Weerga.
Hoe komt men toch aan de uitdrukking: loop naar de weerga? werd mij onlangs gevraagd. Ik geloof, dat men heeft willen zeggen: loop naar de weerlicht, maar het laatste woord wat grof vond, waarom men, aan de tweede lettergreep er van gekomen, er weerga van gemaakt heeft, zonder zich om de beteekenis van dat woord in het minst te bekommeren. Zoo spreekt men ook van een ‘weergaasch mooie meid’ en scheldt een deugniet voor een ‘weergaschen kwajongen’ uit. - Maar hoe komt men aan ‘de weerlicht’? vraagt misschien iemand; weerlicht is immers onzijdig? Mij dunkt, op een soortgelijke wijze. Men heeft het woord bliksem willen bezigen, maar nadat men het lidwoord reeds had uitgesproken, heeft men er weerlicht voor in de plaats gesteld, omdat men dat minder grof vond. Men stelle zich een nauwgezet mensch voor, die zich boos maakt. Loop naar den bliksem, wil hij zeggen. Als hij Loop naar den... gezegd heeft, bedenkt hij zich, en wil bliksem vervangen door weerlicht; maar als hij van weerlicht de eerste lettergreep heeft uitgesproken, bedenkt hij zich nogmaals en maakt er weerga van. Zou het zoo niet zijn toegegaan?
Mr. C.B.