Noord en Zuid. Jaargang 22
(1899)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 561]
| |||||||||||
Boekbeoordeeling.Van dichters en schrijvers. Studiën en Schetsen van Nederlandsche Letterkunde, door dr. A.S. Kok. 1e deel f2.25, 2e deel f2,25, 2 dln. samen f4.-. Culemborg, Blom en Olivierse.Het is niet mogelijk, ook maar bij benadering een overzicht van den inhoud van dit werk te geven anders dan door opgave van de titels der verschillende studiën, die we daarom hier laten volgen: 1e deel. I Pieter Cornsz. Hooft en zijn ‘Larissa’. II. Johan van Broekhuizen en zijn ‘Morgenzang’. III. Théophile de Vian, Constantijn Huygens en tijdgenooten. IV. Met Pieter Cornsz. Hooft in Venetië en Florence. V. Een Pseudo-Sonnet van P.C. Hooft. VI. Jacob Cats, Bijdragen tot de Geschiedenis der Verdichting (History of Fiction) De Rhodope-Mythe. - Vertelling van de Valk. - Afbeelding van 's Menschen leven. - Een drietal kleinere verhalen. - Jacob Cats, Lord Bacon, Thomas More. - Een oude fabel. - De Valbijl. - Jacob Cats en het. Grieksch. - Jon Ball, Roemer Visscher en Jacob Cats. VII. Bilderdijkiana. Bilderdijk en Goldsmith's gedicht ‘The Traveller’. - B's Zangstukjen. - B's Elius (Lohengrin). - Portret-bespiegeling. - Bilderdijk, Jacob van Maerlant en Shakespeare's grafschrift 2e deel. Bijdragen tot de geschiedenis van het sonnet. I. Potgieter en het sonnet op het sonnet. Potgieter. - Lope de Vega. - Don Diego Hurtado de Mendoza. - J.J.L. ten Kate. - A.W. von Schlegel. - William Wordsworth. - Theodore Watts. - R.W. Gilder. - Hélène Swarth. - William Bell Scott. - Ad. Borgognoni. II. Het sonnet in Nederland. Het oudste Sonnet. - Lucas d'Heere. - Carel van Mander. - D. Vz. Coornhert. - P. Hogerbeets. - Roemer Visscher. - Jan van der Noot. Het sonnet in de 17e en 18e eeuw. Het Shakespeare-Sonnet bij Vondel. - Gijsbert Japix. - Joh. Vollenhoven. - Jac. Revius. - Simon van Beaumont. - Maria Tesselschade. - Const Huygens. - Ant, v.d. Goes - Joh. Six van Chaudelier. - Joh v. Broekhuizen - H. Kz Poot. - J. Guepin. - Joh. Kinker. - Barie de Lannoy. - Bellamy. - Bilderdijk. - vrouwe Bilderdijk. III. Eenige vermaarde Sonneten. Hugo de Groot - P. Cz. Hooft. - Lope de Vega. - Luiz de Camoens - Chiaravalla. - Paul de Resseguier. - Gaspara Stampa. - Het sonnet colla coda. - Milton. - v. Heyningen. - Filicaja. - Lord Byron. Fellx Arvers. - Friedrich Rückert - Adelbert von Chamisso - Edm. de Amicis. - Prof. Alberdingk Thijm. - J.J. L ten Kate. - Arthur Rimbault. - Santa Teresa. | |||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||
Licht en schaduw in dicht en ondicht.
