Noord en Zuid. Jaargang 26
(1903)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet thema ‘ondankbaarheid’ in de letterkunde.De ‘Spiegel der vaderlandsche kooplieden’ is de kroon op Langendijks werk, zonder twijfel het troetelkind zijner oude dagen, de verrassende zwanenzang van den dichter, de logische afscheidsgroet van den mensch Langendijk. ‘Och, d'ouders teelen 't kint en maecken 't groot met smart,
Het kleine treet op 't kleed, het groote treet op 't hart,’
Vondel's schoone verzen, had Langendijk als motto boven den ‘Spiegel’ kunnen plaatsen. De ondankbaarheid der kinderen is het motief waarop het sombere blijspel is gebouwd. Voor de intrige, althans voor eenige hoofdbestanddeelen daarvan, riep de dichter weder vreemde hulp in. Hij toont ons twee vaders, die hun bezittingen aan hun zoons afstaan, in het volle vertrouwen op hun liefde bij deze komen inwonen, doch na korten tijd bemerken, dat zij met | |
[pagina 559]
| |
hun geld ook de achting en eerbied hunner kinderen hebben prijs gegeven. Een fabliau uit de 13de eeuw, door L. Petit de Julleville op blz. 363 van zijn ‘Théâtre en France’ medegedeeld, in Montaìglon en Raynaud's ‘Recueil général et complet des fabliaux des XIIIe et XIVe siècles’ (Paris, 1872-90, 6 vol.) zonder twijfel te vinden, is waarschijnlijk de oorspronkelijke bron van dit in tal van bewerkingen voorkomende thema. Een grijsaard heeft zijn goederen onder zijn kinderen verdeeld en wordt nu door deze veronachtzaamd; op raad van een zijncr vrienden veinst hij een kist met goudstukken te hebben achtergehouden en weet aldus speculeerende op hun hebzucht, zijn zonen te dwingen, hem met voorkomendheden en goede zorgen te overstelpen. Langendijk kan in een of andere vertaalde novellenverzameling kennis met deze stof gemaakt hebben. Het bestaan van een vertaling, niet van den oorspronkelijken fabliau maar van een latere redactie daarvan, is onlangs aangewezen. Johannes Pauli heeft in No. 435 van zijn ‘Schimpf und Ernst’ den fabliau een plaatsje gegeven. In deel X (N.R. dl. II), afl. 2 van het ‘Tijdschrift voor Nederlandsche taal en letterkunde’ vestigde dr. Johannes Bolte uit Berlijn de aandacht op een nog onbekend ‘Antwerpener Cluchtboech’ van 1576. De 76ste geschiedenis, daarin verhaald, draagt den titel: ‘Van den ouden man, die alle syn goet syn kinderen ghegeven hadde, ende hoe hij hier door op ghenade moeste leven’, en is volgens genoemden heer ontleend aan het reeds genoemde No. 435 van Pauli's volksboek. In de voortreffelijke uitgave van ‘Schimpf und Ernst’ van Hermann Osterlei (Stuttgart, 1866) vindt men meer dan twintig novellenverzamelingen, volksboeken enz, genoemd, die dezelfde geschiedenis in meer of minder gewijzigden vorm bevatten, wel een bewijs voor de algemeene bemindheid, die zij genoot, de ruime verbreiding die zij vond, een grond te meer voor het vermoeden, dat Langendijk een der vele navolgingen van den fabliau of een vertaling daarvan gekend heeft. Ook aan dramatische bewerkingen van deze stof heeft het, met name in de Fransche litteratuur, niet ontbroken. Als eerste vinden wij: ‘Le Mirouer et l'exemple des Enfants ingrats pour lesquels les pères et mères se détruisent pour les angmenter, qui, à la fin, les décognoissent’, van 1589. Verder noemen wij ‘Les fils ingrats’, ook ‘l'Ecole des pères’ betiteld, (1728) een weinig bekend blijspel van Piron; ‘Conaxa, ou les gendres dupés’ (1710) een nog minder bekend van | |
[pagina 560]
| |
ongenoemden maker; ‘Les deux gendres’ (1810) van Etienne, het beste werk van dien schrijver; ten slotte ‘Cadet Roussel beau père’, folie-vaudeville, een parodie van het voorgaande, met de volgende grappige slotwoorden als normaal: ‘ne donnons jamais rien à nos enfants, si nous voulons qu'ils ont pour nous une reconnaissance égale à nos bienfaits’. Het eerst hadden wij misschien op ‘King Lear’ van Shakespeare moeten wijzen; ook de dochters van den Engelschen koning verliezen alle achting en eerbied uit het oog, zoodra hun vader hun zijn macht en heerschappij heeft afgestaan. Ten slotte zij herinerd aan ‘Le père Goriot’, een der bekendste romans van Honoré de Balzac, door enkelen den ‘King Lear’ van den 19den eeuwschen Shakespeare genoemd, aan Tourguenief's ‘Een Koning Lear der steppen’ aan de episode van le père Fouman in Zola's ‘La Terre’ en aan ‘Jan Janszen’ het fraaie en algemeen bekende vers van Nic. Beets. F.Z. MehlerGa naar voetnoot*) | |
Naschrift.De nieuwste bewerking van dit thema is ‘La course du flambeau’ van Paul Hervieu, onder den titel: ‘De Fakkelloop’ in keurige vertaling en met schitterende insceneering in 1902 door de Koninklijke Vereeniging ‘Het Nederlandsch Tooneel’ opgevoerd. Harder, strenger en wreeder dan in eenig mij bekend stuk, wordt hier de veeleischendheid en de ruwe ondankbaarheid van elk volgend geslacht tegen het voorafgaande in forsche trekken geteekend; hier staan in opvolging, dochter, moeder en grootmoeder, iedere jongere eischt volkomen opoffering van de oudere en acht geen offer voldoende zoo lang er nog iets te offeren blijft, het leven zelfs niet uitgezonderd, wat niet belet, dat zwarte ondankbaarheid, koelheid onverschilligheid en geringschatting het eenig loon zijn. d. B. |