Trotsch.
Een der vele struikelblokken uit ‘onze lastige spelling’ is wel de schrijfwijze der bijwoorden en bijvoegelijke naamwoorden op s en sch.
Hoeveel lastiger wordt dit nog, wanneer woordenboeken, spraakkunsten en stijloefeningenboekjes met elkaar in strijd zijn, zooals bij bovengenoemd bijwoord het geval is.
In de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel, 4e druk, bewerkt door Dr. Kluyver wordt opgegeven: trots (bijw.) (eveneens Van Dale in zijn Woordenboek); in overeenstemming daarmee zegt Terwey, Nederlandsche Spraakkunst, 10e druk § 406: Nog lette men op: trots (zelfstnw., bijw. en voorz.) naast trotsch (bijv. nw.), terwijl ik in Elk wat wils, Stijloefeningen door L. de Vries pag. 2 opmerkte: trotsch. Als bijv. nw. met sch; wat beteekent trots?
Vergelijk:
Deze jongeling was de trots zijner moeder.
Trots keek hij in het rond.
Trots tegenspoed verloor hij den moed niet.
Daarentegen: Den Hertog, De Nederlandsche Taal II § 237.
5o. In het bijzonder is te letten: op 't voorzetsel trots (n. trots als znw. en trotsch als bijv. nwd. en bijw).
Van Helten, Kleine Nederlandsche Spraakkunst § 160 noemt a. de woorden, die als adject. en bijw. steeds een s hebben; b. die, welke als adjectief met sch, doch als bijwoord met s geschreven worden (waarbij trotsch niet staat opgegeven) en zegt in c. van dezelfde §, dat de overige èn als adjectief èn als bijwoord met sch geschreven worden.
Zoo staat ook in oefening 61 van Duyser, Practisch Taalboek, 2e druk als dictée opgegeven: Trots onze opmerking ging hij voort met zijne onder(ge)schikten trotsch te behandelen.
Een gelijke onzekerheid schijnt bij onze schrijvers te heerschen. Naast:
Gij, die u trotsch verhieft op wat het lot u gaf,
Wat waart gij in de wieg - wat zult ge zijn in 't graf?
Hoofdschuddend, zuchtend, droef, eentonig druk
Toonen zij bloot de nooit genezen wonden,
Teekenen rood op schouderen geschonden
Door 't eens zoo trotsch getorste levensjuk.
H. Swarth, Gids, Oct. '98.