgers niets dan den afkoop van de plundering verkrygen.
Dan werd de stad geopend, en de heer Van Imbercourt nam bezit van dezelve. Des anderendags deed er de hertog zyne zegevierende intrede, aen het hoofd van een ontzaglyk leger, bestaende uit 2000 wapenlieden, 2000 boogschutters te voet en een ryken stoet van magtige heeren die hem steeds vergezelden. Het gedrag van Karel was streng en wreed. Zes van de gyzelaers werden om hals gebragt, groote schattingen op de burgers gelegd, de muren geslegt en alle hunne kanons weggevoerd.
Na zyne overwinning te Luik keerde de hertog naer Brussel terug om zich met het opleggen van zettingen en schattingen, en het regelen van zyne geldbelangen bezig te houden. Gedurende de rust die hy nu genoot, deed hy eene omreis in fransch Vlaenderen, en beriep een kapittel des orden van het Gulden Vlies in hetwelk verscheidene heeren werden aengenomen die den koning strydig waren, en dus het gedacht van Karel hier door verraden werd, namentlyk van zynen suzerein niet te ontzien. Was in de staten van Karel alles in rust,
| |
| |
in degene van den Koning in tegendeel bleef de broeder van Lodewyk steeds het middenpunt van de ontevredenen, die zoo als ten tyde van den oorlog du Bien public, slechts de vyanden van de kroon waren, omdat de koning hunnen invloed wilde verminderen en hunne magt vernietigen. Karel van zynen kant vergrootte nog zyne magt door zyn huwelyk met Margareta van York, zuster der Koningin van Engeland, en verzekerde zich hierdoor de hulp van de Engelschen, die steeds nog de vyanden van Frankryk bleven. Dit alles deed den boezem der vrye en dappere Luikenaren van wee en weêrwraek blaken, en degenen welke besloten hadden zich tot den dood te verdedigen liever dan zich aen den vreemdeling te onderwerpen, in de volksvergaderingen den invloed; dien zy door den schrik verloren hadden, terugkrygen. Daerenboven had Lodewyk in het geheim afzendelingen aen de Luikenaren gestuerd, om den opstand te doen herleven, ten einde hy, gedurende dat Karel bezig was met denzelven te dempen, het in zyn land tegen zyne oproerige vassalen, eenigzins gemakkelyk zou gehad hebben; vermits Karel zyne vrienden in Frankryk gedurende dien zelfden tyd niet zou kunnen helpen. Dit was wel gedacht; op die manier waren de Luikenaren, vry wat wispelturig van aerd, de voorwacht van Lodewyk en in alle geval de martelaren van de feodaliteit, van de verheffing en vrymaking der volken. Doch Karel die, zoo als alle de heerschzuchtige dwingelanden, slecht gediend werd, omdat hy in sommige gevallen de diensten miskende, en te overdreven in zyne eischen was, wist deze omstandigheid niet, zoo dat hy, nu de Luikenaren waren ten onder gebragt,
| |
| |
meende de Nederlanden volkomen gestild te hebben, en dat hy nu in staet was om gansch zyne aendacht aen Frankryk te geven. Daer dreeg een nydige oorlog tusschen den koning en zyne laten, eene herhaling van den oorlog du Bien public uittebersten. Karel wilde denzelve misschien beletten, omdat hy wist dat alle oogenblikken zyne onderdanen op nieuw te wapen konden loopen, en dat, zoo hy toeliet dat men in Frankryk zonder hem streed, hy stilzwygend zynen invloed en magt verloochende of verloren gaf; dat hy dus of in den oorlog geen deel nemen kon en zich zelven te kort doen moest, of, er in deelnemende, zyne onderdanen stouter zou maken en dus langs dien kant zyne fortuin wagen. Doch hoe zulk doel bereikt? Hy zond dan een vrygeleide aen Lodewyk, om in Peronen, eene stad onder Karels gebied, by elkander te komen en zoo de middelen te beramen om eenen standvastigen vrede te maken, en de onlusten die Frankryk en de Nederlanden in vuer en vlam zetteden, te stillen. Men ziet hoe de heerschzucht eenen vorst als Karel, die bovenal goed en dapper krygsman was, en liever in de wanorders van een legerveld dan in de rust van een hof leefde, tot het aensporen van den vrede bewegen kon, en tot iets kon dwingen dat juist tegen zyne algemeene denkwyze strydig was. Dit levert ons nog eene andere aenmerking. Karel was de onderdaen, de laet van Lodewyk en deze ontving van hem een vrygeleide, deze ging hem bezoeken, in plaets van zelve een vrygeleide aen Karel te zenden, in stede dat de onderdaen zynen meester zou gaen vinden.