De Kat de Bel aanbinden, - Hugo de Groot en zijn kist. - Al wat in boeken steekt. - Jeremias de Dekker en John Owen, - Staring's en August Graaf von Platen's puntdicht. - Shakespeare en Vondel. - Vondel. - Vondel's waarschuwing in den Amsterdamschen schouwburg. - Shakespeare en Jacob van Maerlant - Reislessen in Reisgidsen uit de 16e en 17e eeuw. - George Canning's dépêche op rijm en een bijschrift van Bilderdijk. - Dichterbelooningen. Aanteekeningen Nog eens Théophile de Viau. - De Acad. della crusca. - Elius. - G. Carducci op 't sonnet. - Het oudste sonnet; Orlers en Marnix van St. Ald. - Jonker Jan van der Noot. - Nog meer vermaarde sonnetten. - Een ernstig woord over Sonnetten door X. - Namen en zinspreuken. - De dépêche op rijm, enz. Aan elk der deelen is een register toegevoegd, zoodat het gemakkelijk is, evenals in een woordenboek, inlichting te zoeken over schrijvers of boeken, die hier behandeld zijn Het meeste, wat hier wordt geboden, is onzen lezers reeds bekend, maar wie de nauwgezetheid kent, waarmede dr. Kok gewoon is te werken, zal dadelijk begrijpen, dat bijna geen bladzijde zonder wijziging is afgedrukt, nog daargelaten, dat er geheele hoofdstukken nieuw zijn bijgekomen en dat andere geheel zijn omgewerkt. Wat we hier ontvangen staat in geen enkele geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde en het is toch alles van het hoogste belang voor den beoefenaar van dit vak. Eene letterkunde op zich zelve bestudeeren zonder kennis te nemen van de letterkundige stroomingen in andere landen, dat is een doek van Rembrandt of Van der Helst beoordeelen naar een photographie. Zij die niet als geleerden, letterkunde studeeren, zullen veelal niet in staat zijn of zelfs gelegenheid vinden, de buitenlandsche auteurs, die invloed oefenden op onze letterkunde of een of meer harer beste vertegenwoordigers, in het origineel te lezen, onverschillig of ze in het Fransch, Engelsch, Duitsch, Latijn, Spaansch of Italiaansch hebben geschreven. Enkele auteurs komen bovendien zoo weinig voor, dat het voor velen moeilijk is, die werken ter lezing te krijgen, nog daargelaten, dat zeer dikwijls bij lang vergeten auteurs hoogst belangrijke vondsten worden gedaan. Nu behoort dr. Kok ongetwijfeld tot de meest belezen Nederlanders; in de vele jaren dat wij hem kennen en zagen werken, hadden we steeds aanleiding ons te verbazen over het eindeloos aantal schrijvers, dat hij met den grootsten ernst en den meest wetenschappelijken zin had gelezen. Men bedenke daarbij, dat dr. Kok een volhardend collectionneur is, van wien men zou kunnen getuigen, dat hij een Israels-museum, een Multatuli-museum en een Van Vloten-museum bezit, daarnevens tallooze kostbare en overzeldzame boeken en brochures. Zoo verzamelende, zoo literatuur samenbrengende voor elk onderwerp, dat hem belang inboezemde en dat getal is zeer groot, kwam de schr. tot een rijkdom van gegevens, waarvan hij hier een ge- | |||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||
deelte aan zijne lezers aanbiedt. Zoo bijv zijn de studien over het sonnet niet bestemd alleen om den lezer duidelijk den aard van het sonnet te doen begrijpen, maar het is een zeer belangrijk hoofdstuk uit de vergelijkende literatuurgeschiedenis, waarbij allerlei feiten aan het licht komen, die verklaren en doen verstaan, wat lang onbegrijpelijk scheen, zoo o.a, wat hier verhaald wordt, aangaande de accademia della crusca, een beeld van het letterkundig... laat ons zeggen: leven, uit den tijd der peuteraars, een tijd, dien we in de Pegnitz-schäfer in Duitschland; uit den tijd der Euphues in Engeland, onder de bewonderaars van den ‘Muzentoren’ in ons land en nog later weer vinden. Wat weten we uit de jeugd van den Drost van Muiden? Zijn we ten Brink niet dank schuldig voor hetgeen hij ons in ‘Brechtje Spiegels’ aangaande Hooft deed vernemen? En zoo heeft ook Kok groote aanspraak op onze dankbaarheid, daar hij ons de beroemde reis naar Italië beschrijft, met een kaart, de route aanwijzende en de datums, waarop de verschillende plaatsen bereikt werden. Daar leeren we begrijpen, welke maatschappelijke omstandigheden invloed hadden op de letterkunde dier dagen, eene hoogst noodzakelijke studie maar al te weinig ondernomen. Maar niet daarover alleen wordt hier gehandeld. Over Hooft en Huygens, over Cats en Bilderdijk, over Potgieter en Vondel, over