Individueele, persoonlijke zin of vers-gang of klank-kleur, zooals de modernen die woorden begrijpen, vinden wij slechts in betrekkelijk kleine mate door de veertien deelen zware vers-kost heen, die Da Costa zoo onverstandig-eigenmachtig naar rubrieken heeft geschikt.
Vergelijk bij die breede, zich gewichtig voordoende onverteerbaarheid eens den bloedrijken, hartkloppenden Vondel, naast wien Bilderdijk, maar geheel ten onrechte, als een evenknie is geplaatst. Vondel, den menschlijke, die zóóveel verder afligt, maar bij wien alles in vergelijking, nog voor ons zooveel echt-levender, ademender doet.
Vondel was een dichter, met hart en ziel, met zijn geheele binnenste, Bilderdijk alleen met sterken geest- en wil. En vandaar dat het proza van dezen laatste, schoon niet 't meest het publiek imponeerende, toch het allerbelangwekkendste is gebleven, wat die altijd wellende bron ons achter heeft gelaten, terwijl Vondel, daarentegen, al had hij misschien niet altijd zoo rijmvaardig behoeven te wezen, ons toch, steeds en overal, blijft slaan met oprechte, blijde bewondering en diep-menschelijke sympathie.’
En van den lateren, den romantischen tijd heet het bij dezen wel wat partijdigen rechter: ‘Neen, de eenige, die zich uit die malle manierigheid, uit dat niet expres-begonnen Julia-spel, waarachter geen greintje ziele-ernst school, op wist te werken tot de hoogten der Schoonheid, zooals hij ook altijd, zelfs toen hij midden in het quasi-romantische gedoe stond, door fijnheid en eigenheid van detail er boven-uit was gerezen, is de nooit genoeg te eerbiedigen schepper van het strenge Florence, Everardus Potgieter geweest.’
Natuurlijk wordt de loftrompet gestoken over de jongste generatie: ‘Maar het jaar 1880 moest eerst aanbreken, als kritische stonde der geestelijke revolutie, eer het jongere geslacht, welks overblijvenden nu in volle kracht staan, mocht opkomen..... er had een metamorfose plaats, een eerste als openbloeiing in de ziel van Holland, en die innerlijke omwending, waarbij al het psychische naar boven komt en de dood-geleefde dingen nedervallen, gaat nòg steeds verder’..... Er volgt natuurlijk een verheerlijking van Jacques Perk.
Merkwaardig evenwel is de volgende waarschuwing, merkwaardig omdat zij van Kloos is: ‘Verzen moeten steeds verzen blijven.... telkens willekeurig heelemaal op geen schema te letten en lengte tegen lengte aan te laten stooten, als balk tegen balk, of de voeten achterste-voren in het vers te zetten, zoodat de gang van al rhythme er gebroken door wordt, zoodat het lijkt, of men