Boekbeoordeeling.
Het Nederlandsch Kluchtspel in de 17e eeuw. Door P.H. van Moerkerken. Sneek. J.P. van Druten.
Sommigen maken groot geschreeuw en veel reclame en leveren òf bijna geen werk, òf werk dat ook ieder ander kon leveren; anderen gaan stil huns weegs, terwijl nog anderen reclame voor hen maken, ze leveren werk, dat zij genoegen hebben te maken, waaraan slechts enkelen wat hebben en waarvan een andere dr. Johnson zou getuigen: moeielijk is dat werk, heel moeielijk, ik wou, dat het onmogelijk was.
Anders doet de schrijver van het boek, waarvan wij boven den titel opschreven. Nooit heeft hij ‘voor zich doen trompetten langs de straten’ maar dertig jaar lang, (zijn eigen leeftijd, bedraagt bijna het dubbele) werkt hij onverpoosd en verrast ons zoo nu en dan met een arbeid, steeds van practisch nut en wetenschappelijke waarde, vrucht van veel studie en onderzoek, maar waaraan men den arbeid niet merkt, die niet naar de lamp riekt.
Zoo bezorgt hij ons een aangenaam Paaschgeschenk, in den vorm der afl. 1 en 2 van ‘Het Kluchtspel der 17e eeuw’, dat vier en zeventig kluchtspelen zal behandelen, zóó, dat de inhoud der niet afgedrukte deelen in enkele regels wordt naverteld.
De uitgaaf dezer kluchten opent een rijke bron van studie en van eene studie, welke zeker in allerlei opzicht hare aantrekkelijke zijde heeft, daar de lectuur doorgaans zeer amusant is. Van Vloten's Kluchtspel geeft alleen fragmenten, zonder eenigen samenhang, ook ontbreekt een schikking naar tijdsorde, zoodat van voor- of achteruitgang niets blijkt. Het oudste door v. M. behandelde stuk is van 1613, het jongste van 1697. Welk zorgzaam en tijdroovend onderzoek aan deze uitgave voorafging, blijkt wel uit de allerbelangrijkste inleiding, waarin ook op het belang en het nut dezer uitgave wordt gewezen. Onder verwijzing naar dr. G. Kalff's prachtig boek Literatuur en Tooneel in Amsterdam herinnert hij ook aan Potgieter's woorden: ‘de geschiedenis der letterkunde is de geschiedenis van de maatschappelijke, zedelijke en verstandelijke ontwikkeling des volks’ en daarin moet het kluchtspel der 17e eeuw ten onzent natuurlijk eene belangrijke plaats innemen. Daarop moesten zij die Nederlandsche literatuurgeschiedenîs onderwijzen, gaan werken, maar de meesten doen dat niet. Het meerendeel van hen, aan wie de verheven taak is toebetrouwd, de leerlingen onzer Gymnasiën en Hoogere Burgerscholen de ontwikkelingsgeschiedenis van ons volk te leeren kennen, geven allerlei namen en titels, allerlei onbeduidende levensbijzonderheden, maar het wezen van den auteur en het karakter van zijn tijd doorgronden ze niet, kennen ze niet en hunne leerlingen zijn gedoemd zich de ellendige catalogus-wijsheid in het hoofd te drijven, waardoor dit onderwijs hun een walg wordt.
Een boek als dat van Kalff en dit van Van Moerkerken kan er veel toe bijdragen, dat er verandering ten goede komt. Het blijspel is ten allen