Van Sint Anna.
Door de vriendelijkheid der Redactie in staat gesteld het artikel op bl. 410 en volgg. vóór het afdrukken te lezen, kan ik enkele opmerkingen daarover moeilijk onderdrukken. Voor mijn gevoel zijn de uitgeschreven hoofdstakken eenvoudig eene versterking, stellig althans eene bevestiging, van mijne opvatting: ‘de Moeder Anna de eigenaardige voorspraak aller onvruchtbare -, de natuurlijke patronesse aller bevruchte vrouwen’. Maar die opvatting en de daaraan vastgeknoopte verklaring onzer spreekwijze vindt de Heer de Jong ‘gezocht’; wat hem gegund wordt, doch niet, dat hij is in gebreke gebleven aan te toonen waarom -, of in welke opzichten het apocriefe evangelieverhaal in strijd is met de door mij voorgestane opvatting en verklaring. Ook zou hij zijne lezers zeer verplicht hebben met aan te toonen, hoe uit het door hem medegedeelde eene nieuwe verklaring kan worden afgeleid. Het schijnt namelijk dat deze ‘voor de hand’ ligt, maar misschien zullen enkelen haar, met mij, zóó heel gemakkelijk niet kunnen vinden.
Leiden, 27 Juli 1897.
A. Beets.