De koning kwam juist op het oogenblik dat men de
| |
| |
tyding kreeg van den nieuwen opstand der Luikenaren, en dat men gewaer werd dat Lodewyk de aenstoker van denzelve was. Derhalve bevond deze vorst zich in groot gevaer, nu hy juist in de handen van zynen vyand was, op het oogenblik dat hy door de tyding van dien oproer verbolgen en zich zelven geen meester was. Daer kon zich de moord by Montereau, die het geslacht van Bourgonje nimmer vergat, niet slechts hernieuwen; maer wreken, en was de fransche monarchie in groot gevaer. Doch de hertog die zich herinnerde hoe de moord van Jehan, Frankryk en Bourgonje onderling had verzwakt en die bovenal nog meer de magt van Engeland in Frankryk dan degene van den koning zelve, haette en vreesde, was dit mael edelmoedig, niet uit gevoel van deugd, maer uit gevoel van zelfsbelang en staetzucht, omdat hy dacht dat, zoo hy den koning gevangen hield of mishandelde, hy alle zyne bondgenoten zou verliezen of tegen krygen, die in alle geval liever eenen zwakken dan eenen magtigen meester zouden hebben, en zich tegen hem zouden wapenen, niet uit liefde voor den koning dien zy allen haetten, maer uit belang van hunnen eigen invloed, van hunne eigene magt. Schoon de hertog zich aen zyn gegeven woord hield, was het slechts op overreding zyner getrouwste en meest weldenkende raedsmannen die hem deden verstaen dat hy zynen naem met zulke schandelyke daed niet mogt bevlekken. Echter wilde hy Lodewyk overtuigen dat men hem niet straffeloos bespotten mogt, en dat hy in staet was om degenen te dwingen die zich trouweloos jegens hem gedroegen. Derhalve wilde hy dat Lodewyk hem vergezelde op den togt welken hy tegen de Luikenaren ging
| |
| |
ondernemen. Deze vorst, die vergenoegd was op zulke voorwaerde uit Karels handen te geraken, stemde gereedelyk hierin toe, maer verzocht alvorens den vrede met den hertog te sluiten, hetgeen wezentlyk gebeurde, op voorwaerden die aen beide zoo voordeelig mogelyk waren.
Gedurende de onderhandelingen die er tot het instand brengen van dezen vrede plaets hadden, was St. Truijen door de Luikenaers verrast en eenigen van degenen die daer gevangen waren, wreedelyk om hals gebragt. Alsdan was de hertog met den koning te Namen gekomen, waer hy degenen deed ontbieden wier ondervinding hy in dezen zonderlingen oorlog wilde raedplegen, en van waer hy troepen naer de vyanden zond om hen in Luik te belegeren. Het hertoglyk leger bestond uit twee verdeelingen; het eene gevormd uit inwoonders van Henegouwen, Luxemburg, Limburg en Namen, was onder de geleide van den Maerschalk van Bourgonje, en het ander onder het bevel van den hertog zelf. De Maerschalk kwam in wanorde tot voor de stad, vermits hy geene plaets wist te vinden voor zyne troepen te legeren, zoo dat de Luikenaren hem overvielen en een merkelyk voordeel behaelden. Doch de troepen van den hertog, welke veel grof geschut hadden, verdreven den vyand en hielen de voorsteden zuiver. Dit klein voordeel van de Luikenaren was hun noodlottiger dan voordeelig, want daerdoor werd de hertog nog meer in woede ontstoken en kwam hy nog spoediger tegen hen op. Om op het tooneel van het gevecht tegenwoordig te zyn, en zich in staet te stellen de bewerkingen zelf te bestieren, ging hy zich
| |
| |
in de voorstede legeren, in een klein huis, nevens hetwelk de koning zyne verblyfplaets kwam kiezen. De hertog vreezende dat de koning hem verlaten zou, stelde 300 wapenknechten in eene schuer tusschen de twee huizen, opdat hy niet kon verrast worden. In die treurige wantrouw bleven de twee opperhoofden gedurende eene week, en de achtste dag was bestemd om den aenval te beginnen. Dit was den Luikenaren kond gemaekt door eenige verspieders en derhalve besloten zy in hunnen wanhopenden toestand, daer zy zonder hulp ongetwyfeld zouden overwonnen worden, eene laetste pooging te wagen. Zy hadden noch wapenen, noch borstweringen, noch opperhoofd, noch soldaten; 600 man alleen van het Markgraefschap van Franchimont waren er in de stad. Deze met eenige burgers die te saem een legertje van omtrent 1000 man uitmaekten, vielen des nachts, voor dat de aenval moest plaets hebben, in het legerveld van den hertog, vast besloten hebbende te sneuvelen of te overwinnen. Dit was de doodkreet der luiksche vryheid! - Daer liep de hertog groot gevaer en was hy zyn behoud aen de dappere getrouwheid zyner troepen verschuldigd. Doch al de Franchimontezen verloren het leven in den stryd en sneuvelden voor vryheid en vaderland; want, men herinnere het zich, de Luikenaren waren vry en zonder vorst onder het gezag van hunnen bisschop, wanneer Philippus van Bourgonje hen poogde aen een burgerlyk gezag te onderwerpen; zy mogten dus alle poogingen aenwenden om de magt van Bourgonje die op hen drukte, afteweren. Lodewyk zelve liep in de verwarring, die het gevolg van dezen uitval was, eenig gevaer, en
| |
| |
verdedigde zich dapper met de Schotten, zyne lyfwacht.
