De negatie EN.
Mag ik mij, aangaande eerre plaats van uw hooggeschat tijdschrift ‘Noord en Zuid’ (no. 1, jaarg. 1888) eene kleine aanmerking veroorloven?
Op blz. 20-21 lees ik nagenoeg hetgene volgt:
a.) ‘Alleen in Zuid-Nederland wordt de negatie en bij de volksklasse nog dagelijks gebruikt’;
b.) ‘Ze komt alleen nog voor in die streken, welke onmiddellijk ten noorden van of wel op de grens liggen tusschen het Waalsch en het Vlaamsch gedeelte van België’;
c.) ‘In het Nederlandsch sprekende deel van België en Nederl. is de ontkenning ne of en uitgestorven’.
Deze drieledige stelling is uiterst gewaagd, ja, onverdedigbaar. (Voor wat België betreft, natuurlijk.) Niet alleen de volksklassen, maar ook onze beschaafde, ontwikkelde klassen hebben die negatie nog gestadig in den mond.
En liggen de steden Ninove, Aalst, Dendermonde, Lokeren en Gent, dan onmiddellijk boven de scheidslijn van Waalsch- en Vlaamsch-Belgïë? En nochtans wordt gezegde ontkenning daar nog dagelijks in de spreektaal gehoord. Het voorgaande werpt dus de stelling c.) teenemaal omver. Wat ik voor Vlaanderen bevestig, geldt overigens in gelijke mate voor Brabant. Hier op de grens dezer twee provinciën geplaatst, ken ik beide evengoed.