Noord en Zuid. Jaargang 26
(1903)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Bij bladzij 475-480Ga naar voetnoot1).Op bl. 475 en 476 laat P.Q. het voorkomen, alsof het Latijnsche agricultura zou zijn afgeleid van ager en culter = mes, en iets met snijden te maken zou hebben. Cultura is natuurlijk een directe afleiding van colo (supinum cultum) = verzorgen vandaar bebouwen, waarvan ook culter is afgeleid, dat dus oorspronkelijk de ‘verzorger, schoonmaker’ vd. de ploegschaar (‘kouter’) en het ‘mes’ beteekent. Gevaarlijk is op bl. 476 ‘macht lat. potenz’ want potenz is natuurlijk de Duitsche verkorting van het Latijnsche potentia, dat bovendien veel beter past bij plénipotentiaire. Naar aanleiding van de woorden, die aan Latijn en Grieksch zouden zijn ontleend, is het me van enkele duister gebleven hoe dan. B.v. borst, (of is bedoeld borst = jonge man, dat dezelfde afleiding heeft als beurs?) kroeg (men zou komische etymologieën kunnen maken naar aanleiding van ϰραυγή [kraugè] = geschreeuw en ϰρουνός [kroenos] = bron), pomp (misschien het pomp = pompoen, dat vlg. VercouillieGa naar voetnoot2) van πέπων [pepoon] = rijp komt; maar dat had er dan wel bij mogen staan, anders denkt ieder aan een gewone pomp). Ook over de ‘kaas’-kwestie moeten mij een paar woorden van het hart. Dat de kaas niet door ónze voorvaderen is uitgevonden, wordt werkelijk door de plaats uit de Odyssee (IX 219) voldoende bewezen, maar die woorden ‘de horden waren vol met kaas’ en de overweging, dat de Cyclopen door de Grieken van voor-Homerischen tijd als fabelachtig onbeschaafd worden beschouwd, pleiten tegen de bewering, dat de Germanen om de moeilijke bereidingswijze geen kaas hadden. Bovendien wordt het heele gebouw tot een fata morgana, doordat, wel is waar niet Tacitus in de Germania, maar Caesar in zijn Gedenkschriften over den Gallischen oorlog (VI. 22.1), 150 jaar vroeger, uitdrukkelijk zegt: ‘Zij (de Germanen) beoefenen den landbouw niet, en het grootste deel van hun voedsel bestaat in melk, kaas en vleesch’ Ja, 't is zelfs mogelijk (allesbehalve zéker!) dat ook Tacitus (Germ. c. 23) met zijn ‘gestolde (Hooft: gestremde) melk’ kaas bedoeld heeft - hij heeft een hekel aan gewone woordenGa naar voetnoot2) - en daar hij Caesar dikwijls gebruikt en diens berichten | |
[pagina 66]
| |
dan slechts uitwerkt en preciseert (zie b.v. Zernial's Einl. op Tac. Germ. bl. 9-11) moet hij bepaald ook de kaas vermeld gevonden hebben. Over ‘mantel van mantellum’ (waarvan P.Q. zegt: ‘een Latijnsch woordenboek raadplegende, vindt men dit mantellum natuurlijk niet’) heb ik slechts op te merken, dat het woord mantellum in ieder goed Latijnsch woordenboek voorkomt, omdat het bij Plautus staat in de Gevangenen (Captivi vs. 520 ed. Speyer = Act. III Sc. III vs. 6) en wel zoo, dat het onmogelijk iets anders kan zijn dan ons mantel, b.v. in de uitdrukking ‘met den mantel der liefde bedekken’. Er staat namelijk: ‘En ik heb voor mijn slimme leugens geen “mantellum” meer’. Gouda. H.M.R. Leopold. Litt. Class. Docts. | |
Naschrift.Bovenstaande aanmerkingen werden mij ter inzage gezonden met de mededeeling, dat de schr. slechts verduidelijking wenschte te geven en niet een onwelwillende kritiek. Dit is mij zeer aangenaam te weten, omdat mijn antwoord dan weinig meer behoeft te bevatten, dan de verklaring, waarom ik zóo schreef en niet zoo volkomen wetenschappelijk verdedigbaar als de heer Leopold zou gewenscht hebben. Het kon onmogelijk mijn bedoeling zijn de afleiding van fr. agriculture en plénipotentaire te geven, dit zou allerminst in een tijdschrift voor Nederlandsch ten behoeve van onderwijzers passen. Ik gaf een sterk sprekend voorbeeld van de wijze, waarop opmerkzame lezers uit kleinigheden nut kunnen trekken. Ik dacht aan geen etymologie maar alleen aan hulpmiddelen om woorden te begrijpen, hun kracht te voelen en hier is ééne Latijnsche les voldoende om éen woord geheel en van een ander de helft te begrijpen. Potenz kenden we uit onze algebra dat staat duidelijk op bl. 476 en er staat ook ‘van wetenschappelijke etymologie was geen sprake’; het aangehaalde ‘macht lat. potenz’ is ons ontsnapt, maar uit de omstandigheid, dat we Meyer Hirsch noemen blijkt reeds, dat de bedoeling was ‘macht hgd. potenz.’ De drie woorden borst, kroeg en pomp evenals de andere zijn alleen aangegeven om te laten zien, dat een woord door eeuwenlang gebruik ons zoo bekend kan voorkomen, | |