Broekhuizen, Poot, Kinker, Bellamy, Coornhert en zoovele anderen, ontvangen we hier een grooter of kleiner aantal bladzijden, die alle blijken te behooren tot de hoofdstukken, die tot dusverre aan onze studiën over die mannen ontbraken. Of het boek vlekkeloos en volledig is; - neen: als men aanmerkingen wil, ik heb correctie-fouten ontdekt, in de Duitsche citaten nog al eenige, ik vond eenmaal universitet, Silezische, Schakespeare, Abeeldinge, paezie, gewaarding (voor: gewaarwording) maar zulke fouten zal de ‘welwillende’ lezer zelf wel verbeteren. Volledig heeft de schr. niet bedoeld te zijn, hij wilde zijn onderwerpen niet uitputten. Hier en daar was eene kleine toevoeging echter niet onwelkom geweest; zoo bijv. I 124 waar wel over guillotine en dr. Guillotin gesproken wordt o.a. met de aan prof. De Vries ontleende bewering, dat deze de ‘weder-invoerder’ was. Maar dit is niet juist: dr. Guillotin heeft in October 1789 den wensch te kennen gegeven, dat de eenige doodstraf zou zijn onthoofding en het middel daartoe, het werktuig, dat toen in Italië in gebruik was.Ga naar voetnoot1) In 1791 werd op voorstel van Michel le Peletier het eerste, op 22 Maart 1792 op voorstel van dr. Louis het laatste aangenomen; daarnaar heette de Fransche valbijl aanvankelijk Louisette of Petite Louison; de eerste terechtstelling had plaats op 25 April 1792 en wel van een straatroover die Pelletier (Nicolas Jacques) heette, dus bijna zoo als de bovengenoemde Michel; eerst later werd, naar aanleiding van een spotvers op Guillotin het strafwerktuig tot zijn bitter leedwezen naar hèm genoemd. In datzelfde deel bl. 139 wordt vermeld, dat door Mr. Pan in zijne lijst van door Bilderdijk vertaalde verzen niet was vermeld, dat hij Goldsmith's Traveller ook grootendeels vertaald had onder het opschrift: ‘Aan mijne vrienden.’ Gevoegelijk had hierbij kunnen aangegeven worden, dat het aantal vertaalde regels en coupletten door Bilderdijk tusschen eigen werk | |||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||
ingeschoven zóó groot is, daf volledigheid in dezen onbereikbaar is. Tevens kon er bij vermeld worden, dat Mr. Pan als het origineel van St. Albaan opgaf, gelijk Bilderdijk zelf ook deed, een (natuurlijk onvindbaar) gedicht van Southey. In de Ed. van da Costa in de Aanteekeningen vermeld, dat volgens bericht van Tollens het oorspronkelijke was the Fire-King van Walter Scott. Het is veelal woordelijk vertaald, men vergelijke het begin (de aanhef van den harpspeler tot de ‘bold knights and fair dames’ heeft Bilderdijk weggelaten). O see you that castle, so strong and so high?
And see you that lady, the tear in her eye?
And see you that palmer, from Palestine's land,
The shell on his hat, and the staff in his hand?
Het opmerkelijke is, dat dit gedicht bij Scott voorkomt onder den algemeenen titel ‘Ballads from the German’ terwijl de aanteekening aan het hoofd melding maakt van de omstandigheid, dat het gedicht geschreven werd op verzoek van Lewis, die het begeerde voor zijne ‘Tales of Wonder.’ Dat het inderdaad naar het Duitsch bewerkt is, zou te minder bevreemden, omdat het volgende ‘Frederic and Alice’ even als dit gedicht in 1801 geschreven, blijkens de aanteekening aan 't begin, bewerkt is naar een fragment uit Goethe's ‘Claudina von Villa Bella’ wellicht ontleende Bilderdijk aan die noot den naam Claudina voor zijn heldin, die bij Scott Rosalie heet. Het lied dat Rugantino, die Claudine wil schaken, daar voordraagt, begint met: Es war ein Buhle frech genung,
War erst aus Frankreich kommen,
Der hatt' ein armes Mädel jung
Gar oft in Arm genommen, enz.
In deel II bl. 91 wordt een sonnet van Thym aangehaald, ‘toespeling op een aanmatigenden regel van den Franschen dichter de Bornier’ gewijd aan ‘François Coppé’ (Coppée). Deze regel is in het geheel niet aanmatigend; daar is ook geen sprake van grootspraak (van) den Franschen dichter, zoodat ook de geheele dithyrambe, die nu volgt, gerust had kunnen wegblijven. De schuldige was Thym, die als zijne eigene meening een regel uitsprak, dien hij zich ongeveer juist herinnerde uit La fille de Roland van den Vicomte de Bornier, dat hij prachtig vertaald had en met ongekende en onnavolgbare zorg hielp monteeren. Thym met zijn buitengewone Franschgezindheid, verklaart, dat wij en onze kinderen alle weten: Tout homme a deux pays: le sien propre et la France.