Des anderen dags, 30 8ber, gaf de hertog het sein om den aenval te beginnen. Doch de burgers waren weerloos; de oproermakers hadden de stad verlaten of waren in den voorgaenden nacht gesneuveld, en daer men niet verwachtte dat de hertog op eenen zondag den aenval zou begonnen hebben, was er geen tegenstand; zoo dat Karel in de stad kam zonder eenige moeilykheid te ontmoeten. Gansch het leger, dat uit 40,000 man bestond, rukte in de stad. De koning zelve die het Andries-kruis (kruis van Bourgonje) op zynen hoed droeg, riep luid op: Leve Bourgonje! Luik werd alsdan aen de wreedste plundering overgeleverd, en zelf werden de kerken en openbare gestichten niet gespaerd. De stad werd weldra van de wanhopende burgers verlaten; de gevangenen werden onthalsd of in de Maes geworpen, en eindelyk wanneer de wreede vraek der woeste overwinnaers niets meer te plunderen of te rooven vond, werd de stad gansch in brand gestoken en door de vlammen verteerd. Lodewyk was tot het einde toe by dit hartscheurend vertoog tegenwoordig en vertrok na dat hy een volk dat hy zelf gewapend had, om voor zich uit hunnen opstand groote voordeelen te verkrygen, had zien vernielen, naer zyn land terug.
Eene aenmerking die wy niet gelooven tot hier toe gedaen te zyn, en die echter, zoo wy meenen hier te pas komt, is dat Karel een dubbel voordeel behaelde uit de tegenwoordigheid van Lodewyk in zyn leger, terwyl hy bezig was met de Luikenaren te onderwerpen. Want, ten eerste deed het den Luikenaren den
| |
| |
moed verliezen wanneer zy gewaer werden dat degene op wier hulp zy gerekend hadden, en dien zy als hunnen steun en beschermer aenzagen, zich in het leger hunner vyanden bevond, en dat zy nimmer op hem mogten staet maken, wanneer hy hen andermael tot eenen opstand zou trachten te bewegen. Langs den anderen kant, terwyl Lodewyk in het leger van Karel tegenwoordig was, kon hy in zyn eigen land den oorlog niet beginnen, gedurende dat Karel zelf niet in staet was om zyne bondgenoten in Frankryk te helpen. Derhalve was het plan van Lodewyk, van zich door den opstand der Luikenaren te verheffen en Karel te vernederen, gansch verkeerd uitgevallen; want de magt en luister van Karel waren aengegroeid, terwyl de zyne verminderd zoo niet vernietigd waren.
Dan deze veldtogt, die in alles gelukkig voor Karel uitviel, gaf hem nieuwen lust om andere veroveringen te maken, om nog meer zyne staten uittebreiden. De staetkunde van het huis van Bourgonje had altyd het verminderen van het koninglyk huis van Frankryk en dus het vermeerderen van het hunne ten doel. In de Nederlanden was de hertog byna uitsluitelyk meester; er bleef hem daer slechts Gelderland te verkrygen, waer Arnold regeerde, en reeds sedert ettelyke jaren met Adolf, zynen zoon, in twist leefde. By gebrek aen gelegenheid om den ouden graef den oorlog aen te doen, gebruikte hy list, om zich van deszelfs hertogdom meester te maken. Met zyne uitzendelingen bewoog hy den vader en den zoon om hem tot scheidsman in hunnen twist te noemen, en wist hy dat zoodanig te schikken, dat hy daerdoor zyn bezonder voordeel bewerkte. De vader was door
| |
| |
zynen ontaerden zoon in de gevangenis opgesloten, en ondanks de poogingen van den paus, den keizer en den hertog van Bourgonje, hield hy hem steeds gevangen. De hertog, zonder een van beide openbaerlyk te begunstigen, scheen meer voor den jongeling genegen. Hy deed hen by hem te Dourlem, in Picardiën, komen, en daer vielen zy tegen elkander in bittere verwytingen en nydige spreuken uit. Karel die de zaken wilde verslechten en zich de vriendschap van den jongen heerschzuchtige, wiens karakter eenig overeenkomst met het zyne had, wilde winnen, bood hem den tytel van hertog van Gelderland aen, terwyl de hertog Arnold slechts het bezit der stad Grave, met een pensioen van 3000 gl. en den tytel van graef van Gelderland hebben zou.
Ik werd, zegt Commines, gezonden om aen den jongeling dit voorstel te doen, met welken de oude vader te vrede was. ‘Ik wilde liever,’ was het antwoord van Adolf, ‘mynen vader in eenen kuil werpen, het hoofd vooruit, en er dan zelve ingeworpen worden, dan met hem zulke overeenkomst te maken. Het is nu vyf-en veertig jaren, dat myn vader hertog is, en dus is het ruim tyd dat ik het op myne beurt ook worde. Ik wil hem gaerne 3000 gl. afstaen, doch dat hy nooit meer in Gelderland kome.’