[pagina 67]
| |
dat we meenen, dat het altijd tot onze moedertaal behoord heeft, terwijl het toch bewezen kan worden tot eene vreemde taal te behooren, meer hebben we niet willen doen en dus ook niet behoeven op te geven welk woord uit eene event. reeks homoniemen wij bedoelden of wat de wetenschappelijke etymologie is. Aangaande het woord kaas verwijs ik naar Kluge Etym. Wörterb. zesde druk 1899; deze noemt waarschijnlijk dat *justa het oudgermaansche woord voor kaas is en dat de Germanen niet de bereiding van de kaas, maar eene verbeterde manier daarvan van het zuiden leerden, waarna zij het woord kaas van daar overnamen. Dus de Germanen aten wel dikke of gestremde melk, die misschien wel wat op kaas leek, maar ze noemden dat anders, eerst toen zij van meer beschaafde volken geleerd hadden de eigenlijk gezegde kaas te maken, namen zij, met die kennis ook het woord over; Kluge is van meening, dat dit op zijn laatst in de 5e eeuw geweest kan zijn, dus stellig nà, den tijd, dat Caesar (Bell Gall. IV. 22) het terecht beroemde boek schreef, dat thans nog, als anti paedagogisch marteltuig op de gymnasiën wordt gebruikt om onleesbare vertalingen uit te maken, waaruit jongens geacht worden Latijn te zullen leeren. Aangaande mantellum heb ik mij zeer zeker te sterk uitgesproken door te beweren, dat het niet in een Latijnsch woordenboek voorkomt, maar de heer Leopold ook, als hij verklaart, dat het in ieder goed Latijnsch woordenboek staat. Dit echter is bijzaak. Ik had het er over, dat ons mantel wel van mantellum komt, maar dat men dit laatste niet moet verwarren met een ander woord, dat er op lijkt en bij uitbreiding tafellaken oorspronkelijk weefsel beteekent. Het laatste hoort in deftig Latijn thuis en het eerste niet. De samenvoeging van mantel, tafellaken en weefsel als waren zij afkomstig van hetzelfde woord, bestreed ik; anders niet. De plaats in Plautus bewijst tamelijk wel, wat ik zeide in plaats van gelijk de heer Leopold beweert, het tegendeel. Waar Tyndarus, niet wetende, wat er met hem gebeuren zal, de grootste ellende, den dood, verwacht en beseft, dat hij zich in zijn eigen leugens verward heeft, zegt hij inderdaad dat hij geen middel weet om zijne listig verzonnen leugens te bedekken, daarbij gebruikt hij 't woord mantellum, maar natuurlijk is dit woord hier ook plat (‘vulgo’ zooals Kiliaan zegt); immers, waar hij zoowel als Aristophontes, van wien Tyndarus tegen Hegio zegt, dat hij krankzinnig is, ruw | |
[pagina 68]
| |
spreekt en scheldwoorden gebruikt, daar is 't zeer natuurlijk, dat hij ook een woord gebruikt, dat niet tot de deftige taal behoort. Maar dit doet eigenlijk niets ter zake; dat er een Latijnschwoord mantellum was, dat mantel beteekende (echter stellig nooit gebruikt werd in zoo deftigen zin als wij in de uitdrukking ‘met den mantel der liefde bedekken’) dat weten wij wel ook zonder citaat uit Plautus. Trouwens ik heb het tegendeel nooit beweerd. Ten slotte nog een woord over valies op bl. 474, waaromtrent het een en ander gezegd is, dat niet volkomen duidelijk schijnt. Valies is een veel gebruikt woord, dat er zoo Hollandsch uitziet, dat er menigmaal de zonderlingste etymologieën van verzonnen werden. Dit woord nu is oorspronkelijk Grieksch en wij hebben het uit het Grieksch verbasterde woord van de Franschen, bewijs genoeg, dat men daarvan geen etymologie uit het Nederlandsch kan opgeven. Hetzelfde geldt van lantaarn, van lat. laterna, eigenlijk en beter lanterna zooals de oudste vorm is. Dat eenvoudige woord lantaarn of lantaren zooals men vroeger wel schreef, moest zoo meende men, iets met lamp te maken hebben en men schreef daarom lamptaarn. Dat deed de ongeletterde. Nu zou men kunnen beweren: neen, dat is de juiste spelling; want lat. lanterna komt van Grieksch λαμπτήρ (lamptér) = toorts of fakkel. Dat zou geleerd staan, maar historisch minder juist zijn; want van de Romeinen en niet van de Grieken hebben wij het woord lantaarn en dat had dus de p al verloren eer het hier kwam. P.Q. |
|