Noord en Zuid. Jaargang 20
(1897)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 443]
| |
Bralbaak.In den Index Batavicus in 1701 te Leiden verschenen geeft Adriaan Pars een afschrikkend voorbeeld van een Lijkdicht ter eere van Maria StuartGa naar voetnoot1) en daarin spreekt hij haar o.a. aan als: ‘Maria, bralbaak der Vorstinnen.’
die eeretitel is mij tot heden onbekend gebleven en in geen enkel woordenboek heb ik het woord gevonden. Aan het Wdbk. op Hooft ontleend Oudemans de beteekenis van brallende = in triumf; uit Vondel De Hymen van Oranje en Britanje regel 22, waar het heet: 't Is de dochter van Britanje
Vrouw Maria, die dus bralt
En den zoon van 't fiere Oranje
Schaemroot in zijne armen valt.
Oudemans verklaart dit woord met pralen, pronken, prijken, schitteren. Bij Vondel komt het woord brallen nogmaals voor (niet door Oudemans aangehaald) Ovidius II, 490: De Roomsche jongkvrou dient om trots hierme te brallen.
Van Lennep teekent er uit Huydecoper bij aan, dat dit woord hem ‘nooit behaagd heeft’ en dat men het ‘sints eene eeuw bij onze beste dichters vindt.’ Hij verwijst naar: Hooft Geer. v. Velz. I; Vollenhove Broedermoort I; id. III, 2; ReullaertGa naar voetnoot2) Poezij bl. 79; Hoogvliet, Ovid. Feest. IV, bl. 119 e.v.a. | |
[pagina 444]
| |
Van Lennep wijst er op, dat brallen weer veel gebruikt wordt, vooral door Bilderdijk en dat deze het Huydecoper zeer kwalijk neemt, dat hij het woord niet mooi vindt. Dat het woord na zoo goed als dood geweest te zijn en weer in gebruik te zijn genomen, thans vergeten is, mag doen gelooven, dat het geen levensvatbaarheid heeft, trouwens, druk is het nooit gebruikt. Het komt maar tweemaal bij Vondel voor en een paar maal bij Starter (zie de Jager, Bild., bl. 156); maar Bogaerts wijst op niet minder dan veertien plaatsen bij Bild., waar het gebruikt is; bij Kil. komt het niet voor. Op al deze plaatsen komt het woord voor in eene beteekenis, die met de verklaring van Oudemans overeenkomt, versterking van pralen. Het woord bralbaak zal dus moeten beteekenen schitterende baak. Het Wdbk. sub. baak geeft een citaat uit Hooft Ged. I, 296: Edel ooghen, gezeghende vieren,...
Bronnen van blijschappe, brallende baken.
Deze laatste woorden doen aan de bralbaak van Pars denken. Onder de Samenst. van Baak komt het woord in het Wdbk. niet voor. Het zou mij aangenaam zijn, te weten, of het woord bralbaak meer voorkomt en zoo ja, waar. Sinds dit geschreven werd, verscheen Wdbk. III. 7 met een zeer uitvoerig artikel over brallen, waarbij wel niet de samenstelling bralbaak werd opgegeven, maar toch verwezen wordt (kol. 1014) naar Hooft Ged. 1, 296, waar, als boven, van brallende baken gesproken wordt. Amsterdam. Taco H. de Beer. |
|