Noord en Zuid. Jaargang 10
(1887)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Bilderdijkiana.In het onlangs verschenen zesde deel van Jonckbloet's geschiedenis der Vaderlandsche letterkunde wordt over den grooten dichter Bilderdijk eene belangrijke bijdrage geleverd. Daarop maakte ik eenige aanteekeningen, welke ik hieronder laat volgen, in de hoop, dat zij de goedkeuring van de beoefenaars onzer letterkunde mogen wegdragen.
Jonckbloet; t.a.p. bl. 4. Het verwondert mij, dat J. geen nota heeft genomen, van hetgeen over B's afkomst werd meegedeeld in den Spectator (jaarg. 1881 bl. 288 en jaarg. 1884, bl. 346 en bl. 411). De kennisneming van het aldaar verhandelde zou J. behoed hebben voor eenige onjuistheden, welke in zijn werk geslopen zijn.
id. t.a.p. bl. 6. ‘Dr. Wap legt hem nog deze woorden in den mond, die ik echter niet weet t'huis te brengen:’ J. - De bedoelde woorden heeft Dr. Wap met eene geringe wijziging aan B's levensbeschrijving ontleend, geplaatst in de Mengelingen en Fragmenten, nagelaten door Mr. W. Bilderdijk, Amsterdam 1834. Aldaar heet het op bl. 3: ‘Deze had niet dan ééne dochter, die aan den vermaarden predikant Jacobus Laurentius huwde, uit wien mijne moederlijke familie | |
[pagina 63]
| |
is, en wiens grafstede in de Nieuwe of Oude Kerk te Amsterdam, door een laurierboom op den zerk kennelijk, ons eigen gebleven is, en waarin ik mij altijd voorstelde bijgezet te zullen worden.’
id. t.a.p. bl. 13. ‘De Beschouwing der vijf tafereelen van Josephs leven, in 1770 uitgegeren, maar een paar jaar vroeger geschreven...’ J. Dit is onjuist. Het gedicht, door B. op 14-jarigen leeftijd vervaardigd, werd niet in 1770, maar in 1771 uitgegeren. Zoo leest men in den catalogus van B's nagelaten werken (op bl. 70): ‘912. Beschouwing der vijf tafereelen van Josephs leven, uitgegeven in 1771. Leiden 1830. 9 exempl.’ Ook Klinkert geeft dit jaartal op in zijne Lijst der Werken van B. en zijne vrouwe; bl. 5, kol. 2: ‘Beschouwing der vijf Tafereelen van Josephs Leven, afgebeeld door den schilder J.v.D....Ga naar voetnoot1) en uitgegeven in 1771 in de: Algem. Vaderl. Letteroefen. 1772, 2de stuk, bl. 32. Herdr. te Leyden. L. Herdingh en zoon 1839 gr. 8o.’ id. t.a.p. bl. 15, noot 1. ‘Of is er werkelijk reeds een druk van 1779, zooals Dr. De Jager zegt?’ Deze vraag kan met een volmondig ja beantwoord worden. Op bl. 13 van Klinkert's bovengenoemde lijst wordt een druk van 1779 vermeld en nauwkeurig beschreven. Mr. J. Pan handelt er breedvoerig over; hij zegt er vanGa naar voetnoot2): ‘De heer Glinderman vermeldde reeds in zijne Lijst eene vroegere uitgave der Verlustiging in zamengevoegde losse blaadjes, en alleen voor vrienden gedrukt. In onze aanteekeningen op die Lijst merkten wij aan, dat B. in de Brieven, I, 141Ga naar voetnoot3) van een vroegeren onvolledigen druk gewaagde, welke ook voorkwam op den Catalogus der boeken van den heer Ameshoff in 1842 te Amsterdam verkocht. Deze is door den heer Klinkert in zijne Lijst nauwkeurig omschreven, en bevat, volgens zijne opgave, vier stukjes, die in de vol- | |
[pagina 64]
| |
ledige uitgave van 1781 niet voorkomen; als: 1o. Anacreontisch zangstukje, later in de Bloemptjens bl. 101 opgenomen. 2o De Zwaluw. 3o De Wijn, en 4o Op de Zinnebeeldige Teekening van den invloed der Dichtkunst op het Staatsbestuur. Bovendien wordt in enkele exemplaren ook nog een stukje met het opschrift Vergenoegen aangetroffen, in de Lijst bij den heer Klinkert afzonderlijk in v. vermeld. Hij bericht mij, drie exemplaren dezer vroegere uitgave te hebben vergeleken, welke onderling verschilden; een bewijs te meer, dat deze uit losse blaadjes is zamengesteld, waarvoor ook het ontbreken der cijfers op de bladzijden pleit’
id. t.a.p. bl. 26, noot 3. Fingal, naar Ossiaan, verscheen in twee deelen. Zie o.a. Klinkert's Lijst, bl. 7 en die van Glinderman, bl. 8.
id. t.a.p. bl. 34, noot 7. De eerste druk van de Verhandeling over de geslachten der naamwoorden is van 1805. Zie Klinkert's Lijst bl. 13, kol 2 en die van Glinderman bl. 8; ook Cat. van B's nagelaten werken, onder nommer 952. id. t.a.p. bl. 35, noot 3. Uitzicht op mijn dood verscheen voor het eerst in 1829. Zie Klinkert's Lijst, bl. 13 kol. 1 en die van Glinderman, bl. 24; ook Cat. van B's nagelaten werken, onder nommer 1074.
Zutfen, 30 Dec. '86. Joh. Gimberg. |
|