Men begrypt ligtelyk dat zulke antwoord geenen vrede kon veroorzaken, en dat, wel verre van daer, de twist nog nydiger, nog heviger van beide kanten worden moest. In dit zelfde oogenblik begon de oorlog tusschen Karel en Lodewyk op nieuw, zoo dat gene niet langer zyne aendacht aen vreemde belangen geven kon, maer slechts de zyne moest in het oog houden. Adolf
| |
| |
besloot hiervan gebruik te maken, zich voor den koning van Frankryk te verklaren, en zich onder de bescherming te stellen van eenen vorst die zeker te vrede zyn moest eenen heerschzuchtigen jongeling te vinden, welke te regt of ten onregte (dit was hem om het even) van den hertog te klagen had, en dus gewillig dezen zou helpen beoorlogen, en door het verdeelen zyner krygsmagt derzelver nederlaeg zou gemakkelyken. Dit plan was wel getroffen, doch ongelukkiglyk voor Adolf, was hy in het uitvoeren van hetzelve verhinderd. Hy had, om zich van het hof van Karel te verwyderen, zich in muniks kleederen vermomd, werd herkend en naer Kortryk gevangen gebragt.
Zoo viel andermael iets dat Karel schrikkelyk in zyne plannen moest verhinderen, ten zynen voordeele uit; vermits hy daer door in bezit van Gelderland, naer welk hy haekte, kwam; want Arnold verpandde hem dit hertogdom en het graefschap Zutphen, en overleefde niet lang aen deze schikkingen. Spoedig was Karel alsdan, ondanks de oorlog die bleef voortduren, in bezit van dit gewest, en werd in hetzelve door Frederik III. bekrachtigd, schoon echter zyn achter kleinzoon, een andere Karel (V.) slechts in vast bezit van hetzelve geraekte en het voor altyd aen zyne staten verbond.
Gedurende dat de hertog zich bezig hield met de onlusten in Holland ontstaen, had de koning van Frankryk zich met zynen broeder verzoend; maer die verzoening was van weder kanten slechts een wapenstilstand, die, zoodra een van beide er zyn voordeel by vinden zou, stond verbroken te worden. Men merke hier eens en voor al, aen, dat de moord te Montereau eene soort van
| |
| |
wantrouw onder de vorsten had verspreid die vaek noodlottige gevolgen had; dit was eene der oorzaken dat steeds de vorsten die door familiebelangen verbonden en vereenigd hadden moeten zyn, nu in oneenigheid en oorlog leefden, en dit deed even veel kwaed als de invallen der Engelschen, die daervan het gevolg waren.
Dit voelde Karel, die niet geerne de vereeniging der beide broeders zag, omdat deze hem merkelyk verzwakte en daerby den oorlog, welke tusschen hem en den koning stond uittebarsten, gemakkelyker voor dezen laetste, gevaerlyker voor hem, maekte. Derhalve poogde hy, doch te vergeefs, 's konings broeder door schoone beloften aen zyne zyde te houden, en zoo de opoffering die Lodewyk gedaen had te verydelen. De nieuwe hertog van Guyenne weigerde zelfs het orde van het gulde vlies, dat Karel hem aenbood, te aenvaerden, onder voorwendsel dat hy nu het Sint Michiels orde, welk de koning kortelings had ingesteld, had ontvangen en dus zich aen geene andere vorsten mogt verbinden. Daerby was Lodewyk door de verzoening met zynen broeder in staet om de andere ontevredenen van zyn ryk tot rust te dwingen, en tevens alle zyne zorgen aen den oorlog met den hertog te besteden. De hertog van Bretanje bleef zich, zoo veel mogelyk, aen beider zyden houden, zonder zich meer voor den koning dan voor Karel te verklaren. In Engeland was intusschen de koninglyke familie in aenhoudenden twist; en de hertog van Clarence, met den graef van Warwick vereenigd, hadden, na het koningryk te hebben verlaten, eenige zeeschuimeryen op de onderdanen van den hertog van Bourgonje, trouwen bondgenoot van Edward, ge- | |
| |
pleegd, en eene veilige schuilplaets in de havens van Frankryk gevonden. Karel schreef te vergeefs aen koning Lodewyk, om over de hulp die deze verraders daer vonden, als over eene inbreuk van den vrede te klagen; want deze vergenoegde zich met beloften te doen welke hy in het geheel niet van zin was te houden. Dien ten gevolge deed de hertog, ziende dat hem geen regt werd gedaen, alle de eigendommen van 's konings onderdanen, die in zyne staten waren, verbeuren, om die zyner onderdanen welke door de rooveryen van den graef van Warwick geleden hadden, schadeloos te stellen. Dit was eene oorlogsverklaring. Ook bereidde hy zich spoedig om met de wapens de aenvallen die hy
