Noord en Zuid. Jaargang 20
(1897)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 377]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boekbeoordeelingen.Jahresbericht über die Erscheinungen auf dem Gebiete der Germanischen Philologie. 17e jaargang 1895. (391 bladz. 8o.) Van de oprichting af ontvang ik jaarlijks met groot genoegen dit volledigste van alle overzichten, eenig in de gescheidenis der Philologie. De inhoud is verdeeld als volgt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De groote waarde van dit verslag bestaat in de volledigheid en de volstrekte onpartijdigheid der samenstelling en wel op deze wijze: we vinden hier de titels niet alleen van alle boeken, maar ook van alle tijdschriftartikelen over de onderwerpen tot deze een-en-twintig afdeelingen behoorende. Bij ieder boek en bij ieder artikel van eenige bijzondere beteekenis wordt de hoofdinhoud, of althans de strekking opgegeven en met enkele woorden ook de strekking der beoordeelingen, waarnaar geregeld verwezen wordt. Tot de de studie der philologen behooren in Duitschland dus een-en-twintig vakken, elk in eenige rubrieken verdeeld en een nauwkeurige beschouwing van dit omvangrijk overzicht levert ons het treurig maar overtuigend bewijs, dat onze Nederlandsche philologie sukkelt aan onvolledigheid, kleurloosheid, eentonigheid, bekrompenheid. Van 52 nrs. zijn er 22 gewijd aan middelnederlandsch wel meerendeels tijdschriftartikelen, maar dat is ook het geval met de 30 andere nrs. Bovendien: de uitgave van Verdam's Woordenboek en van te Winkel's Bibliotheek laat niet veel ruimte voor afzonderlijke uitgaven op het gebied van mnl. We komen - als we de Nederlandsche philologie met de Duitsche vergelijken - tot de treurige ontdekking, dat men ten onzent de studie van het middelnederlandsch als de eenige taalstudie beschouwt en dat alle wijsheid en wetenschap daaruit geput moet worden. Het is werkelijk de niet te prijzen of te loven richting van onzen tijd, dat er oneindig minder wordt geschreven dan afgeschreven, er is eene ware woede uitgebarsten, waarmede alle oude papieren leesbaar worden overgeschreven en naar de drukkerij gestuurd: dat heet bronnenstudie, archiefstudie en derg. Maar is het thans levend overweldigend geleerd geslacht dan zoo onbeschrijfelijk arm aan eigen gedachten en aan eigen inzicht, dat het grootste gedeeite van hun arbeid moet bestaan in het (overigens dikwijls zeer nuttige) laten overdrukken van wat anderen eeuwen geleden hebben geschreven meestal zonder dat de inhoud van het geschrevene tot de uitgave deed besluiten? Hoeveel rubrieken zijn er in deze lijst opgegeven, die aan de belangstelling onzer geleerden geheel ontgaan? Ja, in die rubrieken ontmoeten wij allerlei bijdragen ook van Nederlanders en het Autoren-register noemt: dr. A. Beets, dr. J. Bergsma*, prof Blok, T. de Boer, van Borssum Waalkes, prof. ten Brink, Broeckaart, dr. Buitenrust Hettema, prof. Cosijn, Dirks, prof. Fockema Andreae, prof. Fruin, Gaarenstroom*, prof. Gallée, Gratama, Halbertsma, prof. van Helten, prof. Kalff, dr. Kern, dr. Kluyver, dr. Kollewijn, dr. Kossmann, dr. Lageman, dr. Muller, Prinsen*, Schook*, dr. Stoett*, C. Stoffel, dr. Suringar, prof. Symons, prof. Uhlenbeck, van Veerdeghem, van de Ven, prof. Vercoullie, prof. Verdam, Vierhout*, prof. de Vreese, W. de Vries, Wagenaar, prof. te Winkel, Joh. Winkler, dr. Worp* (die met * geteekend naar aanleiding van een artikel in Noord en Zuid) als schrijvers die in 1895 wat geleverd hebben. Maar wat vinden we over 1895 aangeteekend, dat tot iets anders moet dienen dan om ons woordenboek te verrijken? Niets dan prof. Kalff's Literatuur en Tooneel te Amsterdam. Er wordt alom gewerkt om uit allerlei teksten woordjes te zoeken, ter volmaking, zelden van het Woordenboek der hedendaagsche taal, meestal van het mnl. Wbk., hoogstens van het etym. woordenboek. Maar: zeden, gewoonten, gebruiken, kleederdracht, sagen, legenden, geschiedenis der | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
