Vondel? Waar is hij geboren; waar heeft hij in ons land gewoond? Welk beroep oefende hij uit; welke was zijn laatste werkkring? Tegen wie was De Roskam gericht? Hoe wordt de burgerij daarin voorgesteld? Waar is Staring geboren; waar heeft hij gestudeerd? Welke universiteiten waren er toen? Wat is het verschil tusschen Academie en Universiteit? Noem eens gedichten van Staring, waaruit blijkt, dat hij met hart en ziel Gelderschman was. Kent ge in onze letterkunde ook een pendant van 't Vogelschieten? Wie heeft ons de laatste uitgaven van Staring's gedichten bezorgd? Wat voor een gedicht is Jaromir? Kent ge een paar Puntdichten van Staring? Wat hebt ge van Potgieter gelezen?
Hier mogen nog enkele vragen volgen, die ik van het aan 't bovenstaande voorafgaande examen heb kunnen opvangen. De examinator sprak zoo zacht, dat hare meeste vragen achter de balustrade niet verstaan konden worden.
Wat beteekent groezelig? Wat is een patriarch? Is er heden ten dage ook nog een patriarch? Wat is het verschil tusschen kindsheid en kindschheid? tusschen kinderlijkheid en kinderachtigheid? meesterlijk en meesterachtig? Wat is gloren? In welke naamvallen kan het oorzakelijk voorwerp staan? Noem eens adjectieven, die een oorz. voorw. in den 2en naamv, bij zich krijgen. Welken tweeden naamv. hebben we in Des doods schuldig? Hoe verklaart ge dit? Wat is het verschil tusschen hoogheid en hoogte? Wat is de stam van onthullen? Van welken stam is bloem afgeleid? Wat is het achtervoegsel? Noem eens afgeleide en samengestelde voorzetsels. Noem eens substantieven en adjectieven, die als voorzetsels gebruikt worden.
Noem eens schrijvers uit de 19e eeuw. Van welke schrijvers uit den allerlaatsten tijd hebt ge iets gelezen? Geef een kort overzicht van Bilderdijk's levensgeschiedenis. Wat weet ge van B. in betrekking tot Siegenbeek? Wat is lyrische poëzie? Noem eens een epos. Welke gedichten van Da Costa hebt ge gelezen? Van welken schrijver uit de 17e eeuw wilt ge me iets vertellen?
Amsterdam.
v.d. Mate.