verwachtte te wederstaen. Maer, aengezien Lodewyk nog niet bereid was, en steeds den hertog van Bretanje vreesde, deed hy alle poogingen om den oorlog uittestellen, terwyl hy tevens niets verwaerloosde om zich daertoe gereed te maken. De koning ontveinsde, en trachtte beide, zoo wel den graef van Warwick, met denwelke hy alles in Engeland kon in rep en roer zetten, om den koning Edward te beletten den hertog van Bourgonje te helpen, als den hertog van Bourgonje zelve te vrede te stellen. Maer Karel die, hoe onbezonnen hy anders ook wezen mogt, steeds regtzinnig was, kon de tweevoudigheid van Lodewyk met moeite verdragen. Derhalve wanneer deze vorst hem den vrede vroeg, ontving hy zyne afgezanten met trotschheid en deed hun gevoelen dat de oorlog alleen het geschil kon beslissen. Lodewyk van zynen kant spaerde niets om zich bondgenoten aen te schaffen, en het lukte hem een verdrag met de Zwitsers te maken, en den hertog van Bretanje van
| |
| |
het verbond met Karel aftehouden. Korts daerna werd koning Edward van den troon van Engeland verjaegd, en Hendrik van Lancastre, die sedert zes jaren in den toren van Londen opgesloten was, in zyne plaets hersteld. Door deze omwenteling, die op korte dagen tot stand kwam, was de party der Franschen te Londen meester en dus was de hertog van Bourgonje aen zyne krachten alleen overgelaten. Zelfs nu de koning van Frankryk, door de hulp die hy aen den graef Warwick gegeven had, in Engeland eenig gezag had gekregen, was het te vreezen dat de Engelschen zich spoedig met Lodewyk zouden vereenigen, en te gelyk aen Karel den oorlog aenzeggen.
Maer hoe weinig ook Lodewyk zich aen zyne beloften hield, durfde hy echter zich aen het verbond dat hy met Karel te Peronne bezworen had, niet onttrekken, voor aleer van hetzelve door eenen raed van byzondere persoonen ontslagen te zyn; doch aengezien byna alle degene die hy aengesteld had uit rede van zich aen dit verbond te onttrekken, 's konings geheime inzigten kenden, was het zeer waerschynlyk dat zy reeds te voren besloten hadden in alles zich naer den wensch des konings te gedragen, en ontsloegen zy hem van den eed van Peronne, onder voorwendsel dat Karel ook zyne belofte niet had gehouden. Dus was de oorlog onvermydelyk geworden.
Reeds lang was Lodewyk tot den oorlog bereid, zoo dat hy spoedig op den graef eenige voordeelen behaelde; maer wanneer Karel zyne troepen verzameld had, keerde de kans en begonnen 's konings zaken zich onder zulk voordeelig licht niet meer te vertoonen. Doch door de
| |
| |
zorg van Lodewyk om eenen beslissenden stryd te leveren, werd het leger van Karel vermoeid en spoedig, met toestemming van beide partyen, een wapenstilstand getroffen. Omtrent den zelfden tyd viel Edward in Engeland en vond middel om zich op den troon te herstellen. Dit was den koning zeer tegenstrydig, aengezien hy daer door in Edward, die wel wist dat het zyne schuld was dat hy van den troon was verjaegd geweest, eenen magtigen en gedachten vyand ging vinden, terwyl Karel integendeel hem tot vriend en bondgenoot zou hebben, uit rede der geheime hulp die hy hem gegeven had. Intusschen bleef in Frankryk alles in roer, en de vorsten jegens elkander in de grootste wantrouw; de vrede met Karel werd van wege den koning eerst gewenscht; daerna, wanneer deze de dood van zynen broeder, den hertog van Guyenne, vernomen had, weigerde hy denzelve goed te keuren. Zoo was het gedrag des konings steeds valsch en veranderlyk, namate hy min of meer tegenspoed verwachtte. Karel nam de trouwloosheid des konings in euvel op, viel in Frankryk, waer hy eenige steden verbrandde en plunderde; maer kwam weinig daerna, zonder eenig merkelyk voordeel behaeld te hebben, op zyne stappen terug. Weldra werd er tusschen hem en den koning een wapenstilstand gesloten.
