Aen den Heer Redacteur der Noordstar, in Antwerpen.
Laet mij toe, Mynheer, dat ik volgende bede tot u richte.
Met den eersten October zal onder myne Redactie eene hoogduitsche Revue te Brussel verschynen: Die Grenzboten, Blätter für Duitschland und Belgien, zur Vermittlung ihrer gegenseitigen Interesse, dat is: De Grensboden, bladeren voor Duitschland en Belgiën, ter bemiddeling hunner wederzydsche belangen. Deze Revue zal het zich tot eene hoofdopgave maken, over de beweging en voortgang der vlaemsche litteratuer regelmatige berichten aen het spraekverwante Duitschland overtegeven. Om dit in ononderbroken systematische ordening te kunnen bewerkstelligen, is het my van bezondere wichtigheid, van alle nieuwe litterarische voortbrengsels der vlaemsche schryvers in kennis gezet te worden. De, wat verwarde, toestand des hier te lande gebruikeliken boekhandels, wien het volstrekt aen een centrum ontbreekt, maekt het mij onmogelik op dezen weg het gewenschte doel te bereiken, daer zeer weinige vlaemsche boeken by de brusselsche boekhandelaers te vinden zijn. Ik zie my dus genoodzaekt aen de schryvers zelfs het vriendelik verzoek te richten, mij hunne publicatiën te willen doen kennen en, zoo mogelik, een exemplaer van het nieuw verschenen te doen geworden - wen ze namelik myn Orgaen weerdig kunnen opmerksaemheid houden.
Wilt gij de gedienstigheid hebben, vereerde Heer, dezen verzoeke eene ruimte in uw Journael te vergunnen; ben ik overtuigd dat alsdan ook de overige vlaemsche bladeren de medebroederlike vriendelikheid zullen hebben dezelve weder op te nemen.
Met hoogachting
Uw ootmoedige
J. Kuranda, Doct. phil. Brussel, Handelstraet, 29.