Noord en Zuid. Jaargang 24
(1901)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |
Max Müller. 6 Dec. 1823 - 20 Oct. 1900.Tusschen 1890 en 1900 stierven drie mannen, die van onberekenbaren en alom merkbaren invloed zijn geweest op het geestelijk leven en de ontwikkeling hunner tijdgenooten, onverschillig in welk deel der wereld: Tyndall, Huxley en Max Müller, de beide eersten Engelschen, de laatste een Duitscher, die letterlijk Engelschman was geworden. Hoogst omvangrijk was hun kennis, bijna onmetelijk het veld hunner studie, maar juist omdat zij met geestdrift, smaak, fantasie en levenslust begaafd waren en op hun studieveld slechts die bloemen plukken, slechts die vruchten oogsten wilden, die hun geurig en smakelijk toeschenen, hebben de strenge geleerden, die voor de studeerkamer en voor de volgende geslachten arbeiden, deze drie als paarden van weelde beschouwd en ze ongeschikt gekeurd in deftigen stap al zwoegend de zware zegekar der wetenschap te helpen trekken. Toch zijn aan honderdduizenden voor het eerst de oogen geopend voor de wondere aantrekkelijkheid en de alles omvattende schoonheid der natuurwetenschap, sedert zij Tyndall's boeiende vertoogen hadden gelezenGa naar voetnoot1); toch hebben honderdduizenden nooit de schoonheden van het leven en zich ontwikkelen der dierenwereld gekend, voordat Huxley hunne aandacht daarop vestigde. Maar meer dan eene eeuw, eer deze twee optraden, had de menschheid levendige belangstelling getoond voor die wetenschappen, al hadden zij er de schoonheden niet of alleen hoogst verward van gezien en hij, die daarover wat nieuws kon mededeelen, kon er stellig van zijn, luisterende ooren te vinden. Maar de wetenschap der taal, kennis van het eenige, wat den mensch van het redelooze dier onderscheidt, wie kon zich daarvoor bezielen? Was niet door alle eeuwen heen alle taalonderwijs zoo dor, zoo droog, zoo dood geweest, dat ook de meest geestdriftige leerling terecht alles onuitstaanbaar vond, wat er iets mee te maken had? Geheugen en niets dan geheugen was er werkzaam: geen fantasie, | |
[pagina 97]
| |
geen methodische studie, geen verband van welken aard ook, tusschen de verschillende deelen van den arbeid, dien men ondernam. De toovenaar, die plotseling over heel den aardbodem geestdrift voor taalstudie wist te doen ontstaan, was Friedrich Max Müller. Wel had Grimm den grondslag gelegd tot vergelijkende taalstudie, wel had Bopp met volhardende studie het verband aangetoond tusschen de hedendaagsche Germaansche talen en eenige der talen van Zuid-Azië van voor eeuwen, maar als de heilige taal dier landen en als het hieroglyphen-schrift der Egyptenaren, was de vrucht hunner studiën alleen te genieten voor de gewijde priesters, maar het volk bleef buiten staan en zag als Mozes het beloofde land alleen uit de verte. Maar Max Müller had noch den streng methodischen geest van Grimm, noch den volhardenden speurzin van Bopp, hij had iets van beiden en daarbij veel fantasie, stellig meer dan die beiden samen. En zoo komt het dat Grimm en Bopp nog steeds in hooge eere bij de geleerden genoemd worden en dat Tyndall, Huxley en Max Müller bij de geleerden bekend staan als mannen van verdienste, maar toch ook als mannen, die de geheimen van den tempel hebben verklapt en die den volke hebben gegeven van de toonbrooden, die het niemand geoorloofd is te eten, dan den priesteren alleen. Over Max Müller's verdienste voor ons taalonderwijzers, hebben wij echter een ander oordeel uit te spreken dan de geleerden deden, al erkennen zij, dat door zijn toedoen reusachtige werken zijn verschenen, waarvan het laatste nageslacht nog dankbaar gebruik zal maken. Max Müller had namelijk overeenkomst met nog een andere grootheid, die binnen de laatste tien jaren overleed, n.l. met Ferdinand de Lesseps. Aan de Lesseps hebben wij de doorgraving van de land-engte van Suez te danken en wanneer de land-engte van Panama niet geheel is doorgegraven, dan is dat allerminst aan de Lesseps te wijten, al is het, dat men hem op de Panama-schandalen heeft aangezien. Hij heeft niet gegraven, hij heeft gereisd, relatiën aangeknoopt in de kabinetten der vorsten en aan den feestdisch der aanzienlijken en hij heeft vrienden weten te winnen voor zijne grootsche plannen, vrienden, die hunne harten en hunne beurzen openden en daardoor kwam het kanaal van Suez gereed en hadden | |