Karel was misschien door de uitgestrektheid zyner staten, den handel en den rykdom zyner onderdanen, de dapperheid en het getal zyner legers, de magtigste vorst van Europa, schoon hy nog wegens de landen die onder zyn gebied waren in laetschap stond van Frankryk en van het Keizerryk. Behalven de Nederlanden, bezat
| |
| |
hy nog byna geheel het Noorden van Frankryk, en een gedeelte van de Rhynprovinciën. De handel van de Vlamingen bragt ontelbare schatten op. Er ontbrak hem slechts de tytel van koning, schoon hy er reeds het gezag van bezat, om zyne heerschzucht ten vollen te voldoen. Derhalve verzocht hy den keizer, te Trier, om koning van Bourgonje gekroond te worden en alle zyne staten onder den naem van dit koningryk te vereenigen. Doch die zich te veel verheffen wil, ziet men meermaels, als hy het punt waer hy zoo veel voor gearbeid heeft nakende is, in eenmael door de fortuin den rug gekeerd; en zoo ging het juist met Karel; want, in plaets van dadelyk zyne eenige dochter, de ongelukkige Maria, aen Maximiliaen, Frederiks zoon, uit te huwelyken, zoo als de keizer verzocht, bleef hy talmen, zocht uitvlugten; en Frederik, die te regt vreesde dat dit uitstel trouwloosheid bedekte, vertrok heimelyk uit Trier zonder iets te beslissen, zoo dat de hertog daer eene gelegenheid miste om zich met de koninglyke kroon te versieren.
Zouden wy niet met eenig regt mogen beweren dat Lodewyk aen het spoedig besluit van Frederik niet vreemd was, en dat de listige koning van Frankryk by hem jegens den hertog eenig argwaen had doen ontstaen. Deze gissing heeft, meenen wy, ten minste zoo veel grond als degene van sommigen die beweren dat Karel, door het verkrygen der koninglyke waerdigheid, eens de keizerskroon verhoopte.
Het zy ons hier toegelaten eenige aenmerkingen te doen over den invloed welken die voorval op de latere geschiedenis gehad heeft. Het plan van Karel was het
| |
| |
stichten van eene groote monarchie, die van Noord tot Zuid, van aen de Noord- tot aen de Middenlandsche zee, Frankryk van Duitschland zou gescheiden hebben; een koningryk dat wy een overgang zouden hebben mogen noemen, waer uit fransche zeden, karakter en wetten met de duitsche gemengd, burgonjesche wetten, zeden en karakter zouden ontstaen zyn; eene mengeling welke den vrede in Europa met min heerschzuchtige vorsten moest staende houden. Op zulke manier zou Frankryk slechts eene mogendheid van tweeden rang zyn gebleven en zou men nooit die bloedige twisten, welke tusschen dit land en Oostenryk plaets hadden, Europa zien bevlekt hebben. Integendeel het niet stichten van het burgonjesch ryk was voor Lodewyk aller voordeeligst en moest hem na de dood van Karel gelegenheid geven om de staten van Bourgonje in Frankryk te overmeesteren en daer door zyn ryk magtig uittebreiden; dit was oorzaek dat zyn zoon en kleinzoon tegen het huis van Oostenryk zoo menigen oorlog te leveren hadden; want nu het huis van Bourbon dit van Bourgonje niet meer te vreezen had, was de natuerlyke vyand deszelfs het huis van Oostenryk, dat de staten van Bourgonje met Frankryk had verdeeld, en door den invloed van de keizerskroon, door de verbindtenis van Maximiliaen met Maria van Bourgonje, door het huwelyk van Philippus den Schoone met Johanna van Arragon en door de magt van Karel V steeds in luister en roem aengroeide. Dit ook gaf oorzaek tot aenhoudende oorlogen die met Lodewyk XI. in de XVe. eeuw begonnen en, na onafgebroken gewoed te hebben, onder Lodewyk XV. in de XVIIIe. eeuw te Aken eindigden; oorlogen die alle,
| |
| |
op een paer uitzonderingen na, gevoerd werden met het uitsluitelyk inzigt, van te beslissen wie van beide, het huis van Oostenryk of dat van Frankryk, in Europa de overmagt zou behouden. Dit alles ware denkenlyk voor Europa door het stichten van een burgonjesch ryk belet geweest, vermits dit half duitsch, half fransche ryk, door oorsprong aen het eene, door staetkunde aen het ander verbonden, nooit eene uiterlyke party zou gekozen hebben, en dus zonder moeite, zonder gevaer, zonder oorlog het gewenschte evenwigt in Europa behouden hebben. Karel, die slechts eene dochter had en die wel wist dat hy zich steeds met haer ten huwelyk te beloven, eenen bondgenoot winnen kon, wilde zich, door haer dadelyk uit te huwelyken, zulks niet ontzeggen en zoo ontsnapte hem, door te veel te willen, de koninglyke waerdigheid, die hy anders ongetwyfeld zou verkregen hebben.
Doch schoon hy eens door zyne heerschzucht bedrogen was, werd hy niet voorzigtiger door dien tegenspoed; verre van daer; want nu dacht hy reeds verder, en sommigen zyn van gevoelen dat het zyn voornemen was, nu de koninglyke kroon hem ontvallen scheen, de keizerlyke waerdigheid die nog kostbaerder was, te verkrygen. Zoo dit het geval wezentlyk is, was het daerom ook dat hy trachtte zich in Duitschland vermogend te maken en was het dus met dit inzigt dat hy zich in den twist, welke voor het bisdom van Keulen tusschen Robrecht van Beuren en Herman van Hesse ontstond, ten voordeele van den eerste verklaerde en de stad Nuiss belegerde. Doch hy moest van dit voornemen afzien, en was gedwongen, nu de keizer, die de inzigten
| |
| |
van Karel gemakkelyk raden kon, geheel Duitschland tegen hem wapende en met een talryk leger die stad kwam ontzetten, het beleg op te breken en langs eene andere zyde de kans te wagen.
