Heyse en Schwarz, beide in Nederland uitgegeven, en het Woordb. van van Dale? Men komt tot het volgende resultaat.
A. In de eerste plaats is ver afgeleid van var, varen, gaan en beteekent dus verwijdering, weg (Ten Kate).
Bij deze beteekenis hebben acht overgangen plaats, die men bij Brill kan vinden en overgenomen schijnen van Heyse. Schwarz heeft ze ook, maar de ontwikkeling is bij hem eenvoudiger.
1. Ver is weg (fort) verkoopen, verdringen, verstoren (iemand boos maken, buiten zich zelven brengen).
2. Uit de beteekenis van verwijdering volgt verwijdering van het rechte standpunt of doel; vandaar verkeerd handelen: verrekenen, verleiden, verdraaien. Dus = mis.
3. Uit dezelfde beteekenis voortzetting eener handeling: verbruiken, enz.
4. Bij uitbreiding dezer beteekenis overmaat: vervelen, verlieven.
5. Uit de beteekenis van onttrekken aan iets: verzegelen, versteken, verbieden (door gebieden verhinderen).
6. Iets verbergen door met iets te voorzien: vergulden, enz.
7. Overgang van een toestand in een anderen: verarmen, versteenen, verbleeken.
8. Tot versterking bij w.w. van inchoatieve of causatieve beteekenis: verontschuldigen, verontreinigen, verbouwen (graan).
Volgens Brill doet ver niets in verontschuldigen, verbouwen (graan), verhopen, vermissen, verblijven, verwijzen (naar iets) en vertrouwen. Dekker heeft dezelfde ww., uitgezonderd verhopen en verwijzen, daarentegen geeft hij vermeenen.
B. Ver is ontstaan uit er = ur. Maar nu had er vierderlei beteekenis.
1. Aus: erwählen (verkiezen).
2. Auf, empor: erschrecken, erwecken (verschrikken, verwekken).
3. Bis zu Ende: ertragen, erdrücken (verdragen, verdrukken).
4. Anfang oder Ausgang bei inchoativen verben: erlahmen, erstarken (verlammen, lam worden, versterken = sterk worden).
Er en ver, beide richtingen staan tegen elkander over:
er richting naar het pers. object (verwant met her): erlangen, erkaufen, erwerben; ver richting van het pers. object af: verlieren, verkaufen;
Er verandering van toestand, als ontwikkeling: verlichten, verkwikken;