[pagina 98]
| |
niet eenige schurken de goede zaak bedorven, dan zou ook het kanaal van Panama gereed gekomen zijn. En zoo heeft ook Max Müller even als de Lesseps zijn naam verbonden aan grootsche werken, o.a. de Rig Veda en de heilige boeken van het oosten, terwijl hij voor die uitgaven hoofdzakelijk geld wist bijeen te brengen en bekwame werkers te vinden. We laten rusten, wat Max Müller uitwerkte op het gebied van vergelijkende godsdienstleer en vergelijkende mythologie, wat hij deed om van zijn geestdrift en studie te doen blijken voor den godsdienst van het oosten, toen de leer van Buddha tot dusverre in mysteriën gehuld, door dezen en genen als behartigenswaardig werd aangeprezen. Het is van beteekenis en noodig hier aan te teekenen, dat hij sedert 1848 te Oxford woonde, daar van 1854-1868 vergelijkende | |
[pagina 99]
| |
literatuurgeschiedenis doceerde, van 1868-1879 vergelijkende taalstudie (daartusschen van 1872-1873 te Straatsburg) en dat hij in 1879 professor was aan de universiteit te Cambridge, nadat hij in 1878 zijn werk had uitgegeven over den godsdienst der Indiërs. Van de streng orthodoxe universiteit van Oxford naar de meer liberale universiteit van Cambridge had dàt werk hem den weg gebaand, maar... nu was Oxford voor hem verloren en begon zijn roem in Engeland te verminderen, daar waar zijn waardeering voor Engelschen godsdienst en Engelsche kerkleer zoo sterk in twijfel moest worden getrokken De wetenschap der letters had intusschen groote vorderingen gemaakt en het grootste gedeelte van het gebied der levende wetenschap veroverd, en Max Müller ondervond maar al te duidelijk, dat de wetenschap hem voorbijstreefde en dat andere mannen van wetenschap, minder ijdel, minder laag op anderen neerziend en minder met hooge onderscheidingen begiftigd, een dieper inzicht hadden in de vakken, die hij beoefende, een oneindig omvangrijker kennis hadden dan hij, van juist die zaken, waaraan hij zijn roem te danken had Verbazing mag het wekken voor de landgenooten van den grooten Sanskritist Kern te Leiden, die de talen spreekt, die hij kent, dat Max Müller, aan wiens naam de titel ‘Sanskritist’ als 't ware was vastgegroeid, geen Sanskriet sprak gelijk hij met een zekere voornaamheid op het orientalisten-congres te Stockholm vertelde, als vond hij dat een reden om zich daarop te beroemen. Hij ook achtte naar Duitsche wijze, het spreken van talen ‘Kellner-wissenschaft.’ Wanneer wij, taalonderwijzers, veel aan hem te danken hebben, dan is dat vooral om zijne Lectures on de Science of language, die hier te lande het eerst in wijder kring werden bekend gemaakt door eene zeer eenvoudige en duidelijke bewerking van den nog steeds ijverig werkzamen leeraar aan het gymnasium te Amersfoort, den toenmaligen Directeur van het bloeiend en terecht geroemd Instituut in Amersfoort A.M. Kollewijn Nz. Met eene rede in den geest van die der Lectures aanvaardde prof. Moltzer zijne academische loopbaan te Groningen, maar hoewel de Lectures ongelezen bleven voor velen, die er noodzakelijk kennis van moesten nemen, de geest werkte voort, vooral toen vijf jaar na Max Müller in 1867 Whitney in gelijken geest Language and its | |
[pagina 100]
| |
