De Noordstar. Jaargang 2(1841)– [tijdschrift] Noordstar, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] Maria. Maria! ach myne engelin, Zoo teêr van hart, zoo rein van min, Gevoelt gy ook des avonds niet Dat vreugdevol verdriet? Des avonds, zeg, wanneer de maen Van uit het oosten opgestaen, Met zachten, stillen luister praelt En 't halve rond bestraelt. Des avonds, zeg, wanneer het zwart Den grond bedekt, het maenlicht tart; En dat de treurige eenzaemheid Haer vale wieken spreidt. Des avonds, ja, wen gy alleen, Verlaten en van idereen Vergeten, in uw wooning zit En denkt, maer zingt noch bidt. Vergeten, hoe van iedereen? Vergeten zeg ik; neen, ô neen; [pagina 190] [p. 190] Gy die zoo goed zyt en zoo rein, Kunt nooit vergeten zyn. Want hy, die alles, alles schiep En met een woord te voorschyn riep, En in een blik zyn werking ziet, Vergeet u, meisje, niet. Dit tuigt, dit tuigt uw eigen hart Welligt, wanneer de lucht gestart, Des avonds zacht uwe oogen treft, Wen gy den wimper heft; Wen gy de goddelyke pracht, De stille voorboô van den nacht, In al zyn' trekken gade slaet En in de ziel verstaet. En dat natuer met kracht en klem Van tael u toeroept: denk aen hem, Aen hem, ô meisje, aen zyne min, En sluimer zachtjes in!..... Ja, sluimer in; indien gy kunt; Indien natuer die rust vergunt Aen u, aen u die immer voelt Wat in uw boezem woelt. Want zoo gy in het avonduer, ô Schoonste schepping der natuer, [pagina 191] [p. 191] De stemme nagaet die u zegt: Natuer is heilig en opregt, Dan voelt gy in uw kloppend hart, Het worstelperk van vreugd of smart, Dan voelt gy wat het oog niet ziet; Dat vreugdevol verdriet. Die vreugd die gy niet ruilen zoudt Voor diamanten, paerlen, goud Of alles wat de gierigheid, Met woedend oog bestrydt. ô Ja, gy kent den samenstel Van dit verfynd gevoel te wel En roept: ik ruil voor immer niet Dat vreugdevol verdriet! jakob karsman. Vorige Volgende