De harp aan de wilgen hangen.
De uitdrukking ontleend aan Ps. CXXXVII: 2, beteekent: de poëzie laten varen, zich niet langer met zingen en dichten ophouden. Naar het bijbelsch verhaal van de Joden in ballingschap in Babylonië. De harp werd bij vroolijke feesten, ook van godsdienstigen aard gebruikt; dit hield op, toen de Joden in ballingschap waren. De wilg in Babylonië is de daar inheemsche treurwilg. (Salix Babylonica).