Maar dat had de Bornier juist niet gezegd en hij was ook volstrekt niet aanmatigend geweest; in het 2e tooneel van het 3e bedrijf spreekt Charlemagne met Berthe; hij heeft een aanval van zwaarmoedigheid en vreest den ondergang van het rijk; maar een lichtstraal van hoop komt weer bij hem op en hij uit den wensch, dat Frankrijk groeie en bloeie en geheel der menscheid ten zegen zij, opdat..., zoo zegt hij: | |||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||
Afin qu'on dise un jour, selon mon espérance:
Tout homme a deux pays, le sien en puis la France.
Maar we willen zoo niet voortgaan; en nog meer wenschen, dan de schr. reeds gaf; we wilden een gemotiveerde beoordeeling geven en aanvaarden dankbaar dit werk. Als hoogst onderhoudende en steeds meer belangstelling wekkende lectuur, als studieboek, als boek om telkens eens te raadplegen als men inlichting begeert - in al deze hoedanigheden is dit werk van dr. A.S. Kok, den vertaler van Shakespeare en Dante, den ernstigen en hoogst gelukkigen beoefenaar van de letterkunde van Nederland, Engeland, Spanje Italië en vele andere landen, ten hoogste aantebevelen. Het heeft recht op eene eereplaats in onze boekverzamelingen, omdat het bijna uitsluitend datgene geeft, wrat we elders te vergeefs zoeken. Amsterdam Taco H. de Beer. | |||||||||||
Een nieuwe bundel. Leesboek voor de hoogste klasse der lagere school samengesteld door Ida Heijermans. Utrecht, H. Honig.Ziedaar een boek, dat een verstandig mensch boos moet maken: een speculatie op de sympathie van visschers in troebel water, die ontevredenheid kweeken en bekendheid zoeken te winnen, door te klagen over onrecht, dat òf niet bestaat òf dat uit den aard der zaak niet verholpen kan worden. Als de dieren stemrecht hadden zou de ezel kans hebben een groote rol te spelen in zijn kwaliteit van verongelijkte, met de bewering, dat het schandelijk is, dat een schoothondje het beter heeft dan hij. Juffr. Heijermans heeft zeven stukjes uit ‘Ons Blaadje’ laten overdrukken, zeven vertalingen laten overdrukken, vier oorspronkelijke stukken laten overdrukken en enkele anecdoten als bladvulling daartusschen geplaatst; deze laatste bl. 52, 54 bijv. zou denkelijk geen onzer lezers voor de klasse willen behandelen; onder op blz. 71 de straat-ui boon à part evenals die op bl. 22 is toch 't papier niet waard, waarop het staat. Zoo iets kan men vertellen! En dan een ‘oud liedje’ bl. 72 - dat zal bestemd zijn N.B.! voor de hoogste klasse der lagere school, terwijl Verkuijl geen kans ziet de cadetten den Gijsbreght te doen verstaan, zonder dat hij er eerst een caricatuur van maakt! Op bl. 31 komt zelfs een Fransch rijmpje voor! En waartoe al die rare grappen en dan leesstukken van 13, 9, 14 bladz.! Nu eens een stuk dat met geweld kinderen met gevoel aan 't huilen brengt, dan een stuk en vele stukken over ware of gewaande verdrukking, onrecht, miskenning enz., alles zoo onkinderlijk mogelijk. De voorrede belooft wat anders, de tirade op Nederlandsche verzen is op mode-zucht berekend en 't is te hopen, dat de ‘twee andere deeltjes’ niet zullen volgen. | |||||||||||
Uit J. van Maurik's Werken Leesboek door J.H. Colenbrander. Amst., v. Holkema & Warendorf.Van Maurik wordt veel gelezen en wel door lezers van allerlei leeftijd en allerlei ontwikkeling - de heer Colenbrander deed een goede keus in de meening, dat leerlingen bij 't middelbaar en gymnasiaal onderwijs ook wel eens kennis met deze werken mogen maken. We meenen, dat hij over 't geheel goed heeft gezien. Enkele ruwheden hadden we liever niet gezien - maar 't getal is niet groot. |
|