De Noordstar. Jaargang 2(1841)– [tijdschrift] Noordstar, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Het gebed in 't bosch. Het weder was zoo schoon en zoet En koestrend was de zon, De zefirs suisden zachtjes rond En rimpelden de bron Die stil haer zilvren golfjes dreef Langs zavelgrond en kei, Of kuste 't zuiver, groenend mosch En dartlend liep, en vry. Het vooglenkoor, op blyden toon, Met gorgel zacht en puer, Verhief de stem, verhief het lied Der heilige Natuer. En alles juichte en alles zong Dien schoonen zomerdag; Dien gullen stond, en alles scheen Omgeven met een lach. Maer hoe schoon, hoe zoet, hoe lachend, Ook Natura's kleedsel zy, Hoe betoovrend 't koor der vooglen Zingt in hemelsch' harmony: [pagina 93] [p. 93] Echter blyft de tael der droefheid Nog op hoogren toon gestemd, Toch nog spreekt de treurnis harder En het harte blyft geklemd. Ziet gy naest die oude stammen, Voor dit grove, steenen kruis, Geen bedroefden nederknielen? Hoort gy geen gezucht, geruisch, Geen gemommel van een' stemme, Die den Heere vurig bidt? Ziet gy niet dit teedre meisje Dat daer treurend nederzit? Ziet gy niet dien ouden grysaerd, Door de jaren neêrgebeurd, 't Weenend oog ten hemel wenden, Wyl hem 't hart in weedom scheurt? Weet gy wat dit kruis beteekent, Wat er op te lezen staet, En waerom het daer gesteld is? Weet gy? - ô een gruweldaed, Eene moord werd hier bedreven En dit kruis getuigt er van; En die grysaerd was de vader Van 't onschuldig offer, van d'Ongelukkigen die laflyk Door eens moorders hand gevat, Voor een handvol goud zyn leven Alles, ja, verloren had. [pagina 94] [p. 94] Nimmer treedt de gryze vader Door het bosch en naest den steen Of hy blyft een stond verbeiden, Bidt een stond in diep geween. Nimmer komt het meisje nader, By het kruis, of hare stem Heft zich vurig tot den Hemel En zy spreekt met treurge klem: ‘Vader, God, die van de heemlen Op onze aerdsche beden ziet, Gy voor wien de serafs knielen ô Verwerp ons zuchten niet! Geef der ziele van myn broeder Uwen vrede; laet hem, Heer, In uw hemelzalen woonen En daer zingen u ter eer!’ Zoo sprak 't kind, zoo bad de vader En dan scheen hun hart verligt; En wanneer ze ook 't bosch doortraden, Nooit vergaten zy dien pligt. p.f.v.k. Antwerpen 20 January 1841. Vorige Volgende