Jan Klaassen,
de hoofdacteur uit de Amsterdamsche poppenkast was trompetter bij de ruiterij van Prins Willem III, en na zijn ontslag trekwerker in eene weverij; hij trouwde met Catharina Pietersz, een bijdehand wijf en woonde op het Fransche pad. Om zijne verdiensten te vermeerderen, verliet hij de weverij, en haalde langs Amstels straten de duiten op met eene poppenkast, waarin hij en zijne vrouw Katrijn de hoofdrollen vervulden. Zijn huwelijk was ongelukkig, zijn wijf dronk, hij verliet haar, leefde toen met een ander, waarop de kerkeraad hem onder censuur stelde. Hij schijnt een vroolijke, grappige kerel te zijn geweest, die zich met een kwinkslag door de wederwaardigheden des levens wist heen te slaan. Aan zijn gebocheld en roodneuzig evenbeeld in de poppenkast ontbreekt het tenminste niet aan snaaksche zetten en geestige invallen, die binnen het bereik van 't straatpubliek vallen.