Gedurende dat de hertog zich hier mede bezig hield, hadden de Zwitsers met de volken van den Elzas en den koning Lodewyk onderling te Constance een verbond gemaekt om zich van de dwingelandy van Hagenbach, eenen van 's hertogs landvoogden te verlossen, en des noods zich tegen de heerschzuchtige ondernemingen die Karel op hunne vryheid poogen kon te verdedigen; - dit verbond dat vyanden tot vrienden vereenigde, kon echter niet buiten de wete des hertogs gemaekt worden, en het laet zich ligtelyk gissen hoe zulk een heerschzuchtige vorst hierover moest verbolgen zyn. Hy zond derhalve een gezantschap naer de Zwitsersche kantons; maer, niettegenstaende deze zich tot het behoud van den vrede genegen vonden, bleef het verbond tusschen de onderscheide volken die op den Rhyn woonden, bestaen. Gedurende de omreis zyner afgezanten had hy zich naer Luxemburg begeven, bereid om in Duitschland te vallen en zynen bondgenoot Robrecht van Beijeren op den bisschoppelyken zetel van Keulen te herstellen.
Maer alvorens zich hiermede bezig te houden, werden hem de landen die hy van hertog Sigismond in pand had, door opstand en geweld ontnomen, en de heer van Hagenbach, zyn landvoogd, onthalsd. - Alles scheen den wreedsten oorlog te bedreigen; doch Karel had andere plannen en besloot zyne wraek eenigen tyd uittestellen, schoon hy zich van toen af tot den togt bereidde, in welken hy het leven verloor. - Zyn trotsche
| |
| |
hoogmoed had hem overal de grootste vyanden gemaekt, en de gemoederen van volken die anders getrouw aen het huis van Bourgonje waren gebleven, opgewekt.
Gedurende den tyd dat zich de hertog met de belegering van Nuiss bezig hield, werden zyne troepen in het graefschap van Ferette geslagen, en een nieuw verbond met Engeland en den hertog van Bretanje in het vorig jaer getroffen, scheen weldra den oorlog met Frankryk te beloven. De koning die wel zag dat Karel in Duitschland zyne magt verloren had, had echter gaerne eene verlengenis van den wapenstilstand gemaekt; maer, daer de hertog in zyne waenwyze onbezonnenheid met het beleg van Nuiss bleef volherden en steeds hoopte die stad te zullen innemen, weigerde hy aen het verzoek des konings te voldoen. Ook lag de roekelooze hertog voor dezelve, zonder eenig voordeel te behalen, gelegerd, wanneer reeds Lodewyk eenige steden van Picardie en Artois had ingenomen, geplunderd en verbrand. Daerby had men de hertog van Loreinen den oorlog verklaerd, zoo dat hy nu, na een bestand met den keizer gemaekt te hebben, zyne zorgen aen eenen anderen oorlog te wyden had.
Intusschen was koning Edward naer Frankryk met een talryk leger gekomen, hopende eenen magtigen steun in den hertog van Bourgonje te vinden; doch deze wilde alvorens zich meester van Loreinen maken, om zich over hertog René te wreken, en liet Edward alleen. Deze vorst ziende, dat de verovering van Frankryk zonder Karels hulp zoo niet onmogelyk, ten minsten schrikkelyk moeilyk zyn zoude, luisterde naer den vredevoorstel van Lodewyk en teekende met hem
| |
| |
een zevenjarig bestand. Karel, die den hoon hem door het verbond van Constance en den hertog van Loreinen aengedaen, te wreken had, luisterde spoedig naer de vredevoorstellen des konings, ziende dat hy nu de grootste moeite zou gehad hebben om zich tegen twee vyanden te gelyk te verdedigen, en teekende op het Kasteel van Soleûre een negenjarig bestand. Het hertogdom van Loreinen werd spoedig genomen en de oorlog tegen Zwitserland begonnen.
