Noord en Zuid. Jaargang 20
(1897)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Brandhelder.‘More sijn sward alse brande.’ Dit is een van de algemeene waarheden, die ons in den Roman van MoriaenGa naar voetnoot1) worden verkondigd. De schrijver bedoelt klaarblijkelijk met sward alse brande hetzelfde wat hij een paar regels te voren aanduidt met pecsward en wat wij nu nog pikzwart noemen. Men kan zich dus een Mnl. adjectief brandzwart voorstellen; maar dan denken we onmiddellijk aan ons brandhelder, zoo helder als een brand en hiernaast stellen we, wat we lezen in den Spieghel Hist. III, 8, 8, 62. ‘Daer sach hi een cruce scone, claer gelijc enen brande.’ We zien, dat in 't Mnl. reeds tegenover sward alse brande stond claer (= helder, schitterend) gelijc enen brande. Hoe is die scherpe tegenstelling te verklaren? Ook hier weer geeft ons het Middelnederlandsch Woordenboek volop stof tot een antwoord. De eerste beteekenis, die we daar i.v. brant vinden opgegeven, is onze gewone, tegenwoordige van vuur, gloed, enz.; dan volgt de beteekenis van brandend stuk hout, hout dat gebrand heeft, houtskool, in 't algemeen, wat wij er nu nog onder verstaan nl. brandstof. Ik durf niet te beslissen - een der eerstkomende afleveringen van het Groote Woordenboek zal ons misschien spoedig opheldering geven - of het woord brand nu nog in die beteekenis tot de algemeene boekentaal behoort, maar zeker is het, dat het nog leeft in de zoogenaamde volkstaal en dat eene huismoeder de andere uitstekend verstaat, wanneer ze haar hoort klagen, dat er in een strengen winter zooveel aan brand opgaat. Brand nu in deze beteekenis hebben we noodig om sward alse brande te verklaren. ‘Hi trac enen brant uten viere ende sloech Ferguut sciere in dansichte met dien brande,’ staat er in den Ferguut 2669. ‘Si smeet die catte met enen brande soe dat daer die gheinsteren (= vonken) ute stoven.’ Belg. Museum 10, 69. Uitgaande van de beteekenis, die brand in de aangehaalde zinnen heeft, begrijpen we, dat ‘nu es hi swerter dan een brant’ Dietsche War. 2. 352 beteekenen moet: nu is hij nog zwarter dan een stuk hout dat op het vuur gelegen heeft, dan houtskool dus, en zoo is ook de regel uit den Moriaen te verklaren, waarmee wij begonnen. | |
[pagina 131]
| |
Ik kan mij voorstellen, dat men oppervlakkig oordeelend, geneigd zou zijn ons brandhelder te verklaren enkel met behulp van de tot nu toe besproken beteekenissen. Brand beteekent immers vuur, brandend stuk hout, fakkel zelfs. Welnu, bij een brand is het helder, je kunt, als hij 's nachts uitbreekt om je heen zien, of het helder dag was; of: - brandhelder beteekent zoo helder als een brandend stuk hout, als een fakkel. Men zal mij toegeven, dat men daarbij te zeer onder den indruk van ons electrisch licht, gasgloeilicht enz. verkeert. We hebben verder gezien, dat de vergelijking, die in brandhelder zit niet van vandaag of gister is, dat men reeds in de Middeleeuwen van een kruis zei, dat het was ‘Claer gelijc enen brande.’ We voelen, dat de vergelijking van den glans, die een kruis omstraalt, met den rossen gloed van een middeleeuwsch haardvuur nu juist niet treffend is. Evenmin is het te denken, dat de fantazie van onze Hollandsche huismoeder, als ze - de huismoeder nl. - haar heldere, schitterend witte lakens staat te rekken, daarbij een vergelijking met een brandend stuk hout of een brandende woning dulden zou. Gelukkig treffen we nog een andere beteekenis van het woord brand aan, die alle bezwaren opheft, een beteekenis, waarbij schitterend, helder, glinsterend uitstekend te pas komen. Brand beteekent nl. in 't Mnl. ook zwaard, het flikkerende, glinsterende wapen. In die beteekenis vinden we het in den Moriaen 1377. ‘(Hi) toech ter vart sinen brant.’ = Hij trok terstond zijn zwaard. Mor. 2575. ‘Daer ne was gespart man no parel van des goeds ridders brande.’ = Niets werd ontzien door, was veilig voor het zwaard van den dapperen ridder. Zoo wordt er ook menigmaal gesproken van ‘enen scerpen snidenden brant.’ Stel ze u naast elkaar voor, het zorgvuldig in zijn lengtevouwen geplooide tafellaken languit over de keukentafel, pas thuis gekomen uit de wasch, zooeven gemangeld, gereed om opgeborgen te worden in het Heilige der Heiligen, de linnenkast, schitterend, helder wit, een wellust der oogen voor heel het vrouwelijk deel der Hollandsche huishouding en daarnaast het langste, breedste, blankste middeleeuwsche slagzwaard, dat uw verbeelding of uw museum-herinneringen u maar voortooveren kunnen, stel ze u beide voor op de keukentafel, naast elkaar en - il n'y a qu'un pas! Dat er echter reeds vroeg een vergelijking bestond, waarbij men brand in de beteekenis van vuur dient te nemen, blijkt uit het bij | |
[pagina 132]
| |
Kiliaen voorkomende brandnieuw, dat hij gelijkstelt met vier-nieuw, dat hij vertaalt door pas uit de werkplaats gekomen. Vier-nieuw gheld is bij Kiliaen pas geslagen geld, dus ons gloed nieuw. Hoe nu de zoo zeer tegenover elkaar staande beteekenissen van licht en donker bij het woord brand te verklaren zijn, Dr. L. Te Winkel heeft er het zijne al van gezegd in het N.N. Taalmagazijn IV 135, en Prof. van Helten geeft in korte woorden dit betoog weer, waar hij in de Taal en Letterbode IV, 25, over een dergelijk verschijnsel naar aanleidig van het woord pronken spreekt. We leeren daar, dat van den stam bran, branden, een adj. brun, ons bruin komt, dat met actieve beteekenis voor brandend, glinsterend, met passieve voor verbrand, bruin, donker (vgl. licht en bruin als schilders-uitdrukking voor licht en donker en het fr. overgenomen brune, avondschemering) gold. Hierdoor ook kreeg brand als activum in het Mnl. de beteekenis van het schitterende voorwerp, het zwaard, terwijl het, als passivum bruin, donkerkleurig heet in de bij Kiliaen vermelde samenstellingen brandvos, brandhert, brandslang, brandmees, d.i. vos, hert, slang, mees van donkerbruine kleur. Voor de afleiding van bruin door L. Te Winkel gegeven en door. Prof. v. Helten overgenomen, durf ik niet instaan en ik beveel de bekende etymologiesche woordenboeken van Kluge, Vercoullie en Franck in voce bruin zeer in de ernstige overweging van den lezer aan. Wat brand betreft, we zien weer, hoe de taal uitgaande van een enkel begrip, dat in branden zit, tot de meest verschillende resultaten komt als in het besproken zwart als een brand en helder als een brand.Ga naar voetnoot1) P. |
|