Spreekwoorden.
De Nederlanders zijn ten allen tijde groote liefhebbers van spreekwoorden geweest en het aantal werken daaraan gewijd is overtalrijk. De oudste en veelal belangrijkste komen het meest ter algemeene kennis en daarom wenschen we de aandacht onzer lezers te vestigen op eene belangrijke uitgaaf van Campen, spreekwoordenverzameling uit het midden der zestiende eeuw.
Aan een schrijven van Dr. W.D.H. Suringar van Leiden, die de uitgaaf op zich heeft genomen, ontleenen wij het volgende:
In het jaar 1550 is in de stad Lampen, bij Peter Warnersen, een boekje met vrij wijdloopigen titel verschenen, welks vervaardiger onbekend is, waarom men het sedert eenigen tijd begonnen is kortheidshalve Campen te noemen. De titel luidt aldus:
Gemeene Duytsche Spreckwoorden:
Adagia oft Prouerbia ghenoemt.
Seer ghenuechlick om te lesen, ende oock profijtelick om te weten, Allen den gheenen die der wijslick willen leeren Spreken ende Schrijuen.
Blijkbaar heeft de vervaardiger zich voorgesteld een leesboekje te leveren, waaruit het richtig gebruik der moedertaal zou kunnen worden aangeleerd; in welk opzicht het destijds, toen nog bijna geenerlei pogingen daarvoor aangewend waren, waarschijnlijk wel eenigen dienst zal bewezen hebben. Later, toen betere hulpmiddelen verschenen waren, bleef het ongebruikt, raakte het in vergetelheid en ging bijna verloren, gelijk met zoovele kleinere geschriften geschied is.
Dit boekje bleef bijna drie eeuwen lang in vergetelheid rusten, tot Prof. Meijer een van de zeldzaam overgeblevene exemplaren machtig werd en in 1836 een gedeelte daaruit mededeelde in zijne te Groningen uitgegevene Oude Nederlandsche Spreuken en Spreekwoerden. - Later heeft Harrebomée den inhoud van dit boekje in zijn Spreekwoordenboek opgenomen; natuurlijk snippersgewijze, zooals de aard van zijn Woordenboek de plaatsing van ieder spreekwoord vorderde. Compleet is het boek niet weer verschenen.
Prof. Meijer heeft van de 2409 spreekwoorden, er slechts 950 opgenomen, en daarin menigmaal woorden uitgelaten, zelfs ook wel eens iets tusschengevoegd of eigendunkelijk veranderd; niet zelden ook heeft hij den tekst, die met oud Gothische letters gedrukt is, geheel verkeerd gelezen. Buitendien kan hem, wat geen mindere grief is, verweten worden, dat hij, blijkens de toegevoegde ‘Taalkundige Aanteekeningen’ zeer vele spreekwoorden verkeerd heeft opgevat, vooral doordat hij naar geen andere geschriften over dit onderwerp heeft omgezien, die hem hadden kunnen inlichten, en dat hem dus ook geheel onbekend gebleven is, dat een groot gedeelte van deze Spreekwoordenverzameling letterlijk vertaald is uit Duitsche verzamelingen, en wel voornamelijk uit die van Agricola, welke twintig jaren vroeger verschenen was.
Harrebomée heeft wel meer in zijn Spreekwoordenboek opgenomen, doch is daarbij met zoo weinig oordeel te werk gegaan, dat hij zeer vele spreekwoorden, door ze zoogenaamd in moderne taal over te gieten, zoo verhaspeld heeft, en, door toevoeging van vreemde bestanddeelen, zoo onkenbaar heeft gemaakt, dat men ze daarin nauwelijks kan terugvinden. Wel is Harrebomée ettelijke malen op het rechte pad gebracht door aan-