letterkunde, bronnen van oudere schrijvers, vergelijkende literatuurgeschiedenis in het algemeen, de taal der schrijvers uit den bloeitijd en later en nog zeer vele andere zaken, deze schijnen onzen philologen niet droog genoeg en daarom der moeite van eene ernstige behandeling niet waard. Het ligt voor de hand, dat hier en daar een enkele onbevoegde aan 't werk gaat en dwaze dingen vertelt, die later ingang vinden, maar het echte werk blijft ongedaan. In Duitschland is de geleerdste man niet te beroemd om artikelen van beteekenis te schrijven, die ook voor den ontwikkelden man leesbaar zijn, al is hij geen vakman. Dat daar zoovelen oude sermoenen en levens van Jezus overschrijven kan geen kwaad omdat er zooveel anderen zijn, die wat beters doen, maar hier gaat men langzamerhand gelooven, dat dàt de eenige wetenschap is en de kleinere geleerdheidjes oefenen zich alvast door brieven van kennissen en goede vrienden over te laten drukken, eer er gras op het graf des schrijvers heeft kunnen groeien. Er is een edeler en een vruchtbaarder taak te vervullen, die niet verwaarloosd mag worden, al vordert die wat meer gedachte en wat rijker geest. Taco H. de Beer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M.E. Barentz, Woordenboek der Engelsche Spreektaal, Amsterdam, Van Looy en Gerlings, f 3,90; geb. f 3,75.Hoewel men in ons tijdschrift geen aankondiging van een Engelsch woordenboek zou verwachten, behoort de bespreking van dit boek er in. We hebben hier namelijk een boek, met de woorden, welke men voor een groot gedeelte in onze couranten en verslagen in onze romans en reisbeschrijvingen telkens aantreft en die wel Engelsch zijn, maar in geen enkel Engelsch woordenboek voorkomen; trouwens onze Engelsche woordenboeken zijn niet veel bijzonders. Calisch is het minst slecht, ten Bruggencate geeft ons een nieuw, dat oneindig minder en nog veel onvollediger is en de kleintjes zijn alleen voor schoolgebruik en daarvan alleen Tieleman Pak en Teding van Berkhout aanbevelenswaardig. We vinden woorden en uitdrukkingen als Abraham man, Auld Reekie, Biddy, B.K.S., Bus-napper, Claras niet vertaald en in geen woordenboek te vinden, voor Dead sea fruit lezen wij ‘appelen van de Doode Zee’ of ‘Sodoms appelen’, zonder verdere verklaring; men leest van Excelsior State of Empire State, maar weet niet, wat er mee bedoeld wordt; wat fixtures zijn zegt ons geen woordenboek enz. enz. Dit alles en veel meer vindt men in dit woordenboek kort en duidelijk verklaard. Zij, die Engelsch lezen en zij. die in het Nederlandsch over Engeland en Amerika lezen, hebben dit boek noodig, tenzij zij Schele de Vere, Bartlett e.a. auteurs kunnen raadplegen. De spreektaal is het niet; het zijn woorden, die familliaar gebruikt worden in spreek- en schrijftaal; het boek kon nog veel meer bevatten, gelijk bovengenoemde auteurs bewezen hebben en enkele uitdrukkingen hadden dan ook wel gemist kunnen worden. Over het geheel genomen is het echter een goed boek en alle aanbeveling waardig. |