Doch de Zwitsers die tot hier toe, in hunne bergen verscholen, in rust de vryheid, die zy door de omwenteling van Tell gewonnen hadden, genoten, en niemand vreesden, omdat zy niet heerschzuchtig waren, en niemand eenige vrees inboezemden, besloten zich dapper tegen den overweldiger, welke hun kwam aenvallen, te verdedigen; na alvorens echter alle middelen gebruikt te hebben, om het orkaen dat hun bedroeg, afteweren. Zy zonden derhalve vooreerst een gezantschap aen Karel, om dien oorlog afteraden, en hem te doen begrypen dat hy niets met denzelve winnen kon. Doch Karel, die zich nimmer liet overtuigen en wel meende dat hy integendeel veel voordeel van dien oorlog mogt hopen, dat zoo hy in zyne onderneming lukte, hy den sleutel van het keizerryk had, liet zich niet gezeggen, en ging roekeloos voort. Dan, wanneer hy deze bergbewooners had woedend gemaekt, verdedigden zy zich dapper en, met de hulp van Frankryk en den hertog van Loreinen, welken Karel uit zyne eigene staten had verdreven, sloegen zy hem te Granson en te Morat. Maer Karel, die door deze twee nederlagen nog stouter, nog roekeloozer, was geworden, besloot wat er ook van
| |
| |
komen mogte, en verre van den oorlog te eindigen, zoo niet den vrede te vragen, zonder achterdocht in zyne begonnene onderneming voort te gaen. Noch de nederlagen die zyne troepen merkelyk verminderd hadden, noch gebrek aen geld door de aenhoudende oorlogen die hy van het begin zyner regering gevoerd had, noch mangel aen levensmiddelen in het hart van den winter, konden hem beletten op nieuw te velde te trekken, en Nancy te belegeren. René snelde ter hulp van die stad, waervan de inneming voor Karel allervoordeeligst, voor de bondgenoten allernoodlottigst zyn moest; en Karel, die zich nooit door de kwade fortuin had laten onderrigten, sneuvelde op het slagveld den 5 January 1476, ouden styl, (1477 nieuwen styl,) en met hem ging de luister en de roem van het huis van Bourgonje, door zyne onbezonne heerschzucht, verloren.
De rykste vorst van zyne eeuw, was Karel ook de heerschzuchtigste, niet alleen om vele en ryke staten onder zyn schepter te vereenigen, maer om een onbeperkt gezag over zyne onderdanen te voeren. Steeds in oorlog, was hy dikwils door zyne verbindtenissen met de groote vassalen van Frankryk tot denzelve gedwongen; en wanneer hy eens eenen oorlog begonnen had, dan vond hy steeds nieuwe oorzaken in denzelve, om, na dat de eerste geëindigd was, eenen nieuwen vyand aen te vallen. Onrustig van aerd, gaf hy den voorkeur aen het woelig leven des oorlogs boven de geruste vermaken van het hof, schoon hy anders de kunsten en wetenschappen genoeg bevoorregtte. Doch zyn karakter maekte hem vele vyanden die hem voor zyne groote magt haetteden en zyne inzigten miskenden. Dan dikwerf
| |
| |
was hy ongelukkig daerdoor, vermits hy bywylen onvrywillig tot den oorlog gedwongen was. Met eenen nabuer als Lodewyk moest hy of oorlogzuchtig of vernederd leven: had hy ongelyk de eerste rol te verkiezen? De geschiedenis beschuldigt hem; is deze beschuldiging gegrond? Niet volkomen, meenen wy. Lodewyk wilde het huis van Bourgonje verzwakken, vernederen, verpletten; Karel stelde zich hier tegen: dit was oorzaek van vele oorlogen, waerin hy zich soms wel roekeloos inwikkelde, doch welke hy ook wel eens uit noodzakelykheid voeren moest.
Men heeft hem de gevangenis van Adolf van Gelderland ten laste gelegd; - was hy de vyand van dezen jongen vorst of was hy de wreker van deszelfs vader? - Verdiende een zoon die zynen vader in de gevangenis opsloot om zelf te heerschen, wel eenig ontzag, eenig medelyden? Wy twyfelen er aen. - Maer Karel handelde hard en overweldigend met Adolf, om zich van zyne staten meester te maken, antwoordt men; - nogtans was de aenkoop van Gelderland eene regtvaerdige vergrooting, door de gebruiken van dien tyd gewettigd; en waerom weigerde de jonge hertog van Gelderland de regtveerdige voorwaerde die men hem aenbood.
Maer Karel wilde koning zyn, onafhanglyk van alle vorsten en zelve de wet aen den keizer voorschryven. - Dit was heerschzucht; ja, dat bekennen wy gaerne; maer kon de rykste vorst van Europa, in een tyd zoo als degene waerin hy leefde, de knie buigen, zonder eenen blos van schaemte op zyne wangen te voelen? Was die heerschzucht, die volstrekt niets hinderlyks inhad, niet vergeeflyk, wanneer men de tydsomstandig- | |
| |
heden waerin hy leefde, inziet? Wanneer de geschiedenis hem niet met vooroordeel had beoordeeld, zou hy thans als een held worden aenzien; doch hy was vyand van dweepery en opregt van karakter: daerom heeft men hem van roekeloosheid beschuldigd. Lage geesten kunnen kruipen; een man van moed alleen durft het hoofd regt houden en wil liever sterven dan voor eenen vyand te buigen: dit was Karel. Wy willen hem van alle ondeugd niet vryspreken, - de geschiedenis zou ons leugenstraffen; wy hebben alleenlyk getracht een oppervlakkig oogslag over dezen vorst te werpen en hetgeen de geschiedenis verzuimd heeft, ten zynen opzigte aentevullen.
michel van der voort.
Brussel. September, 1840.
|
|