Study uitgaf, door Jolly voor Duitschland en door Beckering Vinckers voor Nederland bewerkt.Ga naar voetnoot1) Door de Lectures leerden de Nederlandsche taalonderwijzers voor 't eerst, dat er eene taalwetenschap bestond, dat de studie der taal even exact is als die der wiskunde, dat zij, die à la Terwen de afleiding der woorden raden of gissen, eenvoudig onzin vertellen maar dat er bijna onveranderlijke wetten zijn, die de vervorming der woorden beheerschen - Grimm, die den grond tot deze wetenschap legde, werd alleen in den zeer beperkten kring der geleerden gelezen. - Door hem leerden wij op taalverschijnselen letten en ons rekenschap vragen van wat ons vreemd of onnatuurlijk scheen. Daar is nauwelijks een enkel onderdeel der taalkunde, waarover Max Müller in de twee dikke deelen niet heeft geschreven en telkens klonk ons uit de bladen de vermanende stem in de ooren, die ons leerde niet te zeggen, wat we niet wisten. Al die schrander bedachte afleidingen, die ‘fijne’ onderscheidingen, die beteekenis van enkele letters (waar o.a. Bilderdijk zoo sterk in was) dat alles bleek niets te zijn, nu men de Lectures had gelezen. Indien men in onzen bescheiden kring heden ten dage gelooft aan taalwetenschap, indien men overtuigd is, dat de leermethode en de grond van betoogen de zelfde is voor de diep gesmade taalkennis en de hooggeprezen wis- en natuurkundige wetenschappen, dan is het aan Max Müller, dat we dat alles te danken hebben, aan den man, die door de geleerden met minachtende welwillendheid werd beoordeeld, maar die aan de ongeleerden vergunde een kijkje te krijgen in de schatkameren der wetenschap. Duizend dwaze beweringen zijn weggebleven sedert men in de Lectures gelezen had, wat de wetenschap er van zeide en wat vast stond. En nu mogen latere onderzoekingen aan de resultaten van Max Müller's studiën een groot deel van hun betrouwbaarheid hebben ontnomen, onveranderlijk is op wetenschappelijken grond bevestigd, wat lang vergeten was en wat sedert vierentwintig janr als motto op onzen omslag staat, dat de taalwetten even als de landwetten moeten gevonden worden en niet kunnen worden gemaakt. Bij de wetten des lands is men steeds meer gaan liefhebberen, maar waar het wetenschap en niet politiek of behoud van positie | |
[pagina 101]
| |
geldt, blijft onverbiddelijk de eisch, dat men alleen aanneemt, wat historisch vaststaat en overtuigend is bewezen. Wie van de waarheid overtuigd en doordrongen is, zal wellicht wat langer, maar stellig beter studeeren als een ander en zeer zeker nooit examen doen zonder te slagen. De aarde is niet verder van den hemel, dan weten van zeker en overtuigd weten? * * * Max Müller bleef, gelijk ook het portret toont, dat wij van hem geven, niet misdeeld van vorstengunst en eereteekenen Hij was - getuige zijn meeleven met de leer van Oxford - meer Engelschman dan Duitscher, hoewel hij veel waarde aan zijn Duitschheid hechtte. Een lief novelletje Deutsche Liebe moet ons daarvan overtuigen, ook de titel Chips from a german workshop, voor eene verzameling van schetsen en studiën. Het werk over den godsdienst van Indië, waaraan hij bezig was, toen hem de dood verrastte en waarvan eene der laatste bladzijden in die Woche werd afgedrukt, was Duitsch. Het laatste werk, dat van hem in 't licht verscheen, in 1899, was een onbeduidend ding Auld lang Syne. Over zijn smart bij 't verlies zijner dochter, wat hem gezondheid en verstand in gevaar bracht, hoort men veel, over zijne beminnelijkheid zeer weinig spreken; maar zijn naam is heel de wereld door bekend en zal lang na zijn dood genoemd worden. De gunst der vorsten bleek nog bij zijn graf, waar we afgevaardigden vinden van den Keizer van Duitschland, van de Koningin van Engeland en van den Koning van Zweden. Moge uit zijn graf een stemme weerklinken door alle landen, die het oor treffe van hen, die in orakeltaal de wonderen der wetenschap verheerlijken, dat voor hen, die zoeken nuttig te zijn, door de beoefening der taal bij het onderwijs, gehoor worde gegeven aan de jammerkreet, die vooral den mannen van goeden wille uit de borst wordt geperst: Gij predikers, daar in de lucht, heit gij ook niet een woordje voor mij? Zoo Max Müller ons geleerd heeft, wat we niet moeten aannemen, laat dan de geleerden ons mogelijk maken, te bepalen, wat wèl als waarheid aangenomen en wèl als ‘brood der wetenschap’ aan de leerlingen gegeven mag worden. Amst., 7 Januari 1901. Taco H